Richtlijn 2001/65 - Wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001L0065

Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen

Publicatieblad Nr. L 283 van 27/10/2001 blz. 0028 - 0032

Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 27 september 2001

tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 2, onder g),

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Overeenkomstig artikel 32 van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen(4) dient de waardering van de posten in de jaarrekening te geschieden op basis van het beginsel van de aanschaffingsprijs of vervaardigingskosten.
  • (2) 
    Krachtens artikel 33 van Richtlijn 78/660/EEG kunnen de lidstaten vennootschappen toestaan of voorschrijven dat bepaalde activa worden geherwaardeerd, dat bepaalde activa op basis van de vervangingswaarde worden gewaardeerd, of dat de posten in de jaarrekening volgens andere methoden worden gewaardeerd teneinde rekening te houden met de inflatie.
  • (3) 
    In artikel 29 van de Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening(5) is bepaald dat de in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen activa en passiva moeten worden gewaardeerd overeenkomstig de artikelen 31 tot en met 42 en artikel 60 van Richtlijn 78/660/EEG.
  • (4) 
    Volgens artikel 1 van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen(6) moeten de activa en passiva worden gewaardeerd overeenkomstig de artikelen 31 tot en met 42 van Richtlijn 78/660/EEG, tenzij Richtlijn 86/635/EEG andersluidende bepalingen bevat.
  • (5) 
    De jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen worden opgesteld overeenkomstig Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen(7). De wijzigingen in de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG laten het bepaalde in Richtlijn 91/674/EEG onverlet, maar de Commissie kan soortgelijke voorstellen tot wijziging van die richtlijn indienen na raadpleging van het bevoegde raadgevende comité.
  • (6) 
    Het dynamische karakter van de internationale financiële markten heeft ertoe geleid dat niet alleen traditionele primaire financiële instrumenten, zoals aandelen en obligaties, algemeen ingang hebben gevonden, maar ook diverse vormen van afgeleide financiële instrumenten, zoals futures, opties, termijncontracten en swaps.
  • (7) 
    De in de wereld toonaangevende opstellers van standaarden voor jaarrekeningen schakelen voor de waardering van dergelijke financiële instrumenten van de methode op grond van de historische kosten meer en meer over op een waarderingsmethode gebaseerd op de waarde in het economisch verkeer.
  • (8) 
    In haar mededeling "Harmonisatie van de jaarrekeningen: een nieuwe strategie ten aanzien van internationale harmonisatie", vraagt de Commissie dat de Europese Unie de richtlijnen inzake communautaire standaarden voor jaarrekeningen in overeenstemming zou houden met de internationale ontwikkelingen inzake de vaststelling van standaarden voor jaarrekeningen, met name in het International Accounting Standards Committee (IASC).
  • (9) 
    Teneinde die overeenstemming tussen de internationaal erkende standaarden voor de jaarrekeningen en de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG te bewaren, is het nodig genoemde richtlijnen zodanig te wijzigen dat bepaalde financiële activa en passiva op basis van de waarde in het economisch verkeer kunnen worden gewaardeerd. Dit zal de Europese vennootschappen de mogelijkheid bieden jaarverslag te geven in overeenstemming met de meest recente internationale ontwikkelingen.
  • (10) 
    Deze wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG komt overeen met de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2000 over de strategie van de Europese Unie inzake de financiële verslaggeving, waarin wordt voorgesteld erkende internationale standaarden voor de verslaggeving te hanteren voor het opstellen van de geconsolideerde financiële verslaggeving van beursgenoteerde vennootschappen. Deze wijziging is bedoeld om de toepassing mogelijk te maken van de internationale standaard voor de verslaggeving die betrekking heeft op de verwerking en de waardering van financiële instrumenten.
  • (11) 
    Vergelijkbaarheid van financiële informatie over de gehele Gemeenschap vergt dat de lidstaten voor bepaalde financiële instrumenten een verslaggevingsmethode op basis van de waarde in het economisch verkeer invoeren. De lidstaten dienen toe te staan dat die methode door alle onder de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG vallende vennootschappen, of bepaalde categorieën van vennootschappen, wordt gehanteerd bij de opstelling van zowel de jaarrekening als de geconsolideerde jaarrekening, dan wel van de geconsolideerde jaarrekening alleen. Voorts dienen de lidstaten voor alle vennootschappen, of bepaalde categorieën van vennootschappen, te kunnen voorschrijven dat die methode wordt gehanteerd bij de opstelling van zowel de jaarrekening als de geconsolideerde jaarrekening, dan wel van de geconsolideerde jaarrekening alleen.
  • (12) 
    Verslaggeving op basis van de waarde in het economisch verkeer dient slechts mogelijk te zijn voor posten die zich volgens een brede internationale consensus daartoe lenen. Op dit ogenblik bestaat een consensus dat verslaggeving op basis van de waarde in het economisch verkeer niet op alle financiële activa en passiva dient te worden toegepast, bijvoorbeeld niet op de meeste posten die betrekking hebben op het "banking book".
  • (13) 
    De toelichting op de jaarrekening dient bepaalde informatie te bevatten over financiële instrumenten in de balans die tegen de waarde in het economisch verkeer zijn gewaardeerd. Het jaarverslag dient informatie te bevatten omtrent de doelstellingen en het beleid van de vennootschap inzake risicobeheersing met betrekking tot haar gebruik van financiële instrumenten.
  • (14) 
    Afgeleide financiële instrumenten kunnen de financiële positie van een vennootschap sterk beïnvloeden; informatie over afgeleide financiële instrumenten en hun waarde in het economisch verkeer wordt wenselijk geacht, ook als de vennootschap de waarderingsmethode op basis van de waarde in het economisch verkeer niet hanteert. Teneinde de administratieve lasten voor kleine vennootschappen te beperken dienen de lidstaten kleine vennootschappen vrij te kunnen stellen van deze informatieplicht.
  • (15) 
    Verantwoording van financiële instrumenten is een terrein van de financiële verslaggeving dat aan snelle veranderingen onderhevig is en opnieuw moet worden bezien door de Commissie op basis van de ervaring die in de lidstaten is opgedaan met verslaggeving op basis van de waarde in het economisch verkeer,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 78/660/EEG wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    de volgende afdeling wordt ingevoegd: "AFDELING 7 BIS

Waardering op basis van de waarde in het economisch verkeer

Artikel 42 bis

  • 1. 
    In afwijking van artikel 32 en onder de bij de leden 2 tot en met 4 gestelde voorwaarden moeten de lidstaten voor alle vennootschappen, of bepaalde categorieën van vennoot-schappen, toestaan of voorschrijven dat financiële instrumenten, met inbegrip van afgeleide financiële instrumenten, op basis van de waarde in het economisch verkeer worden gewaardeerd.

Die toelating of dat vereiste kan beperkt worden tot de geconsolideerde jaarrekening in de zin van Richtlijn 83/349/EEG.

  • 2. 
    Voor de toepassing van deze richtlijn worden grondstoffencontracten die ieder van de contractsluitende partijen het recht geven tot afwikkeling in contanten of enig ander financieel instrument, als afgeleide financiële instrumenten beschouwd, behalve wanneer:
  • a) 
    de contracten gesloten werden en duurzaam dienen voor de verwachte inkoop-, verkoop- of gebruiksbehoeften van de vennootschap;
  • b) 
    zij bij de totstandkoming voor dat doeleinde werden bestemd; en
  • c) 
    de afwikkeling naar verwachting zal geschieden door levering van de grondstof.
  • 3. 
    Lid 1 is alleen van toepassing op passiva die:
  • a) 
    deel uitmaken van de handelsportefeuille; of
  • b) 
    afgeleide financiële instrumenten zijn.
  • 4. 
    Waardering overeenkomstig lid 1 is niet van toepassing op:
  • a) 
    tot de vervaldag aangehouden niet-afgeleide financiële instrumenten;
  • b) 
    door de vennootschap verstrekte leningen, respectievelijk te innen vorderingen die geen deel uitmaken van de handelsportefeuille; en
  • c) 
    belangen in dochterondernemingen, gelieerde ondernemingen en joint ventures, door de vennootschap uitgegeven eigenvermogensinstrumenten, overeenkomsten die een eventuele inbreng in het kader van een samenwerking tussen bedrijven behelzen, en andere financiële instrumenten met zodanige specifieke kenmerken dat verslaggeving over deze instrumenten volgens de algemeen aanvaarde praktijk op een andere manier moet geschieden dan voor andere financiële instrumenten.
  • 5. 
    In afwijking van artikel 32 kunnen de lidstaten toestaan dat activa of passiva die in aanmerking komen als afgedekte post in een 'fair value hedge accounting'-systeem, of welomschreven onderdelen daarvan, gewaardeerd worden op basis van het specifiek uit hoofde van het 'hedge accounting'-systeem vereiste bedrag.

Artikel 42 ter

  • 1. 
    De in artikel 42 bis bedoelde waarde in het economisch verkeer wordt bepaald op basis van:
  • a) 
    een marktwaarde voor de financiële instrumenten waarvoor direct een betrouwbare markt is aan te wijzen. Wanneer de marktwaarde niet dadelijk te bepalen valt voor het instrument zelf maar wel voor de bestanddelen ervan of voor een soortgelijk instrument, mag de marktwaarde uit die van zijn bestanddelen of van het soortgelijk instrument worden afgeleid; of
  • b) 
    een waarde, verkregen met behulp van algemeen aanvaarde waarderingsmodellen en -technieken voor de instrumenten waarvoor niet direct een betrouwbare markt is aan te wijzen. Dergelijke waarderingsmodellen en -technieken dienen een redelijke benadering van de marktwaarde op te leveren.
  • 2. 
    Financiële instrumenten die niet op betrouwbare wijze kunnen worden gewaardeerd aan de hand van een van de in lid 1 beschreven methoden dienen overeenkomstig de artikelen 34 tot en met 42 te worden gewaardeerd.

Artikel 42 quater

  • 1. 
    Niettegenstaande artikel 31, lid 1, sub c), wordt een verandering in de waarde van een overeenkomstig artikel 42 ter gewaardeerd financieel instrument opgenomen in de winst- en verliesrekening. Een dergelijke verandering wordt evenwel rechtstreeks als eigen vermogen opgenomen in de reserve 'waarde in het economisch verkeer' wanneer:
  • a) 
    het opgenomen instrument een instrument is ter afdekking in het kader van een systeem van 'hedge accounting' waarbij dergelijke waardeveranderingen in hun geheel of gedeeltelijk niet in de winst- en verliesrekening hoeven te worden verwerkt; of
  • b) 
    de waardeverandering verband houdt met een wisselkoersverschil dat zich voordoet in een bedrag dat deel uitmaakt van een netto-investering van een vennootschap in een buitenlandse entiteit.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen toestaan of eisen dat een waardeverandering van een verkoopbaar financieel actief dat geen afgeleid financieel instrument is, rechtstreeks als eigen vermogen wordt opgenomen in de reserve 'waarde in het economisch verkeer'.
  • 3. 
    De reserve 'waarde in het economisch verkeer' wordt aangepast wanneer de gereserveerde bedragen niet meer noodzakelijk zijn voor de toepassing van de leden 1 en 2.

Artikel 42 quinquies

Ingeval financiële instrumenten op basis van de waarde in het economisch verkeer worden gewaardeerd, moet in de toelichting het volgende worden vermeld:

  • a) 
    de significante hypothesen die aan de waarderingsmodellen en -technieken ten grondslag liggen, indien de waarde in het economisch verkeer overeenkomstig artikel 42 ter, lid 1, sub b), is bepaald;
  • b) 
    per categorie van financiële instrumenten, de waarde in het economisch verkeer en de waardevermeerderingen en -verminderingen die rechtstreeks in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen evenals veranderingen die in de reserve 'waarde in het economisch verkeer' zijn opgenomen;
  • c) 
    voor elke categorie van afgeleide financiële instrumenten, vermelding van de omvang en de aard van de instrumenten, met opgave van alle significante voorwaarden die op het bedrag, het tijdstip en de zekerheid van toekomstige kasstromen van invloed kunnen zijn; en
  • d) 
    een overzicht van de verschuivingen gedurende het boekjaar in de reserve 'waarde in het economisch verkeer.'";
  • 2. 
    in artikel 43, lid 1,
  • a) 
    wordt de verwijzing in punt 10 naar "de artikelen 31 en 34 tot en met 42" vervangen door een verwijzing naar "de artikelen 31 en 34 tot en met 42 quater", en
  • b) 
    wordt het volgende punt toegevoegd: "14. Ingeval financiële instrumenten niet overeenkomstig afdeling 7 bis op basis van de waarde in het economisch verkeer zijn gewaardeerd:
  • a) 
    voor iedere categorie afgeleide financiële instrumenten:
  • i) 
    de waarde in het economisch verkeer van de instrumenten, indien een dergelijke waarde kan worden bepaald middels een van de in artikel 42 ter, lid 1, voorgeschreven methoden;
  • ii) 
    informatie over de omvang en de aard van de instrumenten; en
  • b) 
    voor financiële vaste activa als bedoeld in artikel 42 bis, in aanmerking genomen tegen een hoger bedrag dan de waarde in het economisch verkeer en zonder dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van waardecorrecties in de zin van artikel 35, lid 1, sub c), aa):
  • i) 
    de boekwaarde en de waarde in het economisch verkeer van de afzonderlijke activa, dan wel van passende groepen van deze afzonderlijke activa;
  • ii) 
    de redenen waarom de boekwaarde niet is verminderd, met opgave van de aard van de aanwijzingen die ten grondslag liggen aan de overtuiging dat de boekwaarde zal kunnen worden gerealiseerd.";
  • 3. 
    artikel 44, lid 1, wordt vervangen door: "1. De lidstaten kunnen de in artikel 11 bedoelde vennootschappen toestaan verkorte toelichtingen op te stellen bij hun jaarrekeningen zonder de in artikel 43, lid 1, punten 5 tot en met 12, en punt 14, sub a), vereiste informatie. De toelichting moet echter de in artikel 43, lid 1, punt 6, gespecificeerde informatie bevatten voor alle posten in kwestie.";
  • 4. 
    in artikel 46, lid 2, wordt het volgende punt ingevoegd: "f) wat betreft het gebruik door de vennootschap van financiële instrumenten en voorzover zulks van betekenis is voor de beoordeling van haar activa, passiva, financiële positie en resultaat,
  • de doelstellingen en het beleid van de vennootschap inzake de beheersing van het risico, met inbegrip van haar beleid inzake hedging van alle belangrijke soorten voorgenomen transacties waarvoor hedge accounting wordt toegepast, alsook
  • het door de vennootschap gelopen prijsrisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, en kasstroomrisico.";
  • 5. 
    in artikel 59, lid 2, sub a) en b), wordt de verwijzing naar "de artikelen 31 tot en met 42" vervangen door een verwijzing naar "de afdelingen 7 of 7 bis";
  • 6. 
    het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 61 bis

Uiterlijk op 1 januari 2007 toetst de Commissie de bepalingen in de artikelen 42 bis tot en met 42 quinquies, artikel 43, lid 1, punten 10 en 14, artikel 44, lid 1, artikel 46, lid 2, sub f), en artikel 59, lid 2, sub a) en b), aan de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bepalingen inzake de waarderingsmethode gebaseerd op de waarde in het economisch verkeer, rekening houdend met de internationale ontwikkelingen op het gebied van de jaarverslaggeving en dient zij in voorkomend geval bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in tot wijziging van bovengenoemde artikelen.";

Artikel 2

Richtlijn 83/349/EEG wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    artikel 29, lid 1, wordt vervangen door: "1. De in de geconsolideerde jaarrekening op te nemen activa en passiva worden gewaardeerd volgens uniforme methoden en overeenkomstig de afdelingen 7 en 7 bis en artikel 60 van Richtlijn 78/660/EEG.";
  • 2. 
    in artikel 34
  • a) 
    wordt de verwijzing in punt 10 naar "de artikelen 31 en 34 tot en met 42" vervangen door een verwijzing naar "de artikelen 31 en 34 tot en met 42 quater", en
  • b) 
    worden onderstaande punten toegevoegd: "14. Ingeval financiële instrumenten op basis van de waarde in het economisch verkeer overeenkomstig afdeling 7 bis van Richtlijn 78/660/EEG zijn gewaardeerd:
  • a) 
    de significante hypothesen die aan de waarderingsmodellen en -technieken ten grondslag liggen, indien de waarde in het economisch verkeer overeenkomstig artikel 42 ter, lid 1, sub b), van die richtlijn is bepaald;
  • b) 
    per categorie van financiële instrumenten, de waarde in het economisch verkeer en de waardevermeerderingen en -verminderingen die rechtstreeks in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen evenals, overeenkomstig artikel 42 quater van die richtlijn, veranderingen die in de reserve 'waarde in het economisch verkeer' zijn opgenomen;
  • c) 
    voor elke categorie van afgeleide financiële instrumenten, vermelding van de omvang en de aard van de instrumenten, met opgave van alle significante voorwaarden die op het bedrag, het tijdstip en de zekerheid van toekomstige kasstromen van invloed kunnen zijn; en
  • d) 
    een overzicht van de verschuivingen gedurende het boekjaar in de reserve 'waarde in het economisch verkeer'.
  • 15. 
    Ingeval financiële instrumenten niet op basis van de waarde in het economisch verkeer overeenkomstig afdeling 7 bis van Richtlijn 78/660/EEG zijn gewaardeerd:
  • a) 
    voor iedere categorie afgeleide instrumenten:
  • i) 
    de waarde in het economisch verkeer van de instrumenten, indien een dergelijke waarde kan worden bepaald middels een van de in artikel 42 ter, lid 1, van die richtlijn voorgeschreven methoden;
  • ii) 
    informatie over de omvang en de aard van de instrumenten; en
  • b) 
    voor de financiële vaste activa die vallen onder artikel 42 bis van die richtlijn, in aanmerking genomen tegen een hoger bedrag dan hun waarde in het economisch verkeer en zonder dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van waardecorrecties in de zin van artikel 35, lid 1, sub c), aa) van die richtlijn:
  • i) 
    de boekwaarde en de waarde in het economisch verkeer van de afzonderlijke activa, dan wel van passende groepen van deze afzonderlijke activa;
  • ii) 
    de redenen waarom de boekwaarde niet is verminderd, met opgave van de aard van de aanwijzingen die ten grondslag liggen aan de overtuiging dat de boekwaarde zal kunnen worden gerealiseerd.";
  • 3. 
    aan artikel 36, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd: "e) wat betreft het gebruik door de ondernemingen van financiële instrumenten en voorzover zulks van betekenis is voor de beoordeling van hun activa, passiva, financiële positie en resultaat,
  • de doelstellingen en het beleid van de ondernemingen inzake de beheersing van het risico, met inbegrip van hun beleid inzake hedging van alle belangrijke soorten voorgenomen transacties waarvoor hedge accounting wordt toegepast, alsook
  • het gelopen prijsrisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, en kasstroomrisico.";
  • 4. 
    het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 50 bis

Uiterlijk op 1 januari 2007 toetst de Commissie de bepalingen in artikel 29, lid 1, artikel 34, leden 10, 14 en 15, en artikel 36, lid 2, sub e), aan de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bepalingen inzake de waarderingsmethode gebaseerd op de waarde in het economisch verkeer, rekening houdend met de internationale ontwikkelingen op het gebied van de jaarverslaggeving en dient zij in voorkomend geval bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in tot wijziging van bovengenoemde artikelen.".

Artikel 3

De tekst van artikel 1, lid 1, van Richtlijn 86/635/EEG wordt vervangen door de volgende tekst: "1. De artikelen 2 en 3, artikel 4, leden 1, 3, 4 en 5, de artikelen 6, 7, 13, 14, artikel 15, leden 3 en 4, de artikelen 16 tot en met 21, 29 tot en met 35, 37 tot en met 41, artikel 42, eerste zin, de artikelen 42 bis tot en met 42 quinquies, artikel 45, lid 1, artikel 46, leden 1 en 2, de artikelen 48, 49 en 50, 50 bis, artikel 51, lid 1, de artikelen 56 tot en met 59, 61 en 61 bis van Richtlijn 78/660/EEG zijn, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald, van toepassing op de in artikel 2 bedoelde instellingen. Artikel 35, lid 3, de artikelen 36 en 37 en artikel 39, leden 1 tot en met 4, van deze richtlijn zijn echter niet van toepassing op activa en passiva die worden gewaardeerd overeenkomstig afdeling 7 bis van Richtlijn 78/660/EEG.".

Artikel 4

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijke bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 september 2001.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

  • N. 
    Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

  • C. 
    Picqué
  • (1) 
    PB C 311 E van 31.10.2000, blz. 1.
  • (2) 
    PB C 268 van 19.9.2000, blz. 1.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 15 mei 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 mei 2001.
  • (4) 
    PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/60/EG (PB L 162 van 26.6.1999, blz. 65).
  • (5) 
    PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
  • (6) 
    PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.
  • (7) 
    PB L 374 van 31.12.1991, blz. 7.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.