Verordening 2017/2395 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de overgangsregelingen ter beperking van de gevolgen van de invoering van IFRS 9 voor het eigen vermogen en ter behandeling als grote risicoblootstellingen van blootstellingen met betrekking tot bepaalde overheidsinstanties welke in de nationale valuta van een lidstaat luiden

1.

Wettekst

27.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 345/27

 

VERORDENING (EU) 2017/2395 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 december 2017

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de overgangsregelingen ter beperking van de gevolgen van de invoering van IFRS 9 voor het eigen vermogen en ter behandeling als grote risicoblootstellingen van blootstellingen met betrekking tot bepaalde overheidsinstanties welke in de nationale valuta van een lidstaat luiden

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 24 juli 2014 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) International Financial Reporting Standard (IFRS) 9 Financiële instrumenten (IFRS 9) gepubliceerd. IFRS 9 beoogt de financiële rapportage van financiële instrumenten te verbeteren door het aanpakken van problemen die zich op dit gebied tijdens de financiële crisis hebben aangediend. IFRS 9 komt met name tegemoet aan de G20-oproep om tot een meer toekomstgericht model voor de opname van verwachte kredietverliezen op financiële activa te komen. IFRS 9 vervangt in dit verband internationale standaard voor jaarrekeningen (IAS) 39.

 

(2)

De Commissie heeft IFRS 9 goedgekeurd bij Verordening (EU) 2016/2067 van de Commissie (4). Overeenkomstig die verordening zullen kredietinstellingen en beleggingsondernemingen („instellingen”) die voor de opstelling van hun jaarrekeningen gebruikmaken van IFRS, verplicht zijn IFRS 9 toe te passen vanaf de aanvangsdatum van hun eerste boekjaar dat op of na 1 januari 2018 van start gaat.

 

(3)

De toepassing van IFRS 9 zou kunnen leiden tot een plotselinge aanzienlijke toename van voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen en bijgevolg tot een plotselinge daling van het tier 1-kernkapitaal van instellingen. Terwijl het Bazels Comité voor bankentoezicht momenteel de langetermijnregulering van voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen bekijkt, moeten er in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) overgangsregelingen worden ingesteld om de mogelijk aanzienlijke negatieve effecten van voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen op tier 1-kernkapitaal te beperken.

 

(4)

In zijn resolutie van 6 oktober 2016 over internationale standaarden voor financiële verslaglegging: IFRS 9 (6) heeft het Europees Parlement opgeroepen tot een geleidelijke invoeringsregeling die het effect van het nieuwe waardeverminderingsmodel van IFRS 9 zal verzachten.

 

(5)

Indien de openingsbalans van een instelling op de dag dat zij IFRS 9 voor de eerste maal toepast als gevolg van toegenomen voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen, inclusief de voorziening voor tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietwaardigheid als omschreven in bijlage A bij IFRS 9 als vervat in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (7) („Bijlage inzake IFRS 9”), een daling van het tier 1-kernkapitaal te zien geeft ten opzichte van de eindbalans op de dag ervoor, moet het de instelling tijdens een overgangsperiode worden toegestaan een deel van de toegenomen voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen op te nemen in haar tier 1-kernkapitaal. Die overgangsperiode moet een maximale looptijd hebben van vijf jaar en beginnen in 2018. Het gedeelte voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen dat in het tier 1-kernkapitaal kan worden opgenomen, moet in de loop van de tijd afnemen tot nul, met het oog op volledige toepassing van IFRS 9 op de dag onmiddellijk na afloop van de overgangsperiode. Het effect van de voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen op tier 1-kernkapitaal mag niet volledig worden geneutraliseerd tijdens de overgangsperiode.

 

(6)

Het is aan de instellingen om te beslissen of zij die overgangsregelingen toepassen, en zij stellen de bevoegde instantie daarvan op de hoogte. Tijdens de overgangsperiode moet een instelling de mogelijkheid hebben om haar initiële besluit eenmalig terug te draaien, met voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit die ervoor moet zorgen dat een dergelijk besluit niet wordt ingegeven door overwegingen die lijken op reguleringsarbitrage.

 

(7)

Aangezien voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen die zijn getroffen na de dag waarop een instelling voor het eerst IFRS 9 toepast onverwacht zouden kunnen toenemen vanwege verslechterende macro-economische vooruitzichten, moet instellingen in dat geval extra ademruimte worden verleend.

 

(8)

Instellingen die besluiten om overgangsregelingen toe te passen, moeten worden verplicht de berekening van de rechtstreeks door voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen getroffen toetsingsvermogensbestanddelen aan te passen, opdat zij geen oneigenlijke vermindering van het toetsingsvermogen genieten. De specifieke kredietrisicoaanpassingen waarmee de waarde van de blootstelling wordt verminderd uit hoofde van de standaardbenadering voor het kredietrisico, moet bijvoorbeeld worden verminderd met een factor waardoor de blootstellingswaarde stijgt. Dit moet ervoor zorgen dat een instelling niet zal profiteren van zowel een verminderde blootstellingswaarde als een verhoging van haar tier 1-kernkapitaal vanwege overgangsregelingen.

 

(9)

Instellingen die besluiten om de in deze verordening gespecificeerde IFRS 9-overgangsregelingen toe te passen, moeten hun eigen vermogen, kapitaalratio’s en hefboomratio’s, zowel met als zonder de toepassing van die regelingen, openbaar maken, zodat het publiek kan bepalen welk effect die regelingen hebben.

 

(10)

Het is ook wenselijk in overgangsregelingen te voorzien met betrekking tot de vrijstelling van de limiet voor grote risicoblootstellingen die beschikbaar is voor blootstellingen met betrekking tot schulden van bepaalde overheidsinstanties van lidstaten welke in de nationale valuta van een lidstaat luiden. De overgangsperiode moet drie jaar duren, te rekenen vanaf 1 januari 2018, voor blootstellingen van dit type die zijn ontstaan op of na 12 december 2017, terwijl blootstellingen van dit type die zijn ontstaan vóór die datum onder grandfatheringbepalingen moeten vallen en de vrijstelling voor grote risicoblootstellingen moeten blijven genieten.

 

(11)

Om het mogelijk te maken dat de overgangsregelingen waarin deze verordening voorziet vanaf 1 januari 2018 worden toegepast, moet deze verordening in werking treden op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

 

(12)

Verordening (EU) nr. 575/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 473 bis

Invoering van IFRS 9

  • 1. 
    In afwijking van artikel 50 en tot het einde van de in lid 6 van dit artikel bedoelde overgangsperiode is het de volgende instellingen toegestaan te voorzien in de opname in hun tier 1-kernkapitaal van het overeenkomstig onderhavig lid berekende bedrag:
 

a)

instellingen die hun jaarrekening opstellen volgens de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002;

 

b)

instellingen die, uit hoofde van artikel 24, lid 2, van deze verordening, actiefposten en posten buiten de balansstelling waarderen en het eigen vermogen bepalen in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002;

 

c)

instellingen die actiefposten en posten buiten de balansstelling waarderen volgens standaarden voor jaarrekeningen uit hoofde van Richtlijn 86/635/EEG met gebruikmaking van een model voor de te verwachten kredietverliezen dat identiek is aan het model dat wordt gebruikt in internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002.

Het in de eerste alinea bedoelde bedrag wordt berekend als de som van:

 

a)

voor blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van toepassing is, het bedrag (ABSA) dat wordt berekend volgens de volgende formule:

waarbij:

A2,SA = het bedrag dat overeenkomstig lid 2 is berekend;

A4,SA = het bedrag dat overeenkomstig lid 4 is berekend op basis van de bedragen die overeenkomstig lid 3 zijn berekend;

f= de in lid 6 bepaalde toepasselijke factor;

t= toename van tier 1-kernkapitaal doordat de bedragen A2,SAen A4,SA van de belastingen afgetrokken kunnen worden;

 

b)

voor blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van toepassing is, het bedrag (ABIRB) dat wordt berekend volgens de volgende formule:

waarbij:

A2,IRB = het bedrag dat overeenkomstig lid 2 is berekend en overeenkomstig lid 5, onder a), is aangepast;

A4,IRB = het bedrag dat overeenkomstig lid 4 is berekend op basis van de bedragen die overeenkomstig lid 3 zijn berekend en die overeenkomstig lid 5, onder b) en c), zijn aangepast;

f= de in lid 6 bepaalde toepasselijke factor;

t= toename van tier 1-kernkapitaal doordat de bedragen A2,IRB en A4,IRB van de belastingen afgetrokken kunnen worden.

  • 2. 
    Instellingen berekenen de bedragen A2,SA en A2,IRB bedoeld in lid 1, tweede alinea, onder a), respectievelijk onder b), als het grootste van de bedragen in de onder a) en b) van dit lid afzonderlijk voor hun blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van toepassing is, en voor hun blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van toepassing is:
 

a)

nul;

 

b)

het bedrag dat overeenkomstig punt i) is berekend, verminderd met het bedrag dat overeenkomstig punt ii) is berekend:

 

i)

de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van IFRS 9 als vervat in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie („Bijlage inzake de IFRS 9”), en het bedrag van de voorziening voor tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, per 1 januari 2018 of op de datum van de eerste toepassing van IFRS 9;

 

ii)

het totale bedrag aan bijzonderewaardeverminderingsverliezen op financiële activa die als leningen en vorderingen zijn aangemerkt, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa, zoals gedefinieerd in punt 9 van IAS 39, met uitzondering van eigenvermogensinstrumenten en rechten van deelneming of aandelen in instellingen voor collectieve belegging, bepaald overeenkomstig de punten 63, 64, 65, 67, 68 en 70 van IAS 39 als vervat in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008, per 31 december 2017 of op de dag voorafgaand aan de datum van de eerste toepassing van IFRS 9.

  • 3. 
    Instellingen berekenen het bedrag waarmee het in punt a) bedoelde bedrag het in punt b) van dit lid bedoelde bedrag overschrijdt afzonderlijk voor hun blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van toepassing is, en voor hun blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van toepassing is:
 

a)

de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietwaardigheid, zoals omschreven in bijlage A bij de bijlage inzake IFRS 9, per de verslagdatum;

 

b)

de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietwaardigheid, zoals omschreven in bijlage A bij de bijlage inzake IFRS 9, per 1 januari 2018 of op de datum van de eerste toepassing van IFRS 9.

  • 4. 
    Voor blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van toepassing is, wanneer het overeenkomstig lid 3, onder a), vermelde bedrag hoger is dan het in lid 3, onder b), vermelde bedrag, stellen de instellingen A4,SA gelijk aan het verschil tussen die bedragen, en anders aan nul.

Voor blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van toepassing is, wanneer het overeenkomstig lid 3, onder a) vermelde bedrag, na toepassing van lid 5, onder b), hoger is dan het in lid 3, onder b), vermelde bedrag voor die blootstellingen, na toepassing van lid 5, onder c), stellen de instellingen A4,IRB gelijk aan het verschil tussen die bedragen, en anders aan nul.

  • 5. 
    Voor blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van toepassing is, passen de instellingen de leden 2 tot en met 4 als volgt toe:
 

a)

voor de berekening van A2,IRB verminderen instellingen elk van de overeenkomstig lid 2, onder b), i) en ii), van dit artikel berekende bedragen met de som van de overeenkomstig artikel 158, leden 5, 6 en 10, berekende bedragen aan te verwachten verliezen per 31 december 2017 of op de dag voorafgaand aan de datum van de eerste toepassing van IFRS 9. Indien de berekening voor het in lid 2, onder b), i), van dit artikel bedoelde bedrag een negatief getal tot resultaat heeft, stelt de instelling de waarde van dat bedrag gelijk aan nul. Indien de berekening voor het in lid 2, onder b), ii), van dit artikel bedoelde bedrag een negatief getal tot resultaat heeft, stelt de instelling de waarde van dat bedrag gelijk aan nul;

 

b)

instellingen vervangen het overeenkomstig lid 3, onder a), van dit artikel, berekende bedrag door de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietwaardigheid, zoals omschreven in bijlage A van de bijlage inzake IFRS 9, verminderd met de som van gerelateerde bedragen aan te verwachten verliezen voor dezelfde blootstellingen berekend overeenkomstig artikel 158, leden 5, 6 en 10, per de verslagdatum. Indien de berekening een negatief getal tot resultaat heeft, stelt de instelling de waarde van het in lid 3, onder a), van dit artikel, bedoelde bedrag gelijk aan nul;

 

c)

instellingen vervangen het overeenkomstig lid 3, onder b), van dit artikel, berekende bedrag door de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietwaardigheid, zoals omschreven in bijlage A van de bijlage inzake IFRS 9, per 1 januari 2018 of op de datum van de eerste toepassing van IFRS 9, verminderd met de som van gerelateerde bedragen aan te verwachten verliezen voor dezelfde blootstellingen berekend overeenkomstig artikel 158, leden 5, 6 en 10. Indien de berekening een negatief getal tot resultaat heeft, stelt de instelling de waarde van het in lid 3, onder b), van dit artikel, bedoelde bedrag gelijk aan nul.

  • 6. 
    De instellingen passen ter berekening van de bedragen ABSA en ABIRB bedoeld in lid 1, tweede alinea, onder a), respectievelijk onder b), de volgende factoren toe:
 

a)

0,95 gedurende de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018;

 

b)

0,85 gedurende de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019;

 

c)

0,7 gedurende de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020;

 

d)

0,5 gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021;

 

e)

0,25 gedurende de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022.

De instellingen waarvan het boekjaar ingaat na 1 januari 2018 maar voor 1 januari 2019 passen de data in de eerste alinea, onder a) tot en met e), zodanig aan dat zij overeenstemmen met hun boekjaar, delen de aangepaste data mee aan hun bevoegde autoriteit en maken deze openbaar.

De instellingen die de standaarden voor jaarrekeningen bedoeld in lid 1 op of na 1 januari 2019 beginnen toe te passen, passen de betreffende factoren toe overeenkomstig de punten b) tot en met e) van de eerste alinea, te beginnen met de factor die overeenstemt met het jaar van de eerste toepassing van die standaarden voor jaarrekeningen.

  • 7. 
    Indien een instelling een bedrag overeenkomstig lid 1 van dit artikel in haar tier 1-kernkapitaal opneemt, herberekent zij alle vereisten van deze verordening en van Richtlijn 2013/36/EU waarin gebruik wordt gemaakt van een van de onderstaande bestanddelen, zonder rekening te houden met de gevolgen voor deze bestanddelen van de voorzieningen voor de te verwachten kredietverliezen die zij in haar tier 1-kernkapitaal heeft opgenomen:
 

a)

het bedrag aan uitgestelde belastingvorderingen dat wordt afgetrokken van het tier 1-kernkapitaal overeenkomstig artikel 36, lid 1, onder c), of wordt risicogewogen overeenkomstig artikel 48, lid 4;

 

b)

de blootstellingswaarde zoals bepaald overeenkomstig artikel 111, lid 1, waarbij de specifieke kredietrisicoaanpassingen waarmee de blootstellingswaarde wordt verminderd worden vermenigvuldigd met de volgende schaalfactor (sf):

waarbij:

ABSA = het bedrag dat is berekend overeenkomstig lid 1, tweede alinea, onder a);

RASA = het totale bedrag aan specifieke kredietrisicoaanpassingen;

 

c)

het bedrag aan tier 2-bestanddelen, berekend overeenkomstig artikel 62, onder d).

  • 8. 
    Gedurende de in lid 6 van dit artikel bedoelde periode maken de instellingen die hebben besloten de in dit artikel beschreven overgangsregelingen toe te passen, naast de informatie die krachtens deel acht openbaar moet worden gemaakt, de bedragen openbaar van het eigen vermogen, het tier 1-kernkapitaal en tier 1-kapitaal, de tier 1-kernkapitaalratio, de tier 1-kapitaalratio, de totale kapitaalratio en de hefboomratio die zij zouden hebben indien zij dit artikel niet zouden toepassen.
  • 9. 
    Een instelling besluit of zij de in dit artikel beschreven regelingen tijdens de overgangsperiode toepast en stelt de bevoegde autoriteit uiterlijk 1 februari 2018 in kennis van haar besluit. Wanneer een instelling de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit heeft gekregen kan zij tijdens de overgangsperiode eenmalig haar besluit om overgangsmaatregelen als bedoeld in dit artikel toe te passen, terugdraaien. De instellingen maken in overeenstemming met deze alinea genomen besluiten openbaar.

Een instelling die heeft besloten de in dit artikel beschreven overgangsregelingen toe te passen, kan besluiten lid 4 niet toe te passen; in dat geval stelt zij de bevoegde autoriteit uiterlijk 1 februari 2018 in kennis van haar besluit. In dat geval stelt de instelling het bedrag A4 bedoeld in lid 1 gelijk aan nul. Wanneer een instelling de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit heeft gekregen kan zij tijdens de overgangsperiode eenmalig haar initiële besluit terugdraaien. De instellingen maken in overeenstemming met deze alinea genomen besluiten openbaar.

  • 10. 
    Uiterlijk op 30 juni 2018 vaardigt de EBA, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, richtsnoeren uit over de openbaarmakingsvereisten van dit artikel.”.
 

2)

In artikel 493 worden de volgende leden toegevoegd:

„4.   In afwijking van artikel 395, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten instellingen toestaan elk van de in lid 5 van dit artikel bepaalde blootstellingen aan te gaan die aan de in lid 6 van dit artikel vermelde voorwaarden voldoen, en wel binnen de volgende limieten:

 

a)

100 % van het tier 1-kapitaal van de instelling tot en met 31 december 2018;

 

b)

75 % van het tier 1-kapitaal van de instelling tot en met 31 december 2019;

 

c)

50 % van het tier 1-kapitaal van de instelling tot en met 31 december 2020.

De in de eerste alinea, onder a), b) en c), vermelde limieten gelden voor blootstellingswaarden na inaanmerkingneming van het effect van de kredietrisicolimitering overeenkomstig de artikelen 399 tot en met 403.

  • 5. 
    De in lid 4 beschreven overgangsregelingen gelden voor de volgende blootstellingen:
 

a)

actiefposten die vorderingen vertegenwoordigen op centrale overheden, centrale banken of publiekrechtelijke lichamen van lidstaten;

 

b)

actiefposten die vorderingen vertegenwoordigen welke uitdrukkelijk zijn gegarandeerd door centrale overheden, centrale banken of publiekrechtelijke lichamen van lidstaten;

 

c)

andere blootstellingen met betrekking tot of gegarandeerd door centrale overheden, centrale banken of publiekrechtelijke lichamen van lidstaten;

 

d)

actiefposten die vorderingen op regionale of lokale overheden van lidstaten vertegenwoordigen, welke overeenkomstig artikel 115, lid 2, worden behandeld als blootstellingen met betrekking tot een centrale overheid;

 

e)

andere blootstellingen met betrekking tot of gegarandeerd door regionale of lokale overheden van lidstaten, die overeenkomstig artikel 115, lid 2, worden behandeld als blootstellingen met betrekking tot een centrale overheid.

Voor de toepassing van de punten a), b) en c) van de eerste alinea gelden de in lid 4 van dit artikel beschreven overgangsregelingen uitsluitend voor actiefposten en andere blootstellingen met betrekking tot, of gegarandeerd door, publiekrechtelijke lichamen die overeenkomstig artikel 116, lid 4, worden behandeld als blootstellingen met betrekking tot een centrale, regionale of lokale overheid. Indien actiefposten en andere blootstellingen met betrekking tot, of gegarandeerd door, publiekrechtelijke lichamen overeenkomstig artikel 116, lid 4, worden behandeld als blootstellingen met betrekking tot een regionale of een lokale overheid, gelden de in lid 4 van dit artikel beschreven overgangsregelingen uitsluitend indien blootstellingen met betrekking tot die regionale of lokale overheid worden behandeld als blootstellingen met betrekking tot een centrale overheid, overeenkomstig artikel 115, lid 2.

  • 6. 
    De in lid 4 van dit artikel beschreven overgangsregelingen gelden uitsluitend indien een blootstelling als bedoeld in lid 5 van dit artikel, voldoet aan beide onderstaande voorwaarden:
 

a)

aan de blootstelling zou een risicogewicht van 0 % worden toegekend overeenkomstig de op 31 december 2017 geldende versie van artikel 495, lid 2;

 

b)

de blootstelling is aangegaan op of na 12 december 2017.

  • 7. 
    Een blootstelling als bedoeld in lid 5 van dit artikel die werd aangegaan vóór 12 december 2017 en waaraan overeenkomstig artikel 495, lid 2, op 31 december 2017 een risicogewicht van 0 % werd toegekend, wordt vrijgesteld van de toepassing van artikel 395, lid 1.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 12 december 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    MAASIKAS
 

  • (1) 
    Advies van 8 november 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 30 november 2017 [(PB …)/(nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad)] en besluit van de Raad van 7 december 2017.
  • (4) 
    Verordening (EU) 2016/2067 van 22 november 2016 van de Commissie houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard (IFRS) 9 betreft (PB L 323 van 29.11.2016, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
  • (6) 
    Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.