Verordening 2010/541 - Wijziging van Verordening 1104/2008 over de migratie van het Schengeninformatiesysteem (SIS 1+) naar het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)

1.

Wettekst

22.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/19

 

VERORDENING (EU) Nr. 541/2010 VAN DE RAAD

van 3 juni 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1104/2008 van de Raad over de migratie van het Schengeninformatiesysteem (SIS 1+) naar het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 74,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (1) en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (2).

 

(2)

De voorwaarden, procedures en verantwoordelijkheden voor de migratie van SIS 1+ naar SIS II zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1104/2008 van de Raad (3) en Besluit 2008/839/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 over de migratie van het Schengeninformatiesysteem (SIS 1+) naar het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (4). Deze instrumenten verstrijken echter uiterlijk op 30 juni 2010.

 

(3)

Aan de noodzakelijke voorwaarden voor de migratie van SIS 1+ naar SIS II zal op 30 juni 2010 nog niet zijn voldaan. Wil SIS II operationeel kunnen worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ, dan moeten Verordening (EG) nr. 1104/2008 en Besluit 2008/839/JBZ van kracht blijven totdat de migratie is voltooid.

 

(4)

De Commissie en de lidstaten dienen in alle fasen van de ontwikkeling en de migratie nauw te blijven samenwerken om het proces tot een goed einde te brengen. In de conclusies van de Raad over SIS II van 26-27 februari 2009 en 4-5 juni 2009 is een informeel orgaan van deskundigen van de lidstaten, de Raad beheer totaalprogramma, ingesteld om de samenwerking te intensiveren en directe steun van de lidstaten te verlenen voor het centrale SIS II-project. Het positieve resultaat van het werk van de groep en de noodzaak om de samenwerking en de transparantie met betrekking tot het project verder te verdiepen, rechtvaardigen dat de groep formeel in de SIS II-beheersstructuur wordt geïntegreerd. Er dient derhalve formeel een groep van deskundigen, de Raad beheer totaalprogramma geheten, te worden ingesteld als aanvulling op de huidige organisatiestructuur. Ter wille van de efficiëntie en de kosteneffectiviteit moet het aantal deskundigen worden beperkt. De deskundigengroep moet de verantwoordelijkheden van de Commissie en van de lidstaten onverlet laten.

 

(5)

De Commissie dient verantwoordelijk te blijven voor het centrale SIS II en de communicatie-infrastructuur. Het centrale SIS II en de communicatie-infrastructuur dienen te worden onderhouden en waar nodig verder te worden ontwikkeld. Bij de verdere ontwikkeling van het centrale SIS II dienen fouten altijd te worden gecorrigeerd. De Commissie dient voor coördinatie en ondersteuning van de gezamenlijke activiteiten te zorgen.

 

(6)

In Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ wordt bepaald dat voor het centrale SIS II de beste voorhanden zijnde technologie wordt gebruikt, onder voorbehoud van een kosten-batenanalyse. In de bijlage bij de Raadsconclusies van 4-5 juni 2009 over de verder te volgen richting voor SIS II zijn mijlpalen opgenomen waaraan moet worden voldaan om het huidige SIS II-project te kunnen voortzetten. Tegelijkertijd is er een onderzoek uitgevoerd naar het opstellen van een alternatief technisch scenario voor het ontwikkelen van SIS II als verdere uitwerking van SIS 1+ (SIS 1+ RE) in het kader van een noodplan in het geval dat de tests uitwijzen dat niet aan de in de mijlpalen gestelde eisen wordt voldaan. Op basis van deze parameters kan de Raad besluiten dat de Commissie zal worden verzocht over te gaan naar het alternatieve technische scenario.

 

(7)

De beschrijving van de technische componenten van de migratiearchitectuur dient derhalve te worden aangepast om voor de ontwikkeling van het centrale SIS II een andere technische oplossing, en met name SIS 1+ RE, te kunnen toepassen. SIS 1+ RE is een mogelijke technische oplossing voor het ontwikkelen van het centrale SIS II en het halen van de in Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ opgenomen SIS II-doelstellingen.

 

(8)

SIS 1+ RE wordt gekenmerkt door het feit dat het een unieke middenweg tussen de ontwikkeling van SIS II en SIS 1+ vormt. In geval van toepassing van een alternatief technisch scenario, moeten verwijzingen in deze verordening naar de technische architectuur van SIS II en naar het migratieproces derhalve worden gelezen als verwijzingen naar SIS II op basis van een andere technische oplossing, zoals mutatis mutandis toegepast op de technische specifieke kenmerken van deze oplossing, conform de doelstelling om het centrale SIS II te ontwikkelen.

 

(9)

De ontwikkeling van het centrale SIS II op basis van een alternatieve technische oplossing moet uit de algemene EU-begroting worden gefinancierd, met inachtneming van het beginsel van gezond financieel beheer. Overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) kan de Commissie begrotingsuitvoeringstaken delegeren aan nationale overheidsinstanties. In overeenstemming met de politieke richtsnoeren en onder de voorwaarden die zijn opgenomen in Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, dient, indien naar de alternatieve technische oplossing wordt overgegaan, de Commissie te worden verzocht de begrotingsuitvoeringstaken in verband met de ontwikkeling van SIS II op basis van SIS 1+ RE aan Frankrijk te delegeren.

 

(10)

In elk technisch scenario moet het resultaat van de migratie op centraal niveau de beschikbaarheid van de SIS 1+-databank en nieuwe SIS II-functies zijn, waaronder bijkomende gegevenscategorieën, in het centrale SIS II.

 

(11)

De lidstaten dienen verantwoordelijk te blijven voor hun nationale systemen (N.SIS II). De noodzaak om N.SIS II te onderhouden en waar nodig verder te ontwikkelen, blijft bestaan.

 

(12)

Frankrijk blijft verantwoordelijk voor het C.SIS.

 

(13)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het opzetten van de tijdelijke migratiearchitectuur en de migratie van SIS 1+ naar SIS II, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van de geplande maatregel beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(14)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is het hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, dient Denemarken overeenkomstig artikel 4 van genoemd protocol binnen zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening te beslissen of het dit instrument in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

 

(15)

Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (6); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is hieraan niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

 

(16)

Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (7); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is hieraan niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

 

(17)

Deze verordening heeft geen gevolgen voor de regelingen voor de gedeeltelijke deelneming van het Verenigd Koninkrijk en Ierland aan het Schengenacquis, als bepaald in respectievelijk Besluit 2000/365/EG en Besluit 2002/192/EG.

 

(18)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (8), die vallen onder het gebied dat bedoeld is in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (9).

 

(19)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (10), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (11).

 

(20)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder G, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2008/261/EG van de Raad (12),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1104/2008 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Aan artikel 1 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   De ontwikkeling van SIS II kan worden verwezenlijkt door een alternatief technisch scenario te implementeren dat wordt gekenmerkt door zijn eigen technische specificaties.”.

 

2)

In artikel 4 wordt de aanhef vervangen door:

„Voor de migratie van SIS 1+ naar SIS II worden de volgende componenten, voor zover nodig, ter beschikking gesteld:”.

 

3)

Artikel 10, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Voor zover nodig, converteert de converter gegevens in twee richtingen tussen C.SIS en het centrale SIS II en houdt hij C.SIS en het centrale SIS II synchroon.”.

 

4)

Artikel 11, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De lidstaten die deelnemen aan SIS 1+ migreren van N.SIS naar N.SIS II met behulp van de tijdelijke migratiearchitectuur, en met ondersteuning van Frankrijk en van de Commissie.”.

 

5)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 17 bis

Raad beheer totaalprogramma

  • 1. 
    Er wordt een groep van technische deskundigen ingesteld, „Raad beheer totaalprogramma” genaamd (hierna „RBTP”), onverminderd de bevoegdheden en activiteiten van de Commissie, het in artikel 17 bedoelde comité, Frankrijk en de aan SIS 1+ deelnemende lidstaten. De RBTP fungeert als adviesorgaan voor de ondersteuning van het centrale SIS II-project en bevordert de consistentie tussen het centrale en de nationale SIS II-projecten. De RBTP heeft geen besluitvormende bevoegdheid noch enig mandaat om de Commissie of de lidstaten te vertegenwoordigen.
  • 2. 
    De RBTP bestaat uit ten hoogste tien leden, die regelmatig bijeenkomen. Ten hoogste acht leden en evenveel plaatsvervangers worden aangewezen door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen. Ten hoogste twee deskundigen en twee plaatsvervangers worden door de directeur-generaal van het verantwoordelijke directoraat-generaal van de Commissie aangewezen onder de ambtenaren van de Commissie.

De vergaderingen van de RBTP kunnen worden bijgewoond door deskundigen van andere lidstaten en ambtenaren van de Commissie die rechtstreeks betrokken zijn bij de ontwikkeling van de SIS II-projecten, op kosten van hun dienst of instelling.

De RBTP kan andere deskundigen uitnodigen om deel te nemen aan zijn vergaderingen, zoals bepaald in het in lid 5 bedoelde reglement van orde, op kosten van hun dienst, instelling of onderneming.

  • 3. 
    De deskundigen die zijn aangewezen door de lidstaten die het voorzitterschap en inkomend voorzitterschap waarnemen, worden altijd uitgenodigd om aan RBTP-vergaderingen deel te nemen.
  • 4. 
    Het secretariaat van de RBTP wordt verzorgd door de Commissie.
  • 5. 
    De RBTP stelt zijn reglement van orde vast, dat met name procedures bevat betreffende:
 

het overdraagbare voorzitterschap tussen de Commissie en het voorzitterschap;

 

de plaats van vergadering;

 

de voorbereiding van vergaderingen;

 

het toelaten van andere deskundigen;

 

een communicatieplan om niet-deelnemende lidstaten volledig op de hoogte te kunnen houden.

Het reglement van orde wordt van kracht na gunstig advies van de directeur-generaal van het verantwoordelijke directoraat-generaal van de Commissie en van de lidstaten, bijeen in het kader van het in artikel 17 genoemde comité.

  • 6. 
    De RBTP brengt regelmatig aan het in artikel 17 bedoelde comité dan wel, voor zover van toepassing, aan de bevoegde voorbereidende instanties van de Raad, schriftelijk verslag uit over de voortgang van het project, met inbegrip van het gegeven advies en de motivering daarvoor.
  • 7. 
    Onverminderd artikel 15, lid 2, komen de administratieve kosten en reiskosten in verband met de activiteiten van de RBTP ten laste van de algemene begroting van de Unie, tenzij zij uit andere bronnen worden terugbetaald. Ten aanzien van de reiskosten van de door de lidstaten aangewezen leden van de RBTP, in het kader van de Raad bijeen, en de reiskosten van deskundigen die overeenkomstig lid 3 zijn uitgenodigd in verband met de activiteiten van de RBTP, is de „Regeling inzake de vergoeding van niet tot het personeel van de Commissie behorende personen die worden uitgenodigd als deskundige deel te nemen aan vergaderingen” van toepassing.”.
 

6)

In artikel 19 wordt de laatste zin vervangen door:

„De verordening vervalt op de datum die door de Raad wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 55, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1987/2006, en in elk geval uiterlijk op 31 maart 2013, dan wel op 31 december 2013 indien wordt overgegaan naar een alternatief technisch scenario als bedoeld in artikel 1, lid 3.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 3 juni 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    PÉREZ RUBALCABA
 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.