Verordening 2012/387 - Wijziging van Verordening 1198/2006 inzake het Europees Visserijfonds, wat betreft sommige bepalingen betreffende het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit

1.

Wettekst

16.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/7

 

VERORDENING (EU) Nr. 387/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 april 2012

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds, wat betreft sommige bepalingen betreffende het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De ongekende wereldwijde financiële crisis en de ongekende economische achteruitgang hebben de economische groei en de financiële stabiliteit ernstig geschaad en een sterke verslechtering van de financiële en economische omstandigheden in verscheidene lidstaten tot gevolg gehad. Met name ondervinden bepaalde lidstaten ernstige moeilijkheden of dreigen zij die te ondervinden, vooral problemen betreffende hun economische groei en financiële stabiliteit, en ondervinden zij een verslechtering van de situatie ten aanzien van hun begrotingstekort en hun schuldpositie, als gevolg van het internationale economische en financiële klimaat.

 

(2)

Hoewel reeds belangrijke maatregelen zijn genomen om de negatieve effecten van de crisis op te vangen, waaronder wijzigingen aan het wetgevende kader, doen de gevolgen van de financiële crisis op de reële economie, de arbeidsmarkt en de burgers zich op grote schaal voelen. De druk op de nationale financiële middelen neemt toe en er moeten verdere stappen worden genomen om die druk te verlichten door maximaal en optimaal gebruik te maken van de financiering uit het Europees Visserijfonds.

 

(3)

Krachtens artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat de mogelijkheid biedt om financiële bijstand van de Unie te verstrekken aan een lidstaat die ernstige moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden, veroorzaakt onder meer door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen, is bij Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad (3) een Europees financieel stabilisatiemechanisme ingesteld met het oog op het behoud van de financiële stabiliteit van de Unie.

 

(4)

Bij Uitvoeringsbesluiten 2011/77/EU (4) en 2011/344/EU (5) van de Raad is aan respectievelijk Ierland en Portugal dergelijke financiële bijstand verleend.

 

(5)

Griekenland ondervond reeds vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 407/2010 ernstige moeilijkheden ten aanzien van zijn financiële stabiliteit. Financiële bijstand aan Griekenland kon daarom niet op die verordening worden gebaseerd.

 

(6)

Het akkoord tussen de kredietverstrekkers en de leningsovereenkomst die op 8 mei 2010 voor Griekenland zijn getekend, zijn op 11 mei 2010 in werking getreden. Het akkoord tussen de kredietverstrekkers zal onverminderd van kracht blijven gedurende een programmaperiode van drie jaar en zolang er bedragen uitstaan in het kader van de leningsovereenkomst.

 

(7)

Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (6) bepaalt dat de Raad wederzijdse bijstand zal verlenen wanneer een lidstaat die niet deelneemt aan de euro ernstige moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden ten aanzien van de betalingsbalans.

 

(8)

Bij Beschikkingen 2009/102/EG (7), 2009/290/EG (8) en 2009/459/EG (9) van de Raad is dergelijke financiële bijstand van de Unie verleend aan respectievelijk Hongarije, Letland en Roemenië.

 

(9)

De periode waarin Ierland, Hongarije, Letland, Portugal en Roemenië over financiële bijstand kunnen beschikken, is vastgesteld in de relevante besluiten van de Raad. De periode waarin financiële bijstand aan Hongarije beschikbaar werd gesteld, is op 4 november 2010 verstreken.

 

(10)

De periode waarin Griekenland over financiële bijstand in het kader van het akkoord tussen de kredietverstrekkers en de leningsovereenkomst kan beschikken, verschilt naargelang de lidstaat die aan deze instrumenten deelneemt.

 

(11)

Na het besluit van de Europese Raad van 25 maart 2011, hebben de ministers van Financiën van de 17 lidstaten van de eurozone het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme ondertekend op 11 juli 2011. Na besluiten van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone op 21 juli en 9 december 2011, werd het verdrag gewijzigd om het mechanisme doeltreffender te maken en werd het ondertekend op 2 februari 2012. Overeenkomstig dit verdrag, zal het Europees Stabiliteitsmechanisme tegen 2013 de taken op zich nemen die momenteel worden uitgevoerd door de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees financieel stabilisatiemechanisme. Derhalve dient in deze verordening reeds met dit toekomstige mechanisme rekening te worden gehouden.

 

(12)

In zijn conclusies van 23 en 24 juni 2011 juicht de Europese Raad het voornemen van de Commissie toe om te zorgen voor sterkere synergieën tussen het kredietprogramma voor Griekenland en de fondsen van de Unie, en ondersteunt hij de inspanningen om Griekenland meer in staat te stellen de middelen van de Unie aan te spreken teneinde de groei en de werkgelegenheid te stimuleren door zich opnieuw te richten op het verbeteren van het concurrentievermogen en het scheppen van werkgelegenheid. Bovendien verwelkomt en ondersteunt de Raad dat de Commissie samen met de lidstaten een alomvattend programma van technische bijstand voor Griekenland uitwerkt. Deze verordening draagt bij tot die inspanningen ter verbetering van de synergie.

 

(13)

Om het beheer van de financiering van de Unie te vergemakkelijken, om bij te dragen tot snellere investeringen in de lidstaten en in de regio’s en om de impact van financiering op de economie te vergroten, moet, wanneer zulks gerechtvaardigd is, worden toegestaan dat tussentijdse betalingen van het Europees Visserijfonds tijdelijk en zonder gevolgen voor de programmeringsperiode 2014-2020 worden verhoogd met een bedrag gelijk aan tien procentpunten meer dan het medefinancieringspercentage van toepassing voor elk prioritair zwaartepunt voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden wat hun financiële stabiliteit betreft en die hebben verzocht om voor deze maatregel in aanmerking te komen, met als gevolg een overeenkomstige verlaging van de nationale bijdrage. Gelet op de tijdelijke aard van de verhoging en teneinde de oorspronkelijke medefinancieringspercentages te handhaven als referentiepunt voor de berekening van de tijdelijk verhoogde bedragen, dienen de uit het mechanisme voortvloeiende wijzigingen niet te worden meegenomen in het in de operationele programma’s opgenomen financieel plan. Wel moet het mogelijk zijn operationele programma’s te actualiseren teneinde de middelen vooral aan te wenden ten bate van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid en om de doelstellingen van die programma’s af te stemmen op het lagere totaalbedrag aan beschikbare middelen.

 

(14)

Een lidstaat die de Commissie om een afwijking uit hoofde van deze verordening verzoekt, dient in zijn verzoek alle informatie ter beschikking te stellen die de Commissie nodig heeft om aan de hand van gegevens over zijn macro-economische en begrotingssituatie aan te tonen dat er geen middelen voor de nationale bijdrage beschikbaar zijn. Er moet ook worden aangetoond dat een verhoging van de betalingen uit hoofde van de afwijking noodzakelijk is om de verdere uitvoering van de operationele programma’s te garanderen, en dat de absorptiecapaciteit problematisch blijft, zelfs wanneer de in artikel 53, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad (10) vastgestelde maxima voor medefinancieringspercentages worden gebruikt.

 

(15)

Voorts dient de lidstaat die om een afwijking uit hoofde van deze verordening verzoekt, mee te delen op basis van welk besluit of welke beschikking van de Raad of op basis van welke andere rechtshandeling hij voor de afwijking in aanmerking komt. De Commissie dient over voldoende tijd te beschikken, vanaf de datum van indiening van het verzoek van de lidstaat, om na te gaan of de gegevens correct zijn en om bezwaar te maken. Teneinde de afwijking effectief en operationeel te maken, dient tevens te worden bepaald dat, bij het uitblijven van bezwaren van de Commissie, dergelijk verzoek gerechtvaardigd moet worden geacht. Indien de Commissie bezwaren heeft tegen het verzoek van de lidstaat, dient zij hierover middels uitvoeringshandelingen een met redenen omkleed besluit te nemen.

 

(16)

De regels inzake de berekening van de tussentijdse betalingen en van de saldobetalingen voor de operationele programma’s gedurende de periode waarin de lidstaten financiële bijstand van de Unie krijgen voor het aanpakken van de ernstige moeilijkheden ten aanzien van hun financiële stabiliteit, moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(17)

Wanneer de tussentijdse betalingen aan lidstaten uit hoofde van deze verordening tijdelijk worden verhoogd, dient adequate verslaglegging over de aanwending van deze hogere bedragen te worden gegarandeerd.

 

(18)

Na het einde van de periode waarin financiële bijstand beschikbaar is gesteld, zou het in het kader van de overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 uitgevoerde evaluaties nodig kunnen zijn onder meer te beoordelen of de vermindering van de nationale medefinanciering tot een aanzienlijke afwijking van de aanvankelijk vastgestelde doelstellingen leidt. Dergelijke evaluaties zouden tot de herziening van het operationele programma kunnen leiden.

 

(19)

Aangezien de ongekende crisis die de internationale financiële markten treft en de ongekende economische achteruitgang de financiële stabiliteit van verscheidene lidstaten hebben geschaad en dus een snelle reactie nodig maken om de effecten op de economie als geheel tegen te gaan, moet deze verordening zo snel mogelijk in werking treden. Gezien de uitzonderlijke situatie waarin de betrokken lidstaten verkeren, moet zij met terugwerkende kracht van toepassing zijn met ingang van hetzij het begrotingsjaar 2010, hetzij de datum waarop de financiële steun beschikbaar werd gesteld, afhankelijk van de status van de verzoekende lidstaat, voor de perioden waarin de lidstaten financiële bijstand hebben gekregen van de Unie of van andere lidstaten uit de eurozone om ernstige moeilijkheden ten aanzien van hun financiële stabiliteit aan te pakken.

 

(20)

Wanneer een tijdelijke verhoging van de tussentijdse betalingen wordt beoogd, moet deze tevens worden gezien in het kader van de budgettaire beperkingen waarmee alle lidstaten kampen; deze budgettaire beperkingen moeten naar behoren in aanmerking worden genomen in de algemene begroting van de Europese Unie. Voorts dient de toepassing van dit mechanisme, dat in de eerste plaats is bedoeld om specifieke actuele problemen aan te pakken, beperkt te worden in de tijd. Dit mechanisme dient derhalve met ingang van 1 januari 2010 van toepassing te zijn en dient gedurende een beperkte periode tot 31 december 2013 uitwerking te hebben.

 

(21)

Verordening (EG) nr. 1198/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1198/2006 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

De artikelen 76 en 77 worden vervangen door:

„Artikel 76

Bepalingen inzake de berekening van de tussentijdse betalingen

  • 1. 
    Tussentijdse betalingen worden berekend door op de overheidsbijdrage die is aangegeven in de uitgavenstaat welke in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere convergentie/non-convergentiedoelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd, het medefinancieringspercentage toe te passen dat in het kader van het huidige financieringsplan voor dit prioritair zwaartepunt en deze doelstelling is vastgesteld.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 wordt, in antwoord op een specifiek en behoorlijk gemotiveerd verzoek van de lidstaat, een tussentijdse betaling berekend als het bedrag van de voor het prioritair zwaartepunt of de doelstelling aan de begunstigden betaalde of te betalen bijstand van de Unie. Dit bedrag moet door de lidstaat in de uitgavenstaat worden gespecificeerd.
  • 3. 
    In afwijking van artikel 53, lid 3, worden op verzoek van een lidstaat de tussentijdse betalingen verhoogd met een bedrag dat overeenkomt met tien procentpunten bovenop het medefinancieringspercentage voor elk prioritair zwaartepunt, tot een maximum van 100 %, toe te passen op het bedrag van de voor steun in aanmerking komende overheidsuitgaven die voor het eerst zijn aangegeven in elke gecertificeerde uitgavenstaat die wordt ingediend in de periode waarin die lidstaat aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
 

a)

aan dat land wordt financiële bijstand beschikbaar gesteld op grond van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (11) of is vóór de inwerkingtreding van die verordening financiële bijstand beschikbaar gesteld door andere lidstaten uit de eurozone;

 

b)

aan dat land wordt financiële bijstand voor de middellange termijn beschikbaar gesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (12);

 

c)

aan dat land wordt financiële bijstand beschikbaar gesteld overeenkomstig het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme, dat op 2 februari 2012 is ondertekend.

  • 4. 
    Voor de berekening van de tussentijdse betalingen nadat de lidstaat ophoudt de in lid 3 bedoelde financiële bijstand van de Unie te genieten, houdt de Commissie geen rekening met de overeenkomstig dat lid betaalde verhoogde bedragen.

Niettemin wordt met deze bedragen rekening gehouden voor de doeleinden van artikel 79, lid 1.

  • 5. 
    De overeenkomstig lid 3 verhoogde tussentijdse betalingen worden zo spoedig mogelijk ter beschikking van de beheersautoriteit gesteld en worden uitsluitend gebruikt voor betalingen ter uitvoering van het operationele programma.
  • 6. 
    In het kader van de jaarlijkse rapportage overeenkomstig artikel 67, lid 1, verstrekken de lidstaten de Commissie de nodige informatie over de manier waarop de in lid 3 van dit artikel bedoelde afwijking wordt benut, waarbij wordt aangetoond hoe het hogere steunbedrag in de betrokken lidstaat het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid ten goede is gekomen. De Commissie houdt bij het opstellen van de in artikel 68, lid 1, voorziene jaarlijkse rapportage rekening met deze informatie.

Artikel 77

Bepalingen inzake de berekening van saldobetalingen

  • 1. 
    De saldobetalingen zijn beperkt tot het laagste van de hieronder bedoelde bedragen:
 

a)

het bedrag berekend door op de overheidsbijdrage die is aangegeven in de definitieve uitgavenstaat welke in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere convergentie/non-convergentiedoelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd, het medefinancieringspercentage toe te passen dat in het kader van het huidige financieringsplan voor dit prioritair zwaartepunt en deze doelstelling is vastgesteld;

 

b)

het bedrag van de voor het prioritair zwaartepunt of voor de doelstelling aan de begunstigden betaalde of te betalen bijstand van de Unie. Dat bedrag moet door de lidstaat worden aangegeven in de definitieve uitgavenstaat die in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere doelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd.

  • 2. 
    In afwijking van artikel 53, lid 3, worden op verzoek van een lidstaat de saldobetalingen verhoogd met een bedrag dat overeenkomt met tien procentpunten bovenop het medefinancieringspercentage voor elk prioritair zwaartepunt, tot een maximum van 100 %, toe te passen op het bedrag van de voor steun in aanmerking komende overheidsuitgaven die voor het eerst zijn aangegeven in elke gecertificeerde uitgavenstaat die wordt ingediend in de periode waarin die lidstaat aan een van de voorwaarden van artikel 76, lid 3, onder a), b) en c), voldoet.
  • 3. 
    Voor de berekening van de saldobetalingen nadat de lidstaat ophoudt de in artikel 76, lid 3, bedoelde financiële bijstand van de Unie te genieten, houdt de Commissie geen rekening met de overeenkomstig dat lid betaalde verhoogde bedragen.
 

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd.

„Artikel 77 bis

Maximale bijdrage van de Unie door middel van tussentijdse betalingen en saldobetalingen

  • 1. 
    Niettegenstaande artikel 76, lid 3, en artikel 77, lid 2, is de bijdrage van de Unie in de vorm van tussentijdse betalingen en saldobetalingen niet hoger dan de overheidsbijdrage en het maximale bedrag aan bijstand uit het EVF voor elk prioritair zwaartepunt en elke doelstelling zoals vastgesteld in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma.
  • 2. 
    De in artikel 76, lid 3, en artikel 77, lid 2, bedoelde afwijking wordt door de Commissie toegekend op schriftelijk verzoek van een lidstaat die aan een van de hierboven in artikel 76, lid 3, onder a), b) en c), genoemde voorwaarden voldoet. Dat verzoek wordt uiterlijk op 17 juli 2012 ingediend, dan wel uiterlijk twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop de lidstaat aan een van de in artikel 76, lid 3, onder a), b) en c), vastgelegde voorwaarden voldoet.
  • 3. 
    In zijn verzoek aan de Commissie zet de lidstaat uiteen waarom een afwijking als bedoeld in artikel 76, lid 3, en artikel 77, lid 2, noodzakelijk is, en verstrekt hij de nodige gegevens om aan te tonen dat:
 

a)

er geen middelen voor de nationale bijdrage beschikbaar zijn, ter staving waarvan gegevens over de macro-economische en de begrotingssituatie worden overgelegd;

 

b)

een verhoging van de in artikel 76, lid 3, en artikel 77, lid 2, bedoelde betalingen noodzakelijk is om de verdere uitvoering van de operationele programma’s te garanderen;

 

c)

de problemen aanhouden, zelfs wanneer de in artikel 53, lid 3, vastgestelde maxima voor de medefinancieringspercentages worden gebruikt;

 

d)

een besluit van de Raad dan wel een andere rechtshandeling voorhanden is op grond waarvan de lidstaat aan een van de in artikel 76, lid 3, onder a), b) en c), bedoelde voorwaarden voldoet; de precieze datum met ingang waarvan de financiële steun ter beschikking van de lidstaat is gesteld, wordt daarbij vermeld.

De Commissie gaat na of zij een afwijking op grond van de overgelegde gegevens gerechtvaardigd acht. De Commissie beschikt, vanaf de datum van indiening van het verzoek, over een termijn van 30 dagen om bezwaar te maken tegen de overgelegde informatie. Indien de Commissie bezwaar maakt tegen het verzoek van de lidstaat, neemt zij ter zake middels uitvoeringshandelingen een besluit dat zij met redenen omkleedt.

Bij het uitblijven van bezwaren van de Commissie wordt het verzoek van de lidstaat gerechtvaardigd geacht.

  • 4. 
    De verzoekende lidstaat deelt tevens mee hoe hij de in artikel 76, lid 3, en artikel 77, lid 2, bedoelde afwijking zal benutten en welke aanvullende maatregelen worden voorzien om de middelen vooral aan te wenden ten bate van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid, hetgeen, zo nodig, een wijziging van de operationele programma’s kan omvatten.
  • 5. 
    De geldigheid van de in artikel 76, lid 3, en artikel 77, lid 2, bedoelde afwijking is niet van toepassing voor uitgavenstaten die worden ingediend na 31 december 2013.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Voor de volgende lidstaten is zij echter van toepassing met terugwerkende kracht:

 

a)

voor Ierland, Griekenland en Portugal met ingang van de datum waarop de in artikel 76, lid 3, genoemde financiële bijstand ter beschikking van deze lidstaten is gesteld;

 

b)

voor Hongarije, Letland en Roemenië met ingang van 1 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 19 april 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    BØDSKOV
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 14 maart 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 maart 2012.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.