Richtlijn 2014/87 - Wijziging van Richtlijn 2009/71/Euratom tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties

1.

Wettekst

25.7.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 219/42

 

RICHTLIJN 2014/87/EURATOM VAN DE RAAD

van 8 juli 2014

houdende wijziging van Richtlijn 2009/71/Euratom tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name de artikelen 31 en 32,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, opgesteld na advies van een door het Wetenschappelijk en Technisch Comité aangewezen groep van deskundigen uit de lidstaten,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad (3) worden uniforme basisnormen vastgelegd voor de bescherming van de gezondheid van personen onderworpen aan beroepsmatige blootstelling, medische blootstelling en blootstelling van de bevolking tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren.

 

(2)

Bij Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad (4) worden aan de lidstaten verplichtingen opgelegd om een nationaal kader voor nucleaire veiligheid tot stand te brengen en te handhaven. Deze richtlijn is geënt op de bepalingen van de voornaamste internationale instrumenten op het gebied van nucleaire veiligheid, namelijk het Verdrag inzake nucleaire veiligheid (5) en de fundamentele veiligheidsnormen (6) als vastgesteld door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (de „IAEA”).

 

(3)

Bij Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad (7) wordt aan de lidstaten de verplichting opgelegd om een nationaal kader voor verbruikte splijtstof en radioactief afval tot stand te brengen en te handhaven.

 

(4)

De Raad benadrukt in zijn conclusies van 8 mei 2007 over nucleaire veiligheid en het veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval dat „nucleaire veiligheid een nationale verantwoordelijkheid is die, waar passend, in een EU-kader wordt uitgeoefend. Het blijft alleen aan de exploitanten en de nationale autoriteiten om beslissingen in verband met veiligheidsacties en het toezicht op nucleaire installaties te nemen”.

 

(5)

Het ongeval met de kerncentrale van Fukushima in Japan in 2011 heeft wereldwijd opnieuw de aandacht gevestigd op de maatregelen die moeten worden getroffen om de risico's te minimaliseren en de meest robuuste niveaus van nucleaire veiligheid te garanderen. Op basis van de conclusies van de Europese Raad van 24-25 maart 2011 hebben de bevoegde nationale regelgevende instanties en de Commissie, in het kader van de Groep Europese regulators nucleaire veiligheid (Ensreg), vastgesteld bij Beschikking 2007/530/Euratom van de Commissie (8), in de hele Gemeenschap uitgebreide risico- en veiligheidsbeoordelingen van nucleaire installaties uitgevoerd („stresstests”). Daarbij zijn een aantal mogelijkheden tot verbetering aan het licht gekomen die ten uitvoer kunnen worden gelegd in de benaderingen voor de nucleaire veiligheid en in de industriële praktijk in de deelnemende landen.

Voorts heeft de Europese Raad de Commissie opgeroepen om waar passend het bestaande wettelijke en regelgevingskader voor de veiligheid van kerninstallaties opnieuw te evalueren en alle noodzakelijke verbeteringen voor te stellen. De Europese Raad heeft tevens beklemtoond dat in de Unie de hoogste normen voor nucleaire veiligheid ten uitvoer moeten worden gelegd en permanent moeten worden verbeterd.

 

(6)

Een sterke bevoegde regelgevende autoriteit met daadwerkelijke onafhankelijkheid in besluitvorming op regelgevingsgebied is een fundamentele vereiste van het regelgevingskader van de Gemeenschap voor nucleaire veiligheid. Het is van het grootste belang dat de bevoegde regelgevende instantie beschikt over de mogelijkheid om gebruik te maken van haar bevoegdheden, op onpartijdige en transparante wijze en vrij van ongewenste beïnvloeding van haar besluitvorming op regelgevingsgebied en zo te zorgen voor een hoog niveau van nucleaire veiligheid. Reguleringsbeslissingen en handhavingsacties op het gebied van nucleaire veiligheid moeten op basis van objectieve technische en veiligheidsgerelateerde overwegingen worden vastgesteld zonder ongepaste externe invloeden die afbreuk kunnen doen aan de veiligheid, zoals de ongepaste beïnvloeding in verband met veranderende politieke, economische en maatschappelijke omstandigheden.

De bepalingen van Richtlijn 2009/71/Euratom inzake de functionele scheiding van de bevoegde regelgevende autoriteiten van andere organen zijn versterkt teneinde te waarborgen dat de regelgevende autoriteiten in hun besluitvorming op regelgevingsgebied daadwerkelijk onafhankelijk zijn van ongepaste beïnvloeding en te garanderen dat zij over de nodige middelen en bevoegdheden beschikken om de hen toegewezen taken naar behoren te vervullen. Met name moeten de regelgevende autoriteiten beschikken over voldoende juridische bevoegdheden, personeel en financiële middelen om de aan hen toegewezen verantwoordelijkheden naar behoren te vervullen.

Eventuele nauwe samenwerking met andere bevoegde nationale instanties of de toepassing van algemene beleidsrichtsnoeren van de lidstaten moet de strengere eisen echter onverlet laten.

 

(7)

Competenties en deskundigheid, eventueel ook van organisaties voor technische ondersteuning, dienen te worden meegenomen in het besluitvormingsproces op regelgevingsgebied. Deze deskundigheid moet berusten op de meest moderne wetenschappelijke en technische kennis, met inbegrip van operationele ervaring en veiligheidsgerelateerd onderzoek, op kennisbeheer, en op toereikende technische middelen.

 

(8)

Overeenkomstig deel 1 van de algemene veiligheidseisen van de IAEA moet de rol van de lidstaten bij de vaststelling van het kader voor nucleaire veiligheid en die van de toezichthouder bij de tenuitvoerlegging van dat kader worden gerespecteerd.

 

(9)

Gezien de gespecialiseerde aard van de nucleaire industrie en de beperkte beschikbaarheid van personeel met de vereiste expertise en deskundigheid, wat eventueel kan resulteren in de overstap van personeel met leidinggevende verantwoordelijkheid van de nucleaire industrie naar de regelgevende autoriteiten en vice versa, moet speciale aandacht worden besteed aan het vermijden van belangenconflicten. Voorts moeten er regelingen worden getroffen om te waarborgen dat er geen belangenconflicten bestaan bij de organisaties die de bevoegde regelgevende autoriteit van advies en dienstverlening voorzien.

 

(10)

Aangezien de gevolgen van een nucleair ongeval verder kunnen reiken dan de landsgrenzen, moeten nauwe samenwerking, coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de bevoegde regelgevende autoriteiten van lidstaten in de nabijheid van een kerninstallatie, ongeacht of deze lidstaten kerninstallaties exploiteren of niet, worden aangemoedigd. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat passende regelingen zijn vastgesteld om deze samenwerking over kwesties van nucleaire veiligheid met grensoverschrijdende effecten te vergemakkelijken.

 

(11)

Om erop toe te zien dat de nodige bekwaamheden worden verworven en dat adequate niveaus van competentie worden bereikt en gehandhaafd, moeten alle partijen ervoor zorgen dat alle personeelsleden die verantwoordelijkheden dragen met betrekking tot de nucleaire veiligheid van kerninstallaties en de locatiegebonden regelingen voor de paraatheid voor en de respons op noodsituaties, deelnemen aan een continu leerproces. Dit kan worden bereikt door de opstelling van opleidingsprogramma's en -plannen, door de vaststelling van procedures voor de geregelde evaluatie en actualisering van de opleidingsprogramma's en door te voorzien in passende budgettaire middelen voor opleidingen.

 

(12)

Een andere cruciale les die is geleerd uit het nucleair ongeval van Fukushima is het belang van de versterking van de transparantie bij nucleaire veiligheidskwesties. Transparantie is ook een belangrijk middel om de onafhankelijkheid van de besluitvorming van de regelgevers te bevorderen. Derhalve dienen de huidige bepalingen van Richtlijn 2009/71/Euratom betreffende de informatie die moet worden verstrekt aan het publiek nader aan te geven welke soort informatie zou moeten worden verstrekt. Voorts moet het publiek de mogelijkheid worden geboden deel te nemen aan de fasen van het besluitvormingsproces die betrekking hebben op kerninstallaties, overeenkomstig het nationale kader voor nucleaire veiligheid, en rekening houdend met de verschillende nationale stelsels. Beslissingen over vergunningen blijven tot de verantwoordelijkheid van de bevoegde nationale autoriteiten behoren.

 

(13)

De eisen van deze richtlijn inzake transparantie vormen een aanvulling op die van de bestaande Euratom-wetgeving. Krachtens Beschikking 87/600/Euratom van de Raad (9) rust op de lidstaten de verplichting om in het geval van een noodsituatie met stralingsgevaar op hun grondgebied de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis te stellen en de nodige informatie te verstrekken, terwijl Richtlijn 2013/59/Euratom de eis voor de lidstaten omvat om het publiek te informeren over de toe te passen gezondheidsbeschermingsmaatregelen en de te volgen gedragslijn in het geval van een noodsituatie met stralingsgevaar, en de bevolkingsgroepen die door dergelijk stralingsgevaar getroffen kunnen worden regelmatig van de meest recente informatie te voorzien.

 

(14)

Tijdens de 6e toetsingsvergadering hebben de verdragsluitende partijen bij het Verdrag inzake nucleaire veiligheid zich opnieuw gecommitteerd aan de bevindingen van de 2e buitengewone vergadering die plaatsvond na het ongeval in Fukushima. Zij hebben er met name op gewezen dat kerncentrales dusdanig moeten worden ontworpen, gebouwd en geëxploiteerd dat ongevallen worden voorkomen en, bij een eventueel ongeval, de effecten worden afgezwakt en externe verontreiniging wordt vermeden, en dat de regelgevende autoriteiten ervoor moeten zorgen dat deze doelstellingen worden toegepast met het oog op de vaststelling en uitvoering van passende verbeteringen van de veiligheid van bestaande installaties.

 

(15)

Gezien de technische vooruitgang die is bereikt door de voorzieningen van de IAEA en de Vereniging van West-Europese regelgevers op nucleair gebied (Wenra) naar aanleiding van de lessen die zijn getrokken uit de stresstests en het onderzoek in verband met het Fukushima-kernongeval, is Richtlijn 2009/71/Euratom aangepast om er een communautaire kernveiligheidsdoelstelling van hoog niveau in op te nemen die betrekking heeft op alle stadia van de levenscyclus van kerninstallaties (keuze van de vestigingsplaats, ontwerp, bouw, inbedrijfstelling, bedrijfsvoering en buitenbedrijfstelling). Met name in deze doelstelling wordt gepleit voor specifieke verbeteringen op het gebied van de veiligheid in het ontwerp van nieuwe reactoren waarvoor de allernieuwste kennis en technologie moeten worden gebruikt, rekening houdend met de meest recente internationale veiligheidseisen.

 

(16)

Deze doelstellingen moeten met name worden verwezenlijkt door de beoordeling van de nucleaire veiligheid, die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Zij moeten worden nagestreefd door de vergunninghouders onder het toezicht van de nationale bevoegde regelgevende autoriteit en kunnen worden gebruikt voor de beoordeling van het risico op een zwaar ongeval, in de zin van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (10), mits aan de eisen van de onderhavige richtlijn is voldaan.

 

(17)

Het concept „verdediging in de diepte” (defence-in-depth) is van fundamenteel belang voor de veiligheid van nucleaire installaties en de basis voor de tenuitvoerlegging van doelstellingen inzake een hoog niveau van nucleaire veiligheid. Toepassing van „verdediging in de diepte”-beginselen, zoals erkend in internationale normen en richtsnoeren en door de Wenra, garandeert dat veiligheidsactiviteiten, voor zover redelijkerwijs haalbaar, onderworpen zijn aan onafhankelijke lagen van voorzieningen, opdat, indien er zich een storing voordoet, deze wordt gedetecteerd, gecompenseerd of gecorrigeerd door passende maatregelen. De doeltreffendheid van elk van de verschillende lagen afzonderlijk is een essentieel element van „verdediging in de diepte” om ongevallen te voorkomen en, indien ze zich toch voordoen, de gevolgen ervan te beperken. Verdediging in de diepte is over het algemeen onderverdeeld in vijf niveaus. Indien één niveau niet werkt, gaat het volgende niveau een rol spelen. Het doel van het eerste beschermingsniveau is de preventie van abnormale exploitatie- en systeemstoringen. Indien het eerste niveau niet werkt, wordt abnormaal functioneren beheerst dan wel worden defecten gedetecteerd door het tweede beschermingsniveau. Faalt het tweede niveau, dan garandeert het derde niveau dat de veiligheidsfuncties verder worden uitgevoerd door het activeren van specifieke veiligheidssystemen en andere veiligheidsvoorzieningen. Als het derde niveau niet naar behoren functioneert, moet het vierde niveau via ongevalsbeheersing de escalatie beperken om een ernstig ongeval met externe lozing van radioactief materiaal te voorkomen of te verzachten. De laatste doelstelling (het vijfde niveau van bescherming) is het verzachten van de radiologische gevolgen van aanzienlijke externe lozingen via de reactie op noodsituaties buiten de locatie.

 

(18)

Naast verdediging in de diepte wordt een effectieve nucleaire veiligheidscultuur beschouwd als een fundamentele factor voor het bereiken van een hoog niveau van nucleaire veiligheid en de voortdurende verbetering hiervan. Tot de indicatoren voor zo'n veiligheidscultuur behoren een engagement op alle personeels- en managementniveaus binnen een organisatie ten behoeve van nucleaire veiligheid en de continue verbetering ervan; het op alle personeelsniveaus bevorderen van een kritische attitude jegens de geleverde prestaties afgemeten aan de relevante veiligheidsbeginselen en -praktijken teneinde de nucleaire veiligheid continu te verbeteren; het vermogen van personeelsleden om veiligheidskwesties tijdig te rapporteren; weten welke lessen geleerd zijn uit operationele ervaringen; en het systematisch rapporteren van elke afwijking van de normale bedrijfsvoering of regeling die relevant is voor ongevalsbeheer met mogelijke gevolgen voor de nucleaire veiligheid. Belangrijke elementen die bijdragen tot de verwezenlijking van een sterke nucleaire-veiligheidscultuur omvatten met name doeltreffende beheerssystemen, passende scholing en opleiding en regelingen voor de vergunninghouder om operationele ervaringen die relevant zijn voor de interne en externe veiligheid en effectieve oplossingen van eventuele problemen te registreren, te evalueren en te documenteren.

 

(19)

Wanneer in deze richtlijn de uitdrukking „redelijkerwijs mogelijk” wordt gebezigd, moet deze worden toegepast volgens vastgestelde definities, met name van de Wenra en de IAEA.

 

(20)

Na de nucleaire ongevallen van Three Mile Island en Tsjernobyl heeft het ongeval in Fukushima eens te meer het grote belang van de insluitingsfunctie aangetoond, als laatste barrière is om de bevolking en het milieu te beschermen tegen het vrijkomen van radioactiviteit ten gevolge van een ongeval. De aanvrager voor een vergunning voor de bouw van een nieuwe elektriciteitsproductie- of onderzoeksreactor moet derhalve kunnen aantonen dat het ontwerp de effecten van schade aan de reactorkern beperkt tot de insluiting zelf, d.w.z. hij moet kunnen bewijzen dat een grote of ongeoorloofde radioactieve lozing buiten de insluiting als uiterst onwaarschijnlijk kan worden beschouwd en hij moet met een hoog betrouwbaarheidsniveau kunnen aantonen dat zo'n lozing niet zal plaatsvinden.

 

(21)

Meer specifieke regelingen voor ongevallenbeheer en het reageren op noodsituaties ter plaatse moeten worden verlangd voor de preventie en beperking van de gevolgen van ongevallen. Die regelingen moeten in overeenstemming zijn met en geen afbreuk doen aan de bepalingen ter zake van Richtlijn 2013/59/Euratom. De vergunninghouder moet voorzien in procedures, richtsnoeren en regelingen die betrekking hebben op ongevallen, met inbegrip van ernstige ongevallen, die zich zouden kunnen voordoen in alle operationele modi, met inbegrip van maximaal vermogen, reactorstop en alle tussenstadia, teneinde te zorgen voor samenhang en continuïteit tussen al deze procedures en regelingen, en erop toe te zien dat zij worden uitgevoerd, geëvalueerd en bijgewerkt. Die regelingen moeten ook voorzien in voldoende personeel, uitrusting en andere benodigde middelen. Er moet een organisatorische structuur met duidelijke toewijzing van verantwoordelijkheden zijn alsook coördinatie tussen de responsorganen.

 

(22)

De stresstests hebben de cruciale rol van versterkte samenwerkings- en coördinatiemechanismen tussen alle partijen die verantwoordelijk zijn voor nucleaire veiligheid aangetoond. Er is duidelijk gebleken dat collegiale toetsing een goed middel is om vertrouwen te creëren, met daarbij als doel ervaringen op te doen en uit te wisselen en een gemeenschappelijke toepassing van stringente normen voor de nucleaire veiligheid te waarborgen.

 

(23)

Er bestaat een traditie van samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid tussen de lidstaten; deze kan voor toegevoegde waarde zorgen in termen van nucleaire veiligheid, transparantie en openheid ten aanzien van de belanghebbenden op Europees en internationaal niveau.

De lidstaten zouden, via hun bevoegde regelgevende instanties, die daarbij gebruikmaken van de Ensreg, en voortbouwend op de deskundigheid van de Wenra, om de zes jaar een methode, een taakomschrijving en een tijdschema voor de collegiale toetsingen moeten vaststellen met betrekking tot een gemeenschappelijk specifiek technisch onderwerp in verband met de nucleaire veiligheid van hun kerninstallaties. Dit te onderzoeken gemeenschappelijke specifieke technische onderwerp moet worden uitgekozen onder de Wenra-veiligheidsreferentieniveaus of op basis van de feedback bij de bedrijfsvoering, incidenten en ongevallen en technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen. De lidstaten moeten een nationale zelfbeoordeling uitvoeren en regelingen treffen voor collegiale toetsingen van die zelfbeoordeling door de bevoegde regelgevende instanties van andere lidstaten.

De resultaten van deze collegiale toetsingen moeten worden gerapporteerd. Rekening houdend met de resultaten van de toetsingsverslagen stellen de lidstaten nationale actieplannen op voor de aanpak van alle relevante bevindingen en hun eigen nationale beoordeling. De collegiale-toetsingsverslagen moeten daarnaast de basis vormen voor een samenvattend verslag van de resultaten van de Uniebrede thematische toetsing dat gezamenlijk wordt opgesteld door de bevoegde regelgevende autoriteiten van de lidstaten. Het samenvattend verslag zal niet tot doel hebben een rangorde vast te leggen van de veiligheid van nucleaire installaties, maar zich veeleer richten op het proces en de technische bevindingen van de thematische collegiale toetsing, zodat de met deze oefening opgedane kennis kan worden gedeeld.

Bij de collegiale toetsing moet wederzijds vertrouwen heersen, en daarom zou het passend zijn dat de Commissie, wanneer zulks doenlijk is, de lidstaten informeert wanneer zij voornemens is gebruik te maken van de resultaten van de collegialetoetsingsverslagen in haar beleidsdocumenten.

 

(24)

De verplichting van de lidstaten om verslag uit te brengen over de uitvoering van deze richtlijn en de verplichting van de Commissie om een verslag op te stellen op basis van de nationale verslagen, bieden een gelegenheid om de balans op te maken en een beoordeling te verrichten van de verschillende aspecten van de uitvoering van de richtlijn en de doeltreffendheid ervan. Er bestaan een aantal relevante rapportageverplichtingen op internationaal niveau, zoals uit hoofde van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid; de resultaten hiervan kunnen worden gebruikt voor de evaluatie van de uitvoering van deze richtlijn. Daarnaast zijn er aanvullende rapportagevereisten vastgesteld in het kader van deze richtlijn in verband met de bevindingen van de thematische collegiale toetsingen van nucleaire installaties. Bijgevolg is, met het oog op vereenvoudiging van de wetgeving en vermindering van de administratieve lasten, de rapportageverplichting voor de lidstaten minder belastend gemaakt, zowel qua frequentie als qua inhoud.

 

(25)

In lijn met de getrapte benadering hangt de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn af van het type kerninstallaties op het grondgebied van een lidstaat. Wanneer deze bepalingen in nationale wetgeving worden omgezet, moeten de lidstaten derhalve rekening houden met de potentiële omvang en aard van de risico's die verbonden zijn aan de specifieke types kerninstallaties die zij plannen of exploiteren. Met name is de getrapte benadering van toepassing op lidstaten die slechts beschikken over een kleine hoeveelheid nucleair en radioactief materiaal, bv. in verband met de exploitatie van kleinere onderzoeksreactoren, die in het geval van een ernstig ongeval geen gevolgen zouden hebben die kunnen worden vergeleken met die welke zich zouden voordoen bij een kerncentrale.

 

(26)

De bepalingen van deze richtlijn die niet intrinsiek verband houden met het bestaan van kerninstallaties, namelijk die welke betrekking hebben op de verplichtingen van de vergunninghouders, de nieuwe specifieke eisen voor kerninstallaties en de bepalingen betreffende de locatiegebonden paraatheid voor en respons op noodsituaties, gelden niet voor de lidstaten die niet over kerninstallaties beschikken. De bepalingen van deze richtlijn moeten worden omgezet en op een evenredige wijze ten uitvoer worden gelegd overeenkomstig de nationale omstandigheden en rekening houdend met het feit dat deze lidstaten geen kerninstallaties hebben, waarbij wordt gewaarborgd dat aan nucleaire veiligheid passende aandacht wordt besteed door de regering en de bevoegde autoriteiten.

 

(27)

Overeenkomstig Richtlijn 2009/71/Euratom moeten de lidstaten een nationaal wettelijk, regelgevend en organisatorisch kader instellen en in stand houden voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties. Het is aan de lidstaten om te beslissen hoe dit nationale kader wordt vastgesteld en met behulp van welke instrumenten het wordt toegepast.

 

(28)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om, in gerechtvaardigde gevallen, de mededeling van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarmee het verband tussen de bepalingen van de richtlijn en de daarmee overeenstemmende onderdelen van hun nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Wat de onderhavige richtlijn betreft, is de wetgever van mening dat de toezending van dergelijke documenten gerechtvaardigd is.

 

(29)

Richtlijn 2009/71/Euratom moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2009/71/Euratom wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

De titel van hoofdstuk 1 wordt vervangen door de volgende titel:

„DOELSTELLINGEN, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES”.

 

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Deze richtlijn is van toepassing op civiele kerninstallaties die onderworpen zijn aan een vergunningsplicht.”;

 

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Deze richtlijn vormt een aanvulling op de basisnormen bedoeld in artikel 30 van het Verdrag betreffende de nucleaire veiligheid van kerninstallaties en laat de bestaande communautaire wetgeving voor de bescherming van de gezondheid van de werkers en het algemene publiek tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren, en met name Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad (11), onverlet.

  • Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom (PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1).”."
 

3)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt 1, onder a), komt als volgt te luiden:

 

„a)

een kerncentrale, een verrijkingsinstallatie, een installatie voor de fabricage van kernbrandstof, een opwerkingsfabriek, een onderzoeksreactor, een opslaginstallatie voor bestraalde kernbrandstof, en”;

 

b)

de volgende punten worden toegevoegd:

„6.   „ongeval”: een onbedoelde gebeurtenis waarvan de gevolgen of potentiële gevolgen aanzienlijk zijn uit het oogpunt van stralingsbescherming of nucleaire veiligheid;

  • 7. 
    „incident”: een onbedoelde gebeurtenis waarvan de gevolgen of potentiële gevolgen niet verwaarloosbaar zijn uit het oogpunt van stralingsbescherming of nucleaire veiligheid;
  • 8. 
    „abnormale werking”: een van de normale werking afwijkend operationeel proces dat zich naar verwachting ten minste één keer tijdens de levensduur van een installatie voordoet, maar dat, wat betreft passende voorschriften inzake het ontwerp van de installatie, geen significante schade berokkent aan onderdelen die belangrijk zijn voor de veiligheid of geen omstandigheden creëert die tot een ongeval leiden;
  • 9. 
    „ontwerpbasis”: de reeks voorwaarden en gebeurtenissen waarmee expliciet rekening is gehouden bij het ontwerp, met inbegrip van moderniseringen, van een kerninstallatie, overeenkomstig vastgestelde criteria, op zodanige wijze dat die installatie weerstand kan bieden aan die gebeurtenissen zonder dat de vergunningsgewijs toegestane grenswaarden voor de geplande werking van de veiligheidssystemen worden overschreden;
  • 10. 
    „ontwerpongeval”: ongevalsomstandigheden waartegen een kerninstallatie qua ontwerp gewapend is overeenkomstig de vastgestelde ontwerpcriteria en waarvoor de schade aan de splijtstof, voor zover van toepassing, en de lozing van radioactief materiaal binnen de vergunde grenzen blijven;
  • 11. 
    „ernstige omstandigheden”: omstandigheden die ernstiger zijn dan de omstandigheden waarin zich een ontwerpongeval voordoet; deze omstandigheden kunnen het gevolg zijn van een veelvuldig falen, zoals het volledig verlies van alle schakels van een veiligheidssysteem, of van een uiterst onwaarschijnlijke gebeurtenis.”.
 

4)

In hoofdstuk 2 wordt de volgende titel ingevoegd na het kopje „VERPLICHTINGEN”:

„AFDELING 1

Algemene verplichtingen”.

 

5)

Artikel 4, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   Er wordt door de lidstaten een passend nationaal wettelijk, regelgevend en organisatorisch kader voor de veiligheid van kerninstallaties ingesteld en in stand gehouden („nationale kader”). In het nationale kader wordt met name voorzien in:

 

a)

de toewijzing van verantwoordelijkheden en de coördinatie tussen de betrokken overheidsinstanties;

 

b)

nationale nucleaire veiligheidsvoorschriften, die alle stadia van de levenscyclus van kerninstallaties omvatten;

 

c)

een stelsel van vergunningen en verboden op de bedrijfsvoering van kerninstallaties zonder vergunning;

 

d)

een stelsel voor regulerend toezicht op de nucleaire veiligheid door de bevoegde regelgevende autoriteit;

 

e)

doeltreffende en evenredige handhavingsmaatregelen, waaronder, indien nodig, corrigerende maatregelen of de schorsing van de bedrijfsvoering en de wijziging of intrekking van een vergunning.

De in punt b) bedoelde bepaling van de wijze van vaststelling van nationale nucleaire veiligheidsvoorschriften en het instrument met behulp waarvan zij worden toegepast, valt onder de bevoegdheid van de lidstaten.”.

 

6)

In artikel 5 komen de leden 2 en 3 als volgt te luiden:

„2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde regelgevende autoriteit daadwerkelijk onafhankelijk is van ongewenste beïnvloeding van besluitvorming op regelgevingsgebied. Met dit doel voor ogen zorgen de lidstaten ervoor dat het nationale kader voorschrijft dat de bevoegde regelgevende autoriteit:

 

a)

functioneel gescheiden is van andere organen of organisaties die betrokken zijn bij de bevordering of het gebruik van kernenergie, en geen instructies vraagt of aanvaardt van zo'n orgaan of organisatie, bij de uitvoering van haar taken op regelgevingsgebied;

 

b)

regelgevingsbesluiten neemt die gegrond zijn op gedegen en transparante eisen op het gebied van nucleaire veiligheid;

 

c)

eigen, afdoende begrotingsmiddelen ontvangt, opdat zij haar regelgevende taken zoals vastgelegd in het nationale kader kan uitvoeren, en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de toegewezen begroting;

 

d)

over een voldoende aantal personeelsleden beschikt met de nodige kwalificaties, ervaring en deskundigheid om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Zij kan een beroep doen op externe wetenschappelijke en technische middelen en expertise ter ondersteuning van haar regelgevende taken;

 

e)

procedures vaststelt voor het voorkomen en beslechten van belangenconflicten;

 

f)

met nucleaire veiligheid verband houdende informatie verstrekt zonder vrijgave door enig ander orgaan of enige andere organisatie, mits daardoor geen andere, in de toepasselijke wetgeving of internationale instrumenten erkende overheersende belangen, onder meer inzake beveiliging, in het gedrang worden gebracht.

  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde regelgevende autoriteit de juridische bevoegdheden krijgt om haar verplichtingen in verband met het in artikel 4, lid 1, omschreven nationale kader te vervullen. Met dit doel voor ogen zorgen de lidstaten ervoor dat het nationale kader de bevoegde regelgevende autoriteiten met de volgende voornaamste regelgevingstaken belast:
 

a)

nationale voorschriften voor de nucleaire veiligheid voorstellen, omschrijven of deelnemen aan de omschrijving ervan;

 

b)

eisen dat de vergunninghouder de nationale voorschriften voor de nucleaire veiligheid en het bepaalde in de relevante vergunning in acht neemt en daarvan het bewijs levert;

 

c)

deze naleving verifiëren door middel van op de regelgeving stoelende evaluaties en inspecties;

 

d)

doeltreffende en evenredige handhavingsmaatregelen voorstellen of uitvoeren.”.

 

7)

De artikelen 6, 7 en 8 komen als volgt te luiden:

„Artikel 6

Vergunninghouders

De lidstaten zorgen ervoor dat met het ingestelde nationale kader wordt vereist dat:

 

a)

de hoofdverantwoordelijkheid voor de nucleaire veiligheid van een kerninstallatie bij de vergunninghouder berust. Die verantwoordelijkheid kan niet worden overgedragen en omvat mede de verantwoordelijkheid voor de activiteiten van aannemers en onderaannemers waarvan de activiteiten van invloed kunnen zijn op de nucleaire veiligheid van een kerninstallatie;

 

b)

wanneer een vergunning wordt aangevraagd, de aanvrager de nucleaire veiligheid moet aantonen. De reikwijdte en het niveau van detail moeten evenredig zijn met de potentiële omvang en aard van het gestelde risico voor de kerninstallatie en de vestigingsplaats ervan;

 

c)

vergunninghouders op systematische en verifieerbare wijze de nucleaire veiligheid van hun kerninstallaties regelmatig beoordelen, onderzoeken en, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, continu verbeteren. Tijdens de in lid 3 bedoelde beoordelingen wordt ook nagegaan of er maatregelen zijn genomen ter voorkoming van ongevallen en de verdere beperking van de gevolgen ervan, inclusief de verificatie van de toepassing van bepalingen met het oog op verdediging in de diepte;

 

d)

vergunninghouders beheerssystemen met gepaste voorrang voor nucleaire veiligheid instellen en uitvoeren;

 

e)

vergunninghouders voorzien in passende locatiegebonden procedures en regelingen voor noodsituaties, waaronder richtsnoeren of vergelijkbare regelingen voor het beheer van ernstige ongevallen, opdat doeltreffend op ongevallen kan worden gereageerd om de gevolgen ervan te voorkomen of te beperken. Deze procedures dienen met name:

 

i)

te stroken met andere operationele procedures en moeten regelmatig worden geoefend om hun praktische uitvoerbaarheid te controleren;

 

ii)

betrekking te hebben op ongevallen, met inbegrip van ernstige ongevallen, die zich zouden kunnen voordoen in alle operationele modi, en op ongevallen, met inbegrip van ernstige ongevallen, waarbij verscheidene eenheden tegelijkertijd betrokken zijn of die van invloed zijn op verscheidene eenheden tegelijkertijd;

 

iii)

regelingen te omvatten voor het ontvangen van externe bijstand;

 

iv)

periodiek te worden getoetst en regelmatig te worden geactualiseerd, rekening houdend met de ervaringen van oefeningen en de lessen die uit ongevallen zijn geleerd;

 

f)

vergunninghouders zorgen voor personele en financiële middelen, met toereikende kwalificaties en vaardigheden om te kunnen voldoen aan de verplichtingen inzake de nucleaire veiligheid van een kerninstallatie. Vergunninghouders zorgen er ook voor dat de aannemers en onderaannemers die onder hun verantwoordelijkheid vallen en waarvan de activiteiten van invloed kunnen zijn op de nucleaire veiligheid van een kerninstallatie, over de nodige personele middelen met de vereiste kwalificaties en vaardigheden beschikken om aan hun verplichtingen te voldoen.

Artikel 7

Deskundigheid en bekwaamheid inzake nucleaire veiligheid

De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig het nationale kader van alle partijen wordt geëist dat zij voorzien in regelingen voor opleiding en training van hun personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties, teneinde een deskundigheid en bekwaamheid op het gebied van nucleaire veiligheid en een locatiegebonden paraatheid te verwerven, in stand te houden en verder te ontwikkelen.

Artikel 8

Transparantie

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige informatie met betrekking tot de nucleaire veiligheid van kerninstallaties en de regulering ervan beschikbaar wordt gesteld voor de werkers en het publiek, met speciale aandacht voor de lokale autoriteiten, bevolking en belanghebbende partijen in de nabijheid van een nucleaire installatie. Deze verplichting houdt in dat de bevoegde regelgevende autoriteit en de vergunninghouders, elk binnen hun verantwoordelijkheidsgebied, in het kader van hun voorlichtingsbeleid:
 

a)

aan de werkers en het publiek informatie verstrekken over de normale bedrijfsomstandigheden van kerninstallaties, en

 

b)

in het geval van een incident of ongeval meteen informatie verstrekken aan de werkers en het publiek, alsook aan de bevoegde regelgevende autoriteiten van andere lidstaten in de nabijheid van een kerninstallatie.

  • 2. 
    De informatie wordt aan het publiek beschikbaar gesteld overeenkomstig de vigerende wetgeving en de internationale instrumenten, mits hiermee geen andere, in de toepasselijke wetgeving en de internationale instrumenten erkende en overheersende belangen, onder meer inzake beveiliging, in het gedrang worden gebracht.
  • 3. 
    Onverminderd artikel 5, lid 2, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde regelgevende autoriteit, indien nodig, een samenwerking op het gebied van de nucleaire veiligheid van kerninstallaties aangaat met de bevoegde regelgevende autoriteiten van andere lidstaten in de nabijheid van een kerninstallatie, onder meer door het uitwisselen en/of delen van informatie.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat het publiek de nodige kansen krijgt om daadwerkelijk deel te nemen aan het besluitvormingsproces inzake vergunningen voor kerninstallaties, in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving en met hun internationale verplichtingen.”.
 

8)

De volgende afdeling 2 wordt ingevoegd na artikel 8:

„AFDELING 2

Specifieke verplichtingen

Artikel 8 bis

Nucleaire-veiligheidsdoelstelling voor kerninstallaties

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig het nationale kader voor nucleaire veiligheid wordt geëist dat bij het ontwerp, de keuze van de vestigingsplaats, de bouw, de inbedrijfstelling, de bedrijfsvoering en de buitenbedrijfstelling van kerninstallaties de doelstelling voor ogen wordt gehouden dat ongevallen worden voorkomen of, indien een ongeval zich voordoet, de gevolgen van dat ongeval worden beperkt en wordt vermeden dat:
 

a)

zich vroegtijdige radioactieve lozingen voordoen die noodmaatregelen buiten de locatie noodzakelijk zouden maken, maar waarvoor onvoldoende tijd rest om die ten uitvoer te leggen;

 

b)

zich grote lozingen voordoen die beschermingsmaatregelen vergen die niet beperkt kunnen worden in tijd of ruimte.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig hun nationale kader wordt geëist dat de in lid 1 bedoelde doelstelling:
 

a)

van toepassing is op kerninstallaties waarvoor voor de eerste keer na 14 augustus 2014 een bouwvergunning is verleend;

 

b)

als referentie wordt gehanteerd wat betreft het tijdig implementeren van redelijkerwijs haalbare maatregelen ter verbetering van de veiligheid van bestaande kerninstallaties, onder andere in het kader van de periodieke veiligheidsevaluatie als omschreven in artikel 8 quater, onder b).

Artikel 8 ter

Tenuitvoerlegging van de nucleaire-veiligheidsdoelstelling voor kerninstallaties

  • 1. 
    Om de in artikel 8 bis uiteengezette nucleaire-veiligheidsdoelstelling te verwezenlijken, zorgen de lidstaten ervoor dat overeenkomstig hun nationale kader wordt geëist dat, in het geval van verdediging in de diepte, deze verdediging wordt toegepast om ervoor te zorgen dat:
 

a)

de impact van extreme externe natuurrampen en onopzettelijk door de mens veroorzaakte gevaren tot een minimum wordt beperkt;

 

b)

abnormale werking en defecten worden voorkomen;

 

c)

abnormale werking wordt beheerst en defecten worden gedetecteerd;

 

d)

ongevallen in de ontwerpbasis worden beheerst;

 

e)

ernstige omstandigheden worden beheerst, en tevens wordt voorkomen dat ongevallen escaleren en de gevolgen van ernstige ongevallen worden beperkt;

 

f)

de organisatorische structuren, bedoeld in artikel 8 quinquies, lid 1, ingesteld zijn.

  • 2. 
    Om de in artikel 8 bis uiteengezette nucleaireveiligheidsdoelstelling te verwezenlijken, zorgen de lidstaten ervoor dat overeenkomstig het nationale kader van de bevoegde regelgevende autoriteit en de vergunninghouder wordt geëist dat zij maatregelen nemen om een effectieve nucleaireveiligheidscultuur te bevorderen en te versterken. Deze maatregelen omvatten met name:
 

a)

beheerssystemen met gepaste voorrang voor nucleaire veiligheid, die, op alle personeels- en managementniveaus, een kritische attitude bevorderen jegens de geleverde prestaties afgemeten aan de toepasselijke veiligheidsbeginselen en -praktijken en een tijdige rapportering over veiligheidskwesties, zulks in overeenstemming met artikel 6, onder d);

 

b)

regelingen van de vergunninghouder om operationele ervaringen die significant zijn voor de interne en externe veiligheid te registreren, evalueren en documenteren;

 

c)

de verplichting voor de vergunninghouder om voorvallen met mogelijke gevolgen voor de nucleaire veiligheid te melden aan de bevoegde regelgevende autoriteiten; en,

 

d)

regelingen voor opleiding en training, in overeenstemming met artikel 7.

Artikel 8 quater

Eerste beoordeling en periodieke veiligheidsevaluaties

De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig het nationale kader wordt geëist dat:

 

a)

de toekenning van een vergunning voor de bouw van een kerninstallatie, of de exploitatie van een kerninstallatie, wordt gebaseerd op een passende locatie- en installatiespecifieke beoordeling, waarbij onder meer de nucleaire veiligheid wordt aangetoond met betrekking tot de nationale voorschriften inzake nucleaire veiligheid, op basis van de doelstelling van artikel 8 bis van deze richtlijn;

 

b)

de vergunninghouder, onder regulerend toezicht van de bevoegde regelgevende autoriteit, systematisch en regelmatig, en ten minste om de tien jaar, de veiligheid van de kerninstallatie opnieuw beoordeelt als bepaald in artikel 6, onder c). Die nieuwe veiligheidsbeoordeling heeft tot doel, te waarborgen dat aan de huidige ontwerpbasis wordt voldaan en nieuwe veiligheidsverbeteringen aan het licht te brengen, waarbij rekening wordt gehouden met de veroudering, operationele ervaring, de meest recente onderzoeksresultaten en ontwikkelingen in internationale normen, tegen de achtergrond van de doelstelling van artikel 8 bis.

Artikel 8 quinquies

Locatiegebonden paraatheid voor en respons op ongevallen

  • 1. 
    Onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2013/59/Euratom zorgen de lidstaten ervoor dat de organisatorische structuur van het nationale kader voor locatiegebonden paraatheid voor en respons op noodsituaties wordt ingesteld met een duidelijke toewijzing van verantwoordelijkheden en coördinatie tussen de vergunninghouder, en de bevoegde autoriteiten en organisaties, rekening houdend met alle fasen van een noodsituatie.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat er samenhang en continuïteit is tussen regelingen voor locatiegebonden paraatheid voor en respons op noodsituaties zoals voorgeschreven door het nationale kader enerzijds, en andere regelingen voor paraatheid voor en respons op noodsituaties die zijn voorgeschreven krachtens Richtlijn 2013/59/Euratom.”.
 

9)

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd na artikel 8 quinquies:

„HOOFDSTUK 2 bis

COLLEGIALE TOETSINGEN EN RICHTSNOEREN

Artikel 8 sexies

Collegiale toetsingen

  • 1. 
    De lidstaten organiseren ten minste eenmaal in de tien jaar periodieke zelfevaluaties van hun nationale kader en de bevoegde regelgevende autoriteit, en verzoeken om een internationale toetsing door vakgenoten („collegiale toetsing” of „peer review”) van relevante segmenten van hun nationale kader en de bevoegde regelgevende autoriteiten teneinde de nucleaire veiligheid continu te verbeteren. De resultaten van deze collegiale toetsing worden aan de lidstaten en de Commissie bekendgemaakt wanneer zij beschikbaar zijn.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat op een gecoördineerde wijze:
 

a)

een nationale evaluatie wordt verricht, gebaseerd op een specifiek thema in verband met de nucleaire veiligheid van de betrokken kerninstallaties op hun grondgebied;

 

b)

alle andere lidstaten en de Commissie als waarnemer wordt verzocht de onder a) bedoelde nationale evaluatie collegiaal te toetsen;

 

c)

passende maatregelen worden genomen om de resultaten van de collegiale toetsing op te volgen;

 

d)

relevante verslagen over bovengenoemd proces en de belangrijkste resultaten ervan, wanneer deze beschikbaar zijn, worden bekendgemaakt.

  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat het nodige wordt gedaan opdat de eerste thematische collegiale toetsing in 2017 van start kan gaan, en daarop volgende thematische collegiale toetsingen nadien ten minste om de zes jaar plaatsvinden.
  • 4. 
    In het geval van een ongeval dat leidt tot situaties die noodmaatregelen buiten de locatie of maatregelen ter bescherming van het publiek noodzakelijk maken, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat onverwijld om een internationale collegiale toetsing wordt verzocht.”.
 

10)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten brengen verslag uit aan de Commissie over de uitvoering van deze richtlijn voor de eerste maal uiterlijk op 22 juli 2014, en vervolgens uiterlijk op 22 juli 2020.”;

 

b)

lid 3 wordt geschrapt.

 

11)

In Artikel 10 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd na lid 1:

„1 bis.   De verplichting tot omzetting en tenuitvoerlegging van de artikelen 6, 8 bis, 8 ter, 8 quater en 8 quinquies geldt niet voor lidstaten zonder kerninstallaties, tenzij die landen besluiten enige activiteit met betrekking tot kerninstallaties te ontwikkelen waarvoor een vergunning onder hun jurisdictie moet worden verleend.”.

Artikel 2

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 15 augustus 2017 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van deze bepalingen.

Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de voornaamste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, alsmede van elke latere wijziging van die bepalingen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 juli 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

  • P. 
    C. PADOAN
 

  • (1) 
    Advies van 2 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren van blootstelling aan ioniserende straling (PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1).
  • (4) 
    Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties (PB L 172 van 2.7.2009, blz. 18).
  • (5) 
    Besluit 1999/819/Euratom van de Commissie van 16 november 1999 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) tot het Verdrag inzake nucleaire veiligheid van 1994 (PB L 318 van 11.12.1999, blz. 20).
  • (6) 
    IAEA — Veiligheidsbeginselen: Fundamentele veiligheidsbeginselen, IAEA Safety Standard Series No SF-1 (2006).
  • (7) 
    Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval (PB L 199 van 2.8.2011, blz. 48).
  • (8) 
    Beschikking 2007/530/Euratom van de Commissie van 17 juli 2007 tot instelling van de Europese groep op hoog niveau voor nucleaire veiligheid en afvalbeheer (PB L 195 van 27.7.2007, blz. 44).
  • (9) 
    Beschikking 87/600/Euratom van de Raad van 14 december 1987 inzake communautaire regelingen voor snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar (PB L 371 van 30.12.1987, blz. 76).
  • Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.