Richtlijn 2002/51 - Verlaging van het niveau van verontreiniging door uitlaatgassen van motorvoertuigen op twee of drie wielen en tot wijziging van Richtlijn 97/24/EG - Verklaring van de Commissie - Aanvullende verklaring van de Commissie

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32002L0051

Richtlijn 2002/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de verlaging van het niveau van verontreiniging door uitlaatgassen van motorvoertuigen op twee of drie wielen en tot wijziging van Richtlijn 97/24/EG (Voor de EER relevante tekst) - Verklaring van de Commissie - Aanvullende verklaring van de Commissie

Publicatieblad Nr. L 252 van 20/09/2002 blz. 0020 - 0032

Richtlijn 2002/51/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 19 juli 2002

betreffende de verlaging van het niveau van verontreiniging door uitlaatgassen van motorvoertuigen op twee of drie wielen en tot wijziging van Richtlijn 97/24/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3), gezien de gemeenschappelijke ontwerp-tekst die op 1 mei 2002 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Overeenkomstig het vijfde actieprogramma, dat de Raad bij de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 1 februari 1993(4) in grote lijnen heeft goedgekeurd, moeten extra inspanningen worden geleverd met het oog op een aanzienlijke verlaging van het huidige niveau van verontreiniging door uitlaatgassen van motorvoertuigen.
  • (2) 
    Richtlijn 97/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1997 betreffende bepaalde onderdelen of eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen(5) is een van de bijzondere richtlijnen op grond van de typegoedkeuringsprocedure van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- en driewielige motorvoertuigen(6).
  • (3) 
    Krachtens artikel 5 van Richtlijn 97/24/EG is de Commissie gehouden binnen 24 maanden na de datum van aanneming van genoemde richtlijn bij het Europees Parlement en de Raad op basis van het onderzoek naar en de beoordeling van de kosten en baten van de toepassing van aangescherpte grenswaarden een voorstel in te dienen waarbij een volgende fase wordt vastgelegd waarin maatregelen worden vastgesteld voor de aanscherping van de grenswaarden voor door de betrokken voertuigen veroorzaakte verontreinigende stoffen. Dergelijke maatregelen blijven beperkt tot motorfietsen, omdat bij Richtlijn 97/24/EG voor bromfietsen reeds een volgende fase met strengere grenswaarden, die op 17 juni 2002 ingaan, is vastgesteld.
  • (4) 
    Op basis van de beoordeling van de technische toepasbaarheid en kostendoelmatigheid is één enkele reeks grenswaarden voor de proef van type I vastgesteld die vanaf 2003 voor alle motorfietsen moet gelden en waarmee een verlaging van 60 % voor koolwaterstoffen en voor koolmonoxide bij viertaktmotoren en 70 % voor koolwaterstoffen en 30 % voor koolmonoxide bij tweetaktmotoren zal worden bereikt. Voor motorfietsen met viertaktmotor wordt een verdere verlaging van de stikstofoxidenuitstoot bij de beoogde technologieën als niet haalbaar beschouwd. Voor motorfietsen met tweetaktmotor is bij toepassing van geavanceerde directe-inspuitingstechnologie voor tweetaktmotoren, waarmee de grootste verlaging van de koolmonoxide- en koolwaterstoffenuitstoot kan worden bereikt, een geringe verhoging van de grenswaarde voor stikstoffen ten opzichte van de huidige grens onvermijdelijk, waardoor deze even hoog komt te liggen als voor motorfietsen met viertaktmotor. Op grond van de uitstootberekening, waaruit blijkt dat motorfietsen slechts een marginale bijdrage tot de totale uitstoot van stikstofoxiden door het wegverkeer leveren, wordt dit aanvaardbaar geacht.
  • (5) 
    In het licht van de bijzondere kenmerken en het gebruik van bepaalde categorieën voertuigen die bekendstaan als enduro- en trial-motorfietsen en gelet op de zeer lage bijdrage ervan aan de totale uitstoot, als gevolg van het geringe aantal exemplaren dat hiervan jaarlijks in Europa verkocht wordt, dient ten aanzien van de inwerkingtreding van de nieuwe grenswaarden in 2003 een tijdelijke ontheffing te worden verleend teneinde de producenten in staat te stellen de passende technologie te ontwikkelen.
  • (6) 
    Controle en onderhoud worden van wezenlijk belang geacht om te voorkomen dat de uitstoot van nieuwe voertuigen na verloop van tijd aanvaardbare niveaus overschrijdt. In dit opzicht en naar analogie van de voorschriften voor personenauto's dienen de eisen ten aanzien van de proef van type II, in het bijzonder de grenswaarde van 4,5 % vol. voor een koolmonoxidegehalte, te worden vervangen door de verplichting de nodige gegevens te meten en te registreren met het oog op de technische controle.
  • (7) 
    Motorfietsen op drie of vier wielen zijn voorzien van een motor met hetzij elektrische ontsteking, hetzij compressieontsteking (dieselmotor). Evenals bij personenauto's is voor elk van deze categorieën een aparte reeks grenswaarden vereist. In dit verband moet in de toekomst het punt van de deeltjesuitstoot worden besproken.
  • (8) 
    De eigenschappen van referentiebrandstoffen die bij de uitstootproeven worden gebruikt moeten worden afgestemd op die voor personenauto's, zodat zij de ontwikkeling van de specificaties van in de handel verkrijgbare brandstoffen weerspiegelen als gevolg van de wetgeving inzake benzine en dieselolie.
  • (9) 
    De lidstaten dient te worden toegestaan het in de handel brengen van voertuigen die aan de in Gemeenschapsverband vastgestelde eisen voldoen, te bespoedigen en de invoering van geavanceerdere schone technologieën op basis van bindende grenswaarden te bevorderen door middel van fiscale stimuleringsmaatregelen. Dergelijke initiatieven moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Verdrag en aan bepaalde voorwaarden zijn gebonden die concurrentievervalsing op de interne markt moeten voorkomen. Deze richtlijn laat het recht van de lidstaten onverlet om de uitstoot van verontreinigende en andere stoffen als uitgangspunt te nemen bij het berekenen van tolheffingen voor motorvoertuigen op twee of drie wielen.
  • (10) 
    Overeenkomstig het Verdrag kunnen de lidstaten onder meer fiscale of financiële stimuleringsmaatregelen treffen om de aanpassing van oudere twee- en driewielige motorvoertuigen te bevorderen, indien deze daardoor voldoen aan de grenswaarden van deze richtlijn of aan die van de eerdere versie van Richtlijn 97/24/EG.
  • (11) 
    Voor de typegoedkeuring dient een nieuwe proefcyclus te worden ingevoerd waardoor de representativiteit van de uitstootprestaties wordt verhoogd onder omstandigheden die beter met het gebruik van de voertuigen in het verkeer overeenstemmen en waarbij met de uiteenlopende gebruikspatronen voor lichte en zware motorfietsen rekening wordt gehouden. Er worden aanvullende ontwikkelingswerkzaamheden uitgevoerd om de invoering van een nieuwe, wetenschappelijk verantwoorde proefcyclus mogelijk te maken.
  • (12) 
    Er dient met ingang van 2006 een volgende fase van bindende uitstootgrenswaarden te worden vastgesteld waarmee een aanzienlijke verdere verlaging ten opzichte van de grenswaarden voor 2003 kan worden bereikt.
  • (13) 
    Om de naleving van de emissiegrenswaarden te waarborgen, wordt er met ingang van 1 januari 2006 een controle op de conformiteit van de in gebruik zijnde twee- en driewielige motorvoertuigen (veldproef) ingevoerd. Specifieke vereisten voor de goede werking van emissiebeperkende voorzieningen tijdens de normale levensduur van twee- of driewielige motorvoertuigen worden met ingang van 1 januari 2006 ingevoerd tot een kilometrage van 30000 km.
  • (14) 
    Tevens moet worden gewaarborgd dat de rijomstandigheden van twee- en driewielige motorvoertuigen in de praktijk aan de testcyclusinstellingen beantwoorden en er geen middelen tot uitschakeling of omzeiling van de emissieverminderende onderdelen worden gebruikt.
  • (15) 
    Daar het aandeel van de CO2-uitstoot van twee- en driewielige motorvoertuigen in de totale uitstoot in de vervoerssector nog steeds toeneemt, is het absoluut noodzakelijk dat de CO2-uitstoot en/of het brandstofverbruik van twee- en driewielige motorvoertuigen zo spoedig mogelijk geregeld wordt en bij de communautaire strategie voor de vermindering van de CO2-uitstoot in het wegverkeer betrokken wordt.
  • (16) 
    In verband met de wereldmarkt voor motorfietsen en het feit dat zich wereldwijd vergelijkbare problemen met de luchtkwaliteit voordoen, is het raadzaam een geharmoniseerde proefcyclus tot stand te brengen. Er wordt nota van genomen dat de Commissie met alle andere partners die betrokken zijn bij andere markten zal voortwerken aan de totstandbrenging van een dergelijke geharmoniseerde proefcyclus, en hierover zo spoedig mogelijk concrete afspraken zal maken. De wereldwijd geharmoniseerde proefcyclus (WMTC) die momenteel in Genève door werkgroep 29 van de VN-Economische Commissie voor Europa wordt uitgewerkt, is een goede basis. Het is passend een dergelijke wereldwijd geharmoniseerde proefcyclus als alternatieve typegoedkeuringsprocedure voor te stellen voor de tweede fase in 2006. Als de nieuwe testcyclus op ruime schaal erkend is, zou deze de reguliere basis voor typegoedkeuring kunnen worden, ook voor latere verminderingsfasen.
  • (17) 
    De doelstelling van deze richtlijn, namelijk de verlaging van het huidige niveau van verontreiniging door uitlaatgassen van motorvoertuigen op twee of drie wielen, kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kan derhalve, gezien de omvang en de gevolgen van de te nemen maatregelen, beter op communautair niveau worden bereikt. De Gemeenschap kan maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Ingevolge het evenredigheidsbeginsel van genoemd artikel 5 gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om de genoemde doelstelling te bereiken.
  • (18) 
    Richtlijn 97/24/EG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel van deze richtlijn is de verlaging van het niveau van verontreiniging door uitlaatgassen van motorvoertuigen op twee of drie wielen door de grenswaarden voor deze uitstoot aan te scherpen.

Artikel 2

  • 1. 
    Met ingang van 1 april 2003 is het de lidstaten niet meer toegestaan om:
  • a) 
    de EG-typegoedkeuring als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 92/61/EEG te weigeren, of
  • b) 
    de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van voertuigen te verbieden

om redenen die verband houden met tegen luchtverontreiniging te nemen maatregelen, indien de tegen luchtverontreiniging te nemen maatregelen in overeenstemming zijn met Richtlijn 97/24/EG.

  • 2. 
    Met ingang van 1 april 2003 weigeren de lidstaten de in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 92/61/EEG bedoelde EG-typegoedkeuring voor een voertuigtype te verlenen om redenen die verband houden met tegen luchtverontreiniging te nemen maatregelen, indien het type niet aan Richtlijn 97/24/EG voldoet.

Voor de proef van type I zijn de grenswaarden van rij A van de tabel in hoofdstuk 5, bijlage II, punt 2.2.1.1.5, van Richtlijn 97/24/EG van toepassing.

  • 3. 
    Met ingang van 1 juli 2004:
  • a) 
    merken de lidstaten de certificaten van overeenstemming waarvan nieuwe voertuigen overeenkomstig Richtlijn 92/61/EEG vergezeld gaan, niet langer aan als geldig, en
  • b) 
    verbieden de lidstaten de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen die niet vergezeld gaan van een certificaat van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 92/61/EEG

om redenen die verband houden met tegen luchtverontreiniging te nemen maatregelen, indien de voertuigen niet voldoen aan Richtlijn 97/24/EG.

Voor de proef van type I voor bromfietsen zijn de grenswaarden van de tweede rij van de tabel in hoofdstuk 5, bijlage I, punt 2.2.1.1.3, van Richtlijn 97/24/EG van toepassing.

Voor de proef van type I voor motorfietsen en driewielige motorvoertuigen zijn de grenswaarden van rij A van de tabel in hoofdstuk 5, bijlage II, punt 2.2.1.1.5, van Richtlijn 97/24/EG van toepassing.

  • 4. 
    Voor tweewielige trial- en enduro-motorfietsen overeenkomstig Richtlijn 92/61/EEG wordt de datum van lid 2 vastgesteld op 1 januari 2004, en de datum van lid 3 op 1 juli 2005.

Onder trial-motorfietsen wordt verstaan, voertuigen met de volgende kenmerken:

  • a) 
    maximale zithoogte: 700 mm;
  • b) 
    minimale vrije hoogte: 280 mm;
  • c) 
    maximale brandstoftankinhoud: 4 l;
  • d) 
    minimale totale overbrengingsverhouding in de hoogste versnelling (primaire verhouding × overbrengingsverhouding × eindaandrijvingsverhouding): 7,5.

Onder enduro-motorfietsen wordt verstaan, voertuigen met de volgende kenmerken:

  • a) 
    minimale zithoogte: 900 mm;
  • b) 
    minimale vrije hoogte: 310 mm;
  • c) 
    minimale totale overbrengingsverhouding in de hoogste versnelling (primaire verhouding × overbrengingsverhouding × eindaandrijvingsverhouding): 6,0.

Artikel 3

  • 1. 
    Vanaf 1 januari 2006 weigeren de lidstaten de in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 92/61/EEG bedoelde EG-typegoedkeuring voor een nieuw voertuigtype te verlenen om redenen die verband houden met de maatregelen tegen luchtverontreiniging, indien het type niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 97/24/EG.

Voor de proef van type I worden de grenswaarden als vermeld in rij B van de tabel in hoofdstuk 5, bijlage II, punt 2.2.1.1.5, van Richtlijn 97/24/EG toegepast.

  • 2. 
    Met ingang van 1 januari 2007,
  • a) 
    beschouwen de lidstaten certificaten van overeenstemming waarvan nieuwe motorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn 92/61/EEG voorzien zijn, niet langer als geldig, en
  • b) 
    verbieden zij de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen die niet voorzien zijn van een certificaat van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 92/61/EEG

om redenen die verband houden met de tegen luchtvervuiling te nemen maatregelen, indien deze voertuigen niet voldoen aan de bepalingen van Richtlijn 97/24/EG.

Voor de proef van type I zijn de grenswaarden als vermeld in rij B van de tabel in hoofdstuk 5, bijlage II, punt 2.2.1.1.5, van Richtlijn 97/24/EG van toepassing.

Voor voertuigen waarvan er in de Europese Unie jaarlijks niet meer dan 5000 stuks verkocht worden, geldt 1 januari 2008.

Artikel 4

  • 1. 
    De lidstaten mogen fiscale stimuleringsmaatregelen alleen toepassen voor motorvoertuigen die voldoen aan Richtlijn 97/24/EG. De maatregelen dienen met de hierna onder a) of onder b) gestelde voorwaarden in overeenstemming te zijn:
  • a) 
    de stimuleringsmaatregelen gelden voor alle nieuwe voertuigen die in een lidstaat in de handel worden gebracht en vervroegd voldoen aan de verplichte grenswaarden van rij A van de tabel in hoofstuk 5, bijlage II, punt 2.2.1.1.5, van Richtlijn 97/24/EG; zij vervallen zodra de in artikel 2, lid 3, bedoelde uitstootgrenswaarden voor nieuwe voertuigen van kracht worden;
  • b) 
    de stimuleringsmaatregelen gelden voor alle nieuwe voertuigen die in een lidstaat in de handel worden gebracht en voortijdig voldoen aan de bindende grenswaarden van rij B van de tabel in hoofdstuk 5, bijlage II, punt 2.2.1.1.5, van Richtlijn 97/24/EG; deze eindigen op het tijdstip van de bindende toepassing van de in artikel 3, lid 2, voor nieuwe motorvoertuigen vastgelegde emissiegrenswaarden.
  • 2. 
    De waarde van de in lid 1 bedoelde fiscale stimuleringsmaatregelen is voor elk voertuigtype lager dan de extra kosten van de technische ingrepen, om te voldoen aan de facultatieve grenswaarden van rij A of rij B van de tabel in hoofdstuk 5, bijlage II, punt 2.2.1.1.5, van Richtlijn 97/24/EG.
  • 3. 
    De Commissie wordt tijdig van plannen tot invoering of wijziging van de in lid 1 bedoelde fiscale stimuleringsmaatregelen in kennis gesteld, zodat zij opmerkingen kan maken.

Artikel 5

Voor typegoedkeuringen wordt tevens de goede werking van de emissiecontrolevoorzieningen tijdens de normale levensduur van twee- of driewielige motorvoertuigen onder normale bedrijfsomstandigheden geëist, en wel met ingang van 1 januari 2006 voor nieuwe voertuigtypen, en van 1 januari 2007 voor alle voertuigtypen tot een kilometrage van 30000 km. Daartoe legt de Commissie voor 31 december 2002 aan het Europees Parlement en de Raad een voorstel voor waarin het begrip "normale bedrijfsomstandigheden" gedefinieerd wordt, en waarin aanvullende regelingen worden vastgesteld. In de kosten-batenanalyse van dat voorstel dient de Commissie met name rekening te houden met de gevolgen van het voorstel voor het midden- en kleinbedrijf.

Artikel 6

  • 1. 
    Met ingang van 1 januari 2006, wat nieuwe types twee- of driewielige motorvoertuigen, en met ingang van 1 januari 2007, wat alle typen betreft, wordt voor typegoedkeuring van voertuigen tevens een goede werking van de emissiebeheersingsvoorzieningen tijdens de normale levensduur van het voertuig onder normale bedrijfsomstandigheden geëist (conformiteit van goed onderhouden en op de juiste wijze gebruikte voertuigen die in het verkeer zijn).
  • 2. 
    Daartoe legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad voorstellen voor een definitie van "normale levensduur" en tot vaststelling van aanvullende regelingen voor. Deze omvatten, indien dienstig, onder meer:
  • criteria voor de uitvoering van controles,
  • criteria voor de selectie van de te controleren voertuigen,
  • criteria voor de uitvoering van proeven,
  • regels voor de eliminatie van mogelijke fouten,
  • kosteloosheid voor de eigenaar/bezitter van het voertuig.

In haar kosten-batenanalyse zal de Commissie in het bijzonder letten op de gevolgen van haar voorstellen voor het midden- en kleinbedrijf.

Artikel 7

  • 1. 
    Met ingang van 1 januari 2006 mogen de lidstaten de EG-typegoedkeuring niet meer verlenen en moeten zij nationale goedkeuring weigeren voor twee- of driewielige motorvoertuigen indien de uitstoot van kooldioxide en het brandstofverbruik niet volgens de desbetreffende bepalingen zijn vastgesteld.
  • 2. 
    Met ingang van 1 januari 2007
  • beschouwen de lidstaten certificaten van overeenstemming waarvan nieuwe tweewielige motorfietsen met een cilinderinhoud van meer dan 150 cc overeenkomstig Richtlijn 92/61/EEG vergezeld gaan, als niet langer geldig, en
  • verbieden zij de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen die niet van een certificaat van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 92/61/EEG vergezeld gaan,

indien de uitstoot van kooldioxide en het brandstofverbruik niet overeenkomstig de desbetreffende bepalingen vastgesteld zijn.

Artikel 8

  • 1. 
    De Commissie zal een verdere aanscherping van de uitstootnormen voor onder deze richtlijn vallende voertuigen overwegen en zal daarbij rekening houden met:
  • a) 
    de technische ontwikkelingen op het gebied van de uitstootbeperkingstechnologie en de technische en economische toepasbaarheid daarvan op motorfietsen alsmede de toepassingen daarvan op de gediversifieerde markt waarvoor deze voertuigen bestemd zijn;
  • b) 
    de vooruitgang bij de ontwikkeling van een meer representatieve proefcyclus voor motorfietsen die de beperkingen van de huidige proefcyclus, zoals ten aanzien van koude start en dynamisch rijgedrag, ondervangt;
  • c) 
    de mogelijkheid van wereldwijde harmonisatie van de proefcyclus;
  • d) 
    de correlatie tussen de grenswaarden voor de huidige en voor de nieuwe proefcyclus;
  • e) 
    de lopende werkzaamheden met betrekking tot deeltjesemissies en de resultaten inzake deeltjesemissies van motoren met compressieontsteking of elektrische ontsteking;
  • f) 
    de verdere werkzaamheden met betrekking tot duurzaamheid en conformiteit van in gebruik zijnde voertuigen;
  • g) 
    de verdere werkzaamheden met betrekking tot koud starten, boorddiagnosesystemen (OBD) en verdampingsemissies;
  • h) 
    de lopende werkzaamheden met betrekking tot vervangingskatalysatoren;
  • i) 
    de economische gevolgen voor productie van kleine series voor kleine fabrikanten.

De Commissie zal voorts een methodologie uitwerken voor het meten van specifieke CO2-emissies van motorvoertuigen op twee of drie wielen.

  • 2. 
    De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2002 bij het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang een voorstel in voor een testmethode om deeltjesemissies te meten in overeenstemming met de resultaten van de in lid 1, onder e), voorgeschreven studies, die vanaf 1 januari 2004 wordt gebruikt voor nieuwe typegoedkeuringen.
  • 3. 
    De Commissie dient niet later dan 31 december 2002 een voorstel bij het Europees Parlement en de Raad in, waarin zijn opgenomen:
  • a) 
    bindende emissiegrenswaarden voor de proef van type I voor drie- en vierwielers voor de tweede verplichte fase vanaf 2006, alsmede voor deeltjesemissies, in overeenstemming met lid 1, onder e); overeenkomstig de resultaten van de in lid 1, onder e), voorgeschreven studies;
  • b) 
    de verplichting om specifieke CO2-emissies te meten ten behoeve van de typegoedkeuring overeenkomstig artikel 7; bovendien dient de Commissie geschikte voorstellen in voor de integratie van twee- en driewielige motorvoertuigen in de communautaire strategie ter vermindering van de door het verkeer veroorzaakte CO2-uitstoot (Overeenkomst ter vermindering van de gemiddelde CO2-uitstoot, etikettering, fiscale stimulansen);
  • c) 
    bepalingen betreffende duurzaamheid die met ingang van 1 januari 2006 moeten worden toegepast, overeenkomstig artikel 5;
  • d) 
    voorschriften voor de invoering van een controle op de conformiteit van in gebruik zijnde motorvoertuigen met ingang van 1 januari 2006 overeenkomstig de bepalingen van artikel 6;
  • e) 
    een nieuwe reeks grenswaarden (fase III) voor bromfietsen, met inbegrip van deeltjesemissies in overeenstemming met de resultaten van de in lid 1, onder e), voorgeschreven studies, die gelden van 2006. De bepalingen betreffende duurzaamheidseisen en de verplichting om specifieke CO2-emissies te meten ten behoeve van de typegoedkeuring, gelden ook voor motorfietsen.
  • 4. 
    De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad indien van toepassing, voorstellen in inzake controle en onderhoud, OBD en beperking van de verdampingsemissie. Bovendien waarborgt de Commissie dat uitsluitend vervangende en aanvullende onderdelen voor uitlaatsystemen op de markt komen die aan de vereisten van Richtlijn 97/24/EG en deze richtlijn voldoen. De verlening van een typegoedkeuring moet afdoende controleerbaar zijn en de data van de verleende typegoedkeuring moeten in een Europese databank snel, efficiënt en transparant oproepbaar en controleerbaar zijn.
  • 5. 
    Zo spoedig mogelijk, en uiterlijk na de technische uitwerking van de wereldwijd geharmoniseerde proefcyclus, legt de Commissie een voorstel voor ter opneming daarvan, alsmede een nieuwe reeks grenswaarden. Die grenswaarden moeten worden vastgesteld in samenhang met de tweede verplichte fase van deze richtlijn in 2006 (rij B, tabel in hoofdstuk 5, bijlage II, punt 2.2.1.1.5, van Richtlijn 97/24/EG) om hetzelfde emissieniveau te garanderen. De proefcyclus moet samen met deze grenswaarden ingevoerd worden als alternatieve typegoedkeuringsprocedure waar de fabrikant facultatief gebruik van kan maken voor de tweede fase in 2006 (nieuwe rij C van hoofdstuk 5, bijlage II, punt 2.2.1.1.5, van Richtlijn 97/24/EG). Aansluitend bij de aanneming van de nieuwe wereldwijd geharmoniseerde proefcyclus in andere sectoren, wordt deze procedure dan de enige reguliere typegoedkeuringsprocedure. Voor de latere fasen van vermindering van de uitlaatgasemissies na 2006 is dan de nieuwe proefcyclus met de daarop gebaseerde grenswaarden de enige geldige typegoedkeuringsprocedure.

Artikel 9

Hoofdstuk 5 van Richtlijn 97/24/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige richtlijn.

Artikel 10

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 april 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 11

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2002.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • P. 
    Cox

Voor de Raad

De voorzitter

  • T. 
    Pedersen
  • (1) 
    PB C 337 E van 28.11.2000, blz. 140, en

PB C 240 E van 28.8.2001, blz. 146.

  • (2) 
    PB C 123 van 25.4.2001, blz. 22.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 14 februari 2001 (PB C 276 van 1.10.2001, blz. 135), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 13 juli 2001 (PB C 301 van 26.10.2001, blz. 43) en besluit van het Europees Parlement van 12 december 2001. Besluit van het Europees Parlement van 30 mei 2002 en besluit van de Raad van 11 juni 2002.
  • (4) 
    PB C 138 van 17.5.1993, blz. 1.
  • (5) 
    PB L 226 van 18.8.1997, blz. 1.
  • (6) 
    PB L 225 van 10.8.1992, blz. 72. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 106 van 3.5.2000, blz. 1).

BIJLAGE

WIJZIGINGEN VAN HOOFDSTUK 5 VAN RICHTLIJN 97/24/EG

  • 1. 
    bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    punt 1.4 komt als volgt te luiden: "1.4. "Verontreinigende gassen", uitstoot van de uitlaatgassen koolmonoxide, stikstofoxiden, uitgedrukt in stikstofdioxide (NO2)-equivalent, en koolwaterstoffen, uitgaande van een verhouding van:
  • C1H1,85 voor benzine;
  • C1H1,86 voor diesel.";
  • b) 
    de volgende nieuwe tekst wordt toegevoegd: "1.5. "Manipulatievoorziening", een voorziening die werkingsvariabelen (bv. de snelheid van het voertuig, het toerental, de ingeschakelde versnelling, de temperatuur, de inlaatdruk of een andere parameter) meet, met een sensor bepaalt, of erop reageert om de werking van een onderdeel of functie van het emissiebeheersingssysteem te activeren, te moduleren, te vertragen of uit te schakelen op zodanige wijze dat de doelmatigheid van het emissiebeheersingssysteem verminderd wordt onder omstandigheden die bij een normaal voertuiggebruik optreden, tenzij het gebruik van een dergelijke voorziening daadwerkelijk behoort tot de toegepaste testprocedure voor emissiecertificering;

1.6. "Abnormale emissiebeperkingsstrategie", een strategie of maatregel die, wanneer het voertuig onder normale gebruiksvoorwaarden wordt bestuurd, de doelmatigheid van het emissiebeheersingssysteem vermindert tot een niveau dat lager ligt dan het volgens de toepasselijke emissieproef te verwachten niveau.";

  • c) 
    punt 2.2.1.1 wordt vervangen door: "2.2.1.1. Proef van type I (bepaling van de gemiddelde uitstoot van uitlaatgassen in een bebouwd gebied met druk verkeer).

2.2.1.1.1. De proef wordt uitgevoerd volgens de in aanhangsel 1 beschreven methode. De verontreinigende gassen worden volgens de voorgeschreven methoden opgevangen en geanalyseerd.

2.2.1.1.2. In figuur I.2.2 zijn de trajecten voor de proef van type I schematisch weergegeven.

2.2.1.1.3. Het voertuig wordt op een rollenbank geplaatst die van een belastings- en traagheidssimulator is voorzien.

2.2.1.1.4. Gedurende de proef worden de uitlaatgassen verdund en wordt in een of meer zakjes een proportioneel monster genomen. De uitlaatgassen van het beproefde voertuig worden verdund, bemonsterd en geanalyseerd volgens de hierna beschreven procedure en het totale volume van het verdunde uitlaatgas wordt gemeten.

Figuur I.2.2.

Stroomdiagram voor de proef van type I

>PIC FILE= "L_2002252NL.002601.TIF">

2.2.1.1.5. Met inachtneming van het bepaalde in punt 2.2.1.1.6 moet de proef driemaal worden herhaald. De resulterende massa van de bij elke proef gemeten gasvormige uitstoot dient lager te zijn dan de in de onderstaande tabel gegeven grenswaarde (rij A voor 2003 en rij B voor 2006):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.2.1.1.5.1. Onverminderd het bepaalde in punt 2.2.1.1.5 mag voor elke verontreinigende stof of combinatie van verontreinigende stoffen één van de drie resulterende waarden van de massa de voorgeschreven grenswaarde met ten hoogste 10 % overschrijden, mits het rekenkundig gemiddelde van de drie waarden onder de voorgeschreven grenswaarde ligt. Indien de voorgeschreven grenswaarde voor meer dan één verontreinigende stof wordt overschreden, is het niet van belang of dit in eenzelfde of in verschillende proeven gebeurt.

2.2.1.1.5.2. Voor de toetsing van de grenswaarden in rij B voor 2006 wordt voor motorfietsen met een geoorloofde maximumsnelheid van 110 km/u de maximumsnelheid bij de buitenstedelijke cyclus beperkt tot 90 km/u.

2.2.1.1.6. Het in punt 2.2.1.1.5 voorgeschreven aantal proeven wordt onder de hierna omschreven voorwaarden beperkt; hierbij is V1 het resultaat van de eerste proef en V2 het resultaat van de tweede proef voor elke verontreiniging.

2.2.1.1.6.1. Er behoeft slechts één proef te worden uitgevoerd indien het resultaat voor elke verontreiniging gelijk is aan of kleiner is dan 0,70 L (d.w.z. V1 <= 0,70 L).

2.2.1.1.6.2. Indien niet is voldaan aan de voorwaarde van punt 2.2.1.1.6.1, behoeven slechts twee proeven te worden uitgevoerd indien voor elke verontreiniging aan de volgende voorwaarden is voldaan:

V1 <= 0,85 L en V1 + V2 <= 1,70 L en V2 <= L.";

  • d) 
    in punt 2.2 worden tabel I en tabel II geschrapt;
  • e) 
    punt 2.2.1.2 wordt vervangen door: "2.2.1.2. Proef van type II (meting van de koolmonoxide-uitstoot bij stationair draaiende motor) en uitstootgegevens voor de technische controle.

2.2.1.2.1. Deze eis geldt voor alle voertuigen met een motor met elektrische ontsteking waarvoor overeenkomstig deze richtlijn de EG-typegoedkeuring wordt aangevraagd.

2.2.1.2.2. Bij beproeving overeenkomstig aanhangsel 2 (proef van type II) bij normaal stationair toerental:

  • wordt het koolmonoxidegehalte (in vol. %) van de uitlaatgassen geregistreerd;
  • wordt het motortoerental gedurende de proef geregistreerd, evenals de toleranties.

2.2.1.2.3. Bij beproeving bij een "hoog stationair toerental" (d.w.z. > 2000 min-1):

  • wordt het koolmonoxidegehalte (in vol. %) van de uitlaatgassen geregistreerd;
  • wordt het motortoerental gedurende de proef geregistreerd, evenals de toleranties.

2.2.1.2.4. De temperatuur van de motorolie tijdens de proef moet worden gemeten en geregistreerd.

2.2.1.2.5. De geregistreerde gegevens worden ingevuld in de relevante onderdelen van het in bijlage VII bij Richtlijn 92/61/EEG bedoelde document.";

  • f) 
    de volgende nieuwe tekst wordt toegevoegd: "2.3. Het is verboden een manipulatievoorziening en/of een abnormale emissiebeperkingsstrategie toe te passen.

2.3.1. Het is toegestaan een voertuig met een voorziening, functie, systeem of meting voor motorregeling uit te rusten, op voorwaarde dat:

  • er alleen gebruik van wordt gemaakt om de motor te beschermen, koud te starten of de motor te laten warmlopen, of
  • er alleen gebruik van wordt gemaakt voor operationele beveiliging of veiligheid en pechstrategieën.

2.3.2. Het gebruik van een voorziening, functie, systeem of meting voor motorregeling dat leidt tot het gebruik van een motorregelingsstrategie die verschillend of gewijzigd is ten opzichte van de strategie die normaliter tijdens de toepasselijke cycli van emissieproeven wordt toegepast, is toegestaan indien, onder naleving van het vereiste van punt 2.3.3, ten volle wordt aangetoond dat de maatregel de doelmatigheid van het emissiebeheersingssysteem niet vermindert. In alle andere gevallen worden soortgelijke voorzieningen geacht manipulatievoorzieningen te zijn.

2.3.3. De fabrikant verschaft een documentatiepakket dat inzicht verschaft in het basisconcept van het systeem en in de middelen waarmee het de uitstootvariabelen hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks beheerst.

  • a) 
    Het officiële documentatiepakket dat bij de indiening van de typegoedkeuringsaanvraag aan de technische dienst wordt verschaft, omvat een volledige omschrijving van het systeem. Deze documentatie mag kort zijn, op voorwaarde dat erin wordt aangetoond dat alle outputs zijn omschreven die zijn toegestaan op basis van een matrix die is verkregen uit een aantal controles op de individuele inputs.

De documentatie bevat ook een verantwoording voor het gebruik van voorzieningen, functies, systemen of metingen voor motorregeling en bevat aanvullend materiaal en testgegevens om het effect op uitlaatemissie van soortgelijke voorzieningen die op het voertuig zijn aangebracht te documenteren. Deze informatie wordt gevoegd bij de in bijlage V voorgeschreven documentatie.

  • b) 
    Aanvullend materiaal waaruit blijkt welke parameters gewijzigd worden door voorzieningen, functies, systemen of metingen voor motorregeling en welke de grensvoorwaarden zijn waaronder soortgelijke maatregelen functioneren. Dit aanvullend materiaal omvat een beschrijving van de logica van het brandstofregelingssysteem, de tijdsafstellingen en de schakelpunten in alle werkingstoestanden. Die informatie wordt strikt vertrouwelijk behandeld en blijft in handen van de fabrikant, maar wordt toegankelijk gemaakt ten behoeve van de inspectie bij de typegoedkeuring.";
  • g) 
    punt 3.1.1 wordt vervangen door: "3.1.1. Een voertuig wordt uit de serie genomen en aan de in punt 2.2.1.1 beschreven proef onderworpen. De grenswaarden voor de controle op de overeenstemming van de productie staan vermeld in de tabel van punt 2.2.1.1.5.";
  • h) 
    het oude punt 3.1.1 krijgt het nummer 3.1.2 en wordt als volgt gewijzigd:
  • de woorden "tabellen I en II" worden vervangen door "de tabel in punt 2.2.1.1.5";
  • de woorden "de in punt 2.2.1.1.2 genoemde tabellen" worden vervangen door "de tabel in punt 2.2.1.1.5";
  • i) 
    punt 3.1.3 van aanhangsel 1 komt als volgt te luiden: "3.1.3. De lekdichtheid van het inlaatsysteem kan worden gecontroleerd om na te gaan of de carburatie niet wordt beïnvloed door aanzuiging van valse lucht.";
  • j) 
    in punt 5.3.1 van aanhangsel 1 komt de laatste volzin als volgt te luiden: "Voordat de uitlaatgassen worden opgevangen dienen twee volledige voorbereidingscycli te worden doorlopen.";
  • k) 
    punt 6.1.3 van aanhangsel 1 komt als volgt te luiden: "6.1.3. Voor het begin van de eerste voorbereidingscyclus wordt op de motorfiets of de driewieler een luchtstroom met een veranderlijke snelheid gericht. Daarna volgen twee volledige cycli gedurende welke geen uitlaatgassen worden opgevangen. Het ventilatiesysteem moet een mechanisme omvatten dat door de snelheid van de rollenbank zodanig wordt geregeld dat in het gebied 10 km/h tot 50 km/h de lineaire luchtsnelheid aan de uitgang met een tolerantie van 10 % gelijk is aan de relatieve snelheid van de rol. Bij een rolsnelheid van minder dan 10 km/h mag de windsnelheid nul zijn. De einddoorsnede van de inrichting waaruit de lucht stroomt moet de volgende kenmerken hebben:
  • i) 
    oppervlakte van ten minste 0,4 m2;
  • ii) 
    hoogte van de onderrand boven de grond tussen 0,15 en 0,20 m;
  • iii) 
    afstand van het voorste uiteinde van de motorfiets of de driewieler tussen 0,3 en 0,45 m.";
  • l) 
    in punt 6.2.2 van aanhangsel 1 wordt de eerste volzin geschrapt;
  • m) 
    punt 7.2.1 van aanhangsel 1 komt als volgt te luiden: "7.2.1. Na twee voorbereidingscycli (begin van de eerste cyclus) worden de in de punten 7.2.2 tot en met 7.2.5 vermelde handelingen simultaan uitgevoerd.";
  • n) 
    punt 7.4 van aanhangsel 1 wordt vervangen door: "7.4. Analyse

7.4.1. Zo spoedig mogelijk, doch in elk geval niet later dan 20 minuten na het einde van de proefcyclus, worden de uitlaatgassen in de zak geanalyseerd.

7.4.2. Voor de analyse van elk monster dient de aanwijzing van het analyseapparaat voor elke verontreiniging op nul te worden afgeregeld met een geschikt nulgas.

7.4.3. Vervolgens worden de analyseapparaten met behulp van kalibreergassen met een nominale concentratie van 70 à 100 % van het bereik op de kalibratiecurves afgeregeld.

7.4.4. De nulwaarde van het analyseapparaat wordt vervolgens opnieuw gekalibreerd. Als de afgelezen waarde meer dan 2 % van de volleschaalwaarde afwijkt van de in punt 7.4.2 ingestelde waarde, wordt de procedure herhaald.

7.4.5. Vervolgens worden de monsters geanalyseerd.

7.4.6. Na de analyse worden de nulwaarde en de volleschaalwaarde opnieuw gecontroleerd met behulp van dezelfde gassen. Indien bij deze controles de afgelezen waarden binnen 2 % van die van punt 7.4.3 liggen, wordt het resultaat van de analyse aanvaard.

7.4.7. Tijdens alle onderdelen van deze procedure dienen de flow-rate en de druk van de diverse gassen dezelfde waarde te hebben als tijdens de kalibratie van de analyseapparaten.

7.4.8. De waarde voor de concentratie van elke gemeten verontreiniging in het uitlaatgas wordt pas afgelezen nadat de aanwijzing van het analyseapparaat is gestabiliseerd.";

  • o) 
    punt 2.2 van aanhangsel 2 wordt vervangen door: "2.2. De proef van type II als beschreven in punt 2.2.1.2. van bijlage II moet onmiddellijk na de proef van type I worden gemeten, bij normaal en bij hoog stationair toerental.";
  • 2. 
    bijlage IV wordt vervangen door:

"BIJLAGE IV

SPECIFICATIES VAN DE REFERENTIEBRANDSTOF (BENZINE)

De gebruikte referentiebrandstof is gespecificeerd in bijlage IX, deel 1, van Richtlijn 70/220/EEG.

SPECIFICATIES VAN DE REFERENTIEBRANDSTOF (DIESEL)

De gebruikte referentiebrandstof is gespecificeerd in bijlage IX, deel 2, van Richtlijn 70/220/EEG.".

Verklaring van de Commissie

Ad artikel 8, lid 5

De Commissie verklaart nogmaals dat zij streeft naar een zo goed mogelijke milieubescherming, zoals neergelegd in artikel 95, lid 3, van het Verdrag.

In haar voorstel om de nieuwe speciale testcyclus voor motorfietsen, overeenkomstig artikel 8, lid 5, op te nemen in de tweede fase die in 2006 van start gaat, zal de Commissie daarom ook aandacht besteden aan de vraag wanneer deze test de enige testprocedure voor EU-typegoedkeuring zal worden.

Aanvullende verklaring van de Commissie

Bovendien neemt de Commissie nota van het besluit van de medewetgevers in artikel 5, waarin gevraagd wordt om indiening van een voorstel waarin de "normale levensduur" wordt gedefinieerd en aanvullende bepalingen worden vastgesteld. De Commissie herinnert er in dit verband aan dat zij ingevolge haar in het Verdrag neergelegde initiatiefrecht het tijdstip en de inhoud van een dergelijk voorsel vaststelt.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.