Richtlijn 1979/117 - Verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen
Inhoudsopgave van deze pagina:
|
Richtlijn 79/117/EEG van de Raad van 21 december 1978 houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen
Publicatieblad Nr. L 033 van 08/02/1979 blz. 0036 - 0040
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 10 blz. 0168
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 24 blz. 0046
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 10 blz. 0168
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 15 blz. 0126
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 15 blz. 0126
++++
RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 21 december 1978
houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen
( 79/117/EEG )
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,
Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,
Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,
Overwegende dat de teelt van gewassen een zeer belangrijke plaats in de Europese Economische Gemeenschap inneemt ;
Overwegende dat de opbrengst van deze teelt voortdurend wordt bedreigd door schadelijke organismen en onkruiden ; dat het volstrekt noodzakelijk is de gewassen tegen deze gevaren te beschermen ten einde een daling van de opbrengsten te voorkomen en daarmede de voorziening te waarborgen ;
Overwegende dat een der belangrijkste methoden ter bescherming van gewassen en plantaardige produkten en ter verhoging van de produktiviteit in de landbouw wordt gevormd door de toepassing van bestrijdingsmiddelen ;
Overwegende dat de toepassing van deze bestrijdingsmiddelen niet alleen gunstige gevolgen heeft voor de teelt van gewassen , maar dat het gebruik ervan gevaren voor mens en milieu kan meebrengen , aangezien de bestrijdingsmiddelen over het algemeen uit giftige stoffen of preparaten met gevaarlijke werking bestaan ;
Overwegende dat bij bepaalde bestrijdingsmiddelen deze gevaren zo groot zijn dat toepassing ervan niet langer geheel of gedeeltelijk kan worden toegestaan ;
Overwegende dat in de Lid-Staten dan ook niet alleen het op de markt brengen van bestrijdingsmiddelen aan voorschriften is gebonden , doch dat tevens voor bepaalde bestrijdingsmiddelen beperkingen of verbodsbepalingen ten aanzien van de toepassing ervan zijn ingevoerd die tevens betrekking hebben op het op de markt brengen ervan ;
Overwegende dat deze maatregelen in de Lid-Staten van elkaar afwijken en handelsbelemmeringen vormen waardoor de totstandkoming en de werking van de gemeenschappelijke markt rechtstreeks worden beïnvloed ;
Overwegende dat het derhalve gewenst is deze belemmeringen op te heffen door onderlinge aanpassing van de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten ;
Overwegende dat het derhalve gerechtvaardigd lijkt om in principe verbodsbepalingen toe te staan ten aanzien van alle bestrijdingsmiddelen die actieve stoffen bevatten welke , ook wanneer deze op de juiste wijze voor het bestemde doel worden toegepast , een schadelijke invloed hebben of kunnen hebben op de gezondheid van mens of dier of tot onaanvaardbare nadelige gevolgen voor het milieu kunnen leiden ;
Overwegende dat er evenwel voor enkele van deze bestrijdingsmiddelen in beperkte mate nationale afwijkende bepalingen kunnen worden toegestaan en wel voor die toepassingen waaraan om ecologische redenen bijzondere behoefte bestaat en waarbij de eventuele gevaren geringer zijn dan die welke verband houden met de andere , eerder toegelaten toepassingen ;
Overwegende dat ook deze afwijkingen dienen te worden opgeheven zodra minder gevaarlijke behandelingen beschikbaar komen ;
Overwegende dat het anderzijds noodzakelijk is de Lid-Staten een beperkt recht toe te kennen om tijdelijk op eigen gezag verbodsbepalingen inzake het gebruik van deze bestrijdingsmiddelen op te schorten in geval van een onvoorzienbaar gevaar dat de teelt van gewassen bedreigt en niet op andere wijze kan worden tegengegaan ;
Overwegende dat de richtlijn geen betrekking heeft op bestrijdingsmiddelen bestemd voor onderzoek - en analysedoeleinden ;
Voorts overwegende dat het niet zinvol lijkt om communautaire voorschriften toe te passen op bestrijdingsmiddelen bestemd voor de uitvoer naar derde landen , aangezien deze landen over het algemeen afwijkende maatregelen toepassen ;
Overwegende dat de uitvoering van deze richtlijn en de aanpassing van de bijlage aan de stand van techniek en wetenschap nauwe samenwerking noodzakelijk maakt tussen de Commissie en de Lid-Staten ; dat de procedure van het Permanent Planteziektenkundig Comité , zelfs al is deze voorlopig beperkt in de tijd , alsmede de inschakeling van het Wetenschappelijk Comité voor bestrijdingsmiddelen , daartoe een bruikbare grondslag bieden ,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :
Artikel 1
De onderhavige richtlijn heeft betrekking op het verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen die bepaalde actieve stoffen bevatten .
Artikel 2
In deze richtlijn wordt verstaan onder :
1 . Bestrijdingsmiddelen
Actieve stoffen en preparaten die een of meer actieve stoffen bevatten dienend tot :
1.1 . het bestrijden van voor gewassen en plant aardige produkten schadelijke organismen , dan wel tot het beschermen daarvan tegen dergelijke organismen voor zover deze stoffen of preparaten niet in onderstaande bepalingen zijn omschreven ,
1.2 . het beinvloeden van de levensprocessen van gewassen , anders dan als voedingsstof ,
1.3 . het conserveren van plantaardige produkten voor zover deze niet zijn onderworpen aan bijzondere voorschriften van de Raad of de Commissie ten aanzien van conserveringsmiddelen ,
1.4 . het vernietigen van ongewenste gewassen , of
1.5 . het vernietigen van delen van gewassen of het voorkomen van ongewenste groer daarvan .
2 . Stoffen
Chemische elementen en hun verbindingen , zoals deze in de natuur voorkomen of zoals deze worden geproduceerd .
3 . Preparaten
Mengsels of oplossingen bestaande uit twee of meer stoffen , of uit micro-organismen of virussen die als bestrijdingsmiddel worden gebruikt .
4 . Actieve stoffen
Stoffen , micro-organismen en virussen met een algemene of specifieke werking
4.1 . tegen schadelijke organismen , of
4.2 . op gewassen , delen van gewassen of plantaardige produkten .
Gewassen
Levende gewassen en levende delen van gewassen , met inbegrip van vers fruit en zaden .
6 . Plantaardige produkten
Produkten van plantaardige oorsprong , onbewerkt , of die slechts een eenvoudige bewerking , zoals malen , drogen of persen , hebben ondergaan , voor zover geen gewassen in de zin van punt 5 .
7 . Schadelijke organismen
Voor planten of plantaardige produkten schadelijke organismen , behorende tot het dieren - of plantenrijk , alsmede dergelijke organismen in de vorm van virussen , mycoplasma's of andere ziekteverwekkers .
8 . Dieren
Dieren behorend tot soorten die gewoonlijk door de mens worden gevoed en gehouden dan wel geconsumeerd .
9 . Op de markt brengen
Iedere levering , hetzij tegen betaling , dan wel gratis .
10 . Milieu
Het verband tussen water , lucht , aarde alsmede alle biologische vormen en menselijke wezens .
Artikel 3
De Lid-Staten zien erop toe dat bestrijdingsmiddelen die een of meer der in de bijlage vermelde actieve stoffen bevatten , niet op de markt worden gebracht of worden toegepast .
De eerste alinea is niet van toepassing op zeer geringe verontreinigingen als gevolg van het fabricageproces , voor zover negatieve effecten voor mens , dier of milieu zijn uitgesloten .
Artikel 4
1 . In afwijking van artikel 3 is het de Lid-Staten tijdelijk geoorloofd op hun grondgebied het op de markt brengen of het gebruik van bestrijdingsmiddelen die bepaalde in kolom 1 van de bijlage genoemde actieve stoffen bevatten toe te staan , en wel in de in kolom 2 genoemde gevallen .
2 . De Lid-Staten stellen de overige Lid-Staten en de Commissie op de hoogte van alle gevallen waarin lid 1 wordt toegepast en op verzoek van de Commissie geven zij haar gegevens door over de omvang van het gebruik van elke betrokken actieve stof .
Artikel 5
De onderhavige richtlijn heeft geen betrekking op bestrijdingsmiddelen bestemd voor
a ) onderzoek - of analysedoeleinden , dan wel
b ) uitvoer naar derde landen .
Artikel 6
1 . Na raadpleging door de Commissie van het Wetenschappelijk Comité voor bestrijdingsmiddelen , ingesteld bij Besluit 78/436/EEG ( 4 ) , wordt volgens de procedure van artikel 8 vastgesteld :
a ) alle wijzigingen die moeten worden aangebracht binnen de groepen van stoffen A ( kwikverbindingen ) en B ( persistente organische chloorverbindingen ) van kolom 1 van de bijlage ;
b ) alle wijzigingen die moeten worden aangebracht in kolom 2 van de bijlage . Wanneer een afwijking moet worden geannuleerd is voorafgaande raadpleging van het Wetenschappelijk Comité niet verplicht wanneer alle Lid-Staten aan de Commissie hebben meegedeeld dat zij niet , of niet langer , voornemens zijn deze afwijking toe te passen . Deze mededeling kan worden doorgegeven aan het Permanent Planteziektenkundig Comité , ingesteld bij Besluit 76/894/EEG ( 5 ) .
2 . De bepalingen van lid 1 zijn van toepassing gedurende een tijdvak van vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari 1981 .
De Raad kan met eenparigheid van stemmen , op voorstel van de Commissie , besluiten om de toepassingsduur van lid 1 hetzij te verlengen hetzij elke beperking van de toepassing op te heffen .
3 . De Raad stelt op voorstel van de Commissie alle wijzigingen in de bijlage vast die niet vallen onder lid 1 .
4 . De Commissie gaat ten minste om de twee jaar na of en in hoeverre kolom 2 van de bijlage moet worden gewijzigd .
5 . Alle wijzigingen die in de bijlage moeten worden aangebracht dienen te zijn gebaseerd op de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis .
6 . Een actieve stof wordt opgenomen in de bijlage , wanneer gebruik ervan , zelfs indien het op de juiste wijze voor het bestemde doel wordt toegepast ,
a ) schadelijke gevolgen heeft of kan hebben voor de gezondheid van mens of dier , of
b ) onaanvaardbare schadelijke invloed heeft of kan hebben op het milieu .
Artikel 7
1 . Indien het , op grond van een onvoorzienbaar gevaar dat de teelt bedreigt en dat niet met andere middelen kan worden tegengegaan , noodzakelijk blijkt om in een Lid-Staat een bestrijdingsmiddel toe te passen dat één of meer der in de bijlage opgenomen actieve stoffen bevat , mag de betrokken Lid-Staat toestemming geven tot het op de markt brengen en toepassen van een dergelijk produkt gedurende een maximumperiode van 120 dagen . Hij dient de overige Lid-Staten en de Commissie onverwijld daarvan in kennis te stellen .
2 . Volgens de procedure van artikel 8 zal onmiddellijk worden uitgemaakt of , en zo ja , onder welke voorwaarden , de door de Lid-Staat krachtens lid 1 ondernomen stappen mogen worden voortgezet of herhaald .
Artikel 8
1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , wordt deze procedure onmiddellijk door de voorzitter , hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van een Lid-Staat , ingeleid bij het Planteziektenkundig Comité , hierna te noemen het " Comité " .
2 . In het Comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De Voorzitter neemt geen deel aan de stemming .
3 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen naargelang van de urgentie van het desbetreffende vraagstuk . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 41 stemmen .
4 . De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast en legt deze onmiddellijk ten uitvoer wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité . Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies , doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de vast te stellen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .
Indien de Raad na een termijn van drie maanden , te rekenen vanaf de indiening van het voorstel , geen besluit heeft genomen , worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld en ten uitvoer gelegd .
Artikel 9
Uiterlijk op 1 januari 1981 voeren de Lid-Staten de vereiste wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in ter voldoening aan het bepaalde in deze richtlijn . Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis .
Artikel 10
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .
Gedaan te Brussel , 21 december 1978 .
Voor de Raad
De Voorzitter
Otto Graf LAMBSDORFF
( 1 ) PB nr . C 200 van 26 . 8 . 1976 , blz . 10 .
( 2 ) PB nr . C 30 van 7 . 2 . 1977 , blz . 38 .
( 3 ) PB nr . C 114 van 11 . 5 . 1977 , blz . 16 .
( 4 ) PB nr . L 124 van 12 . 5 . 1978 , blz . 16 .
( 5 ) PB nr . L 340 van 9 . 12 . 1976 , blz . 25 .
BIJLAGE
Benaming van de actieve stoffen of groepen van actieve stoffen bedoeld in artikel 3 * Gevallen waarin het op de markt brengen of het gebruik is toegestaan op grond van artikel 4 *
A . Kwikverbindingen * *
1 . Kwikoxyde * bestrijken tegen Nectria galligena ( vruchtboomkanker ) op pitvruchtbomen na de oogst en tot het uitbotten *
2 . Mercurochloride ( Calomel ) * a ) tegen Plasmodiophora op Brassicae *
-
*b ) behandeling van zaai - en pootuien tegen Sclerotium cipevorum *
-
*c ) behandeling van sier - en kwaliteitsgras voor sportvelden tegen Sclerotinia en Fusarium *
3 . Andere anorganische kwikverbindingen * *
4 . Alkyl-kwikverbindingen * a ) dompelen van bloembollen en pootaardappelen *
-
*b ) behandeling van basis en prebasis graanzaden , behalve maïs en suikerbietenzaad *
5 . Alkoxyalkyl - en arylkwikverbindingen * a ) bestrijken tegen Nectria galligena ( vruchtboomkanker ) op pitvruchtbomen na de oogst en tot het uitbotten *
-
*b ) najaarsbehandeling tegen Nectria galligena ( vruchtboomkanker ) op " Bramley " -appelbomen , voor zover nodig , in Noord-Ierland , na een uitzonderlijke vochtige zomer *
-
*c ) dompelen van bloembollen en pootaardappelen *
-
*d ) zaadbehandeling van granen , bieten , vlas en koolzaad *
Benaming van de actieve stoffen of groepen van actieve stoffen bedoeld in artikel 3 * Gevallen waarin het op de markt brengen of het gebruik is toegestaan op grond van artikel 4 *
A . Persistente organische chloorverbindingen * *
1 . Aldrin * a ) bodembehandeling tegen Otiorrhynchus in boomkwekerijen , bij aardbeien voor het planten , sierplanten en in de wijnbouw *
-
*b ) behandeling tegen Agriotes van op voormalige weidegrond gekweekte aardappelen in Ierland en in het Verenigd Koninkrijk *
-
*c ) behandeling van narcissen die 2 of 3 jaar in de grond blijven , tegen Merodon equestris , Eumerus strigatus en Eumerus tuberculatus *
2 . Chloordaan * *
3 . Dieldrin * *
4 . DDT * a ) dompelen van coniferenpootgoed tegen Hylobius *
-
*b ) behandeling van afzonderlijke bomen tegen Scolytidae ter bestrijding van Ceratocystis ulmi *
-
*c ) behandeling van suikerbieten , aardappelen en sier - en kwaliteitsgras voor sportvelden tegen Melolontha , Amphimallon , Phyllopretha , Cetonia en Serica *
-
*d ) behandeling van suikerbieten , aardappelen , aardbeien , wortelen en sierplanten tegen Agrotis en Euxoa *
-
*e ) behandeling van graangewassen tegen Tipula *
5 . Endrin * a ) als acaricide op cyclamen en op pootgoed van aardbeien *
-
*b ) behandeling tegen Arvicola terrestris L in boomgaarden zonder onderteelten *
6 . HCH bevattend minder dan 99,0 % van het gamma-isomeer * *
7 . Heptachloor * behandeling in het stadium van de bereiding van bietenzaad tegen Atomaria linearis , Agriotes spec . , Myriapoda en Collembola *
8 . Hexachloorbenzol *
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.