Besluit 2008/949 - Gemeenschappelijk meerjarenprogramma overeenkomstig Verordening 199/2008 betreffende de instelling van een gemeenschappelijk kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid
23.12.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 346/37 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 6 november 2008
tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma overeenkomstig Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid
(2008/949/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 199/2008 is een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens vastgesteld dat een solide basis moet vormen voor wetenschappelijke analyses van de visserij en voor degelijk wetenschappelijk advies met het oog op de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid (hierna „GVB” genoemd). |
(2) |
De lidstaten moeten overeenkomstig een communautair meerjarenprogramma nationale meerjarenprogramma's opstellen voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens. |
(3) |
Het is derhalve noodzakelijk een communautair meerjarenprogramma vast te stellen voor de verzameling, het beheer en het gebruik van de benodigde gegevens ter ondersteuning van de wetenschappelijke analyses die in het kader van het GVB moeten worden verricht. |
(4) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur, |
BESLUIT:
Enig artikel
Het communautaire meerjarenprogramma als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 199/2008 is vastgesteld in de bijlage.
Gedaan te Brussel, 6 november 2008.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
BIJLAGE
COMMUNAUTAIR MEERJARENPROGRAMMA
HOOFDSTUK I
ONDERWERP EN DEFINITIES
1. |
Voor de toepassing van dit communautair programma wordt verstaan onder:
|
2. |
Voor de volgende termen gelden de definities van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (www.fao.org/fi/glossary/default.asp) en van het WTECV: anadrome soorten, katadrome soorten, vangsten, koppotigen, schaaldieren, diepzeesoorten, demersale vissen, demersale soorten, exploitatiepatroon, vinvissen, zoetwatersoorten, vistuig, aangelande vangsten, overboord gezette hoeveelheden, grote pelagische vissen, weekdieren, andere activiteiten dan visserij, pelagische vissen, kleine pelagische vissen, doelsoorten. |
HOOFDSTUK II
INHOUD EN METHODOLOGIE
-
A.Inhoud van het communautaire programma
Het communautaire programma omvat de volgende modules:
1. |
Evaluatie van de visserijsector Het gegevensverzamelingsprogramma voor de visserijsector omvat de volgende onderdelen:
|
2. |
Evaluatie van de economische situatie van de aquacultuur en de visverwerkende industrie:
|
3. |
Evaluatie van de impact van de visserij op het mariene ecosysteem. |
4. |
Beheer en gebruik van de gegevens die onder het kader voor gegevensverzameling vallen. |
-
B.Nauwkeurigheidsniveaus en bemonsteringsintensiteit
1. |
Wanneer voor bemonsteringsprogramma's geen gekwantificeerde doelen kunnen worden vastgesteld voor het nauwkeurigheidsniveau en de steekproefgrootte, dienen statistische proefenquêtes te worden georganiseerd. Deze enquêtes hebben tot doel de omvang van het probleem alsook het nut en de kosteneffectiviteit van gedetailleerdere vervolgonderzoeken te meten. |
2. |
In de gevallen waarin kwantificering van de doelen wel mogelijk is, kan het gaan om directe kwantificering, dat wil zeggen vaststelling van steekproefgroottes of bemonsteringspercentages, of om het aangeven van nauwkeurigheids- en betrouwbaarheidsniveaus. |
3. |
Wanneer een steekproefgrootte of een bemonsteringspercentage voor een statistisch gedefinieerde populatie is vastgesteld, moet de toegepaste bemonsteringsstrategie minimaal de doeltreffendheid van de Simple Random Sampling-methode hebben. In het betrokken nationale programma moet een beschrijving van deze bemonsteringsstrategie worden opgenomen. |
4. |
Bij opgave van nauwkeurigheids-/betrouwbaarheidsniveaus dient het volgende onderscheid te worden gehanteerd:
|
HOOFDSTUK III
MODULE VOOR DE EVALUATIE VAN DE VISSERIJSECTOR
-
A.Verzameling van economische variabelen
-
1.Variabelen
1. |
De te verzamelen variabelen zijn vermeld in aanhangsel VI. Alle economische variabelen moeten op jaarbasis worden verzameld met uitzondering van die welke zijn aangemerkt als transversale variabelen als omschreven in aanhangsel VIII en die welke zijn aangemerkt als meetindicatoren voor de impact van de visserij op het mariene ecosysteem als omschreven in aanhangsel XIII, die op een gedetailleerder niveau moeten worden verzameld. De populatie omvat alle vaartuigen die op 1 januari zijn opgenomen in het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot. Alle economische variabelen moeten worden verzameld voor actieve vaartuigen. Voor ieder vaartuig waarvoor de in aanhangsel VI opgenomen economische variabelen worden verzameld, moeten ook de overeenkomstige in aanhangsel VIII opgenomen transversale variabelen worden verzameld. |
2. |
Voor niet-actieve vaartuigen moeten alleen de kapitaalwaarde (aanhangsel VI), de vloot (aanhangsel VI) en de capaciteit (aanhangsel VIII) worden verzameld. |
3. |
Nationale valuta's dienen te worden omgerekend in euro op basis van de door de Europese Centrale Bank (ECB) vastgestelde gemiddelde jaarlijkse wisselkoersen. |
-
2.Aggregatieniveaus
1. |
De economische variabelen moeten worden opgegeven voor ieder vlootsegment (aanhangsel III) en iedere supraregio (aanhangsel II). Er zijn zes lengteklassen (volgens de LOA-maatstaf, dat wil zeggen „lengte over alles”) gedefinieerd. De lidstaten mogen deze lengteklassen in voorkomend geval verder opsplitsten. |
2. |
Aan de hand van de dominantiecriteria moeten de vaartuigen worden ingedeeld in segmenten die zijn gebaseerd op het aantal visdagen met elk onderscheiden vistuig. Als het gebruik van een vistuig dat van alle andere vistuigen tezamen overschrijdt (dat wil zeggen dat een vaartuig dat vistuig meer dan 50 % van zijn vistijd inzet), wordt het vaartuig in het overeenkomstige segment ingedeeld. Zo niet, wordt het vaartuig in het volgende vlootsegment ingedeeld:
|
3. |
Wanneer een vaartuig actief is in meer dan een supraregio als omschreven in aanhangsel II, dienen de lidstaten in hun nationale programma toe te lichten in welke supraregio het vaartuig is ingedeeld. |
4. |
Wanneer een vlootsegment minder dan 10 vaartuigen omvat, geldt het volgende:
|
-
3.Bemonsteringsstrategie
1. |
De lidstaten dienen in hun nationale programma's de methodologie, inclusief kwaliteitsaspecten, te beschrijven die zij hebben gebruikt voor het meten van elke economische variabele. |
2. |
De lidstaten dienen te zorgen voor de samenhang en de vergelijkbaarheid van alle economische variabelen wanneer deze aan verschillende bronnen zijn ontleend (bv. enquêtes, vlootbestand, logboeken, verkoopstaten). |
-
4.Nauwkeurigheidsniveaus
1. |
De lidstaten dienen in hun jaarrapport informatie te verstrekken over de kwaliteit (juistheid en nauwkeurigheid) van de opgegeven gegevens. |
-
B.Verzameling van biologische variabelen
B1. Metiergerelateerde variabelen
-
1.Variabelen
1. |
Er moeten steekproeven worden genomen om ieder kwartaal de lengtesamenstelling van de soorten in de vangsten en van de overboord gezette hoeveelheden te evalueren. De gegevens dienen te worden verzameld per metier op niveau zes van de indeling in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) en voor de in aanhangsel VII genoemde visbestanden. |
2. |
Indien relevant dienen aanvullende programma's voor de biologische bemonstering van de ongesorteerde aangelande vangsten te worden uitgevoerd met het oog op de meting van:
|
-
2.Aggregatieniveau
1. |
Om de bemonsteringsprogramma's te optimaliseren, mogen de in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) omschreven metiers worden samengevoegd. Wanneer metiers worden samengevoegd (verticale samenvoeging), moet de homogeniteit van de gecombineerde metiers statistisch worden aangetoond. Het samenvoegen van aangrenzende cellen, die overeenkomen met vlootsegmenten van de vaartuigen (horizontale samenvoeging), moet statistisch worden aangetoond. Deze horizontale samenvoeging dient hoofdzakelijk te gebeuren door middel van clustering van aangrenzende LOA-vaartuigklassen, onafhankelijk van de belangrijkste vangsttechnieken, wanneer dit zinvol is om een onderscheid te maken tussen verschillende exploitatiepatronen. Samenvoegingen moeten op regionaal niveau worden overeengekomen op de desbetreffende regionale coördinatievergadering en worden goedgekeurd door het WTECV. |
2. |
Op nationaal niveau mag een op niveau zes van de indeling in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) omschreven metier verder worden opgesplitst in meerdere nauwkeuriger onderverdelingen ter onderscheiding van verschillende doelsoorten. Hierbij dienen de volgende twee principes in acht te worden genomen:
|
3. |
De ruimtelijke eenheden voor de bemonstering van de metiers zijn voor alle regio's vastgesteld op niveau 3 van aanhangsel I, met de volgende uitzonderingen:
|
4. |
Met het oog op de verzameling en de aggregatie van gegevens mogen ruimtelijke bemonsteringseenheden per regio worden geclusterd als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 665/2008 van de Commissie (2) na goedkeuring door de desbetreffende regionale coördinatievergadering. |
5. |
Voor de in hoofdstuk III, onderverdeling B/B1 1. 2., bedoelde variabelen moeten de gegevens ieder kwartaal worden verstrekt overeenkomstig de in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) beschreven indeling van de visserijactiviteiten van de vloot. |
-
3.Bemonsteringsstrategie
1. |
Voor de aangelande vangsten:
|
2. |
Voor de overboord gezette hoeveelheden:
|
3. |
Voor de recreatievisserij:
|
-
4.Nauwkeurigheidsniveaus
1. |
Voor de aangelande vangsten:
|
2. |
Voor de overboord gezette hoeveelheden:
|
3. |
Voor de recreatievisserij:
|
-
5.Uitzonderingen op de regels
1. |
Wanneer de lidstaten de in hoofdstuk III, onderdeel B/B1 4. 2. a) en b) en 3. a), bedoelde nauwkeurigheidsniveaus niet of slechts tegen een buitensporige kostprijs kunnen halen, kunnen zij, op basis van een aanbeveling van het WTECV, toestemming krijgen van de Commissie om een lager nauwkeurigheidsniveau of een lagere steekproeffrequentie te hanteren of om zich tot een proefenquête te beperken, mits hun verzoek naar behoren is gestaafd en wetenschappelijk is onderbouwd. |
B2. Bestandgerelateerde variabelen
-
1.Variabelen
1. |
Voor de in aanhangsel VII vermelde bestanden dienen de volgende variabelen te worden verzameld:
overeenkomstig het in dat aanhangsel opgenomen bemonsteringsplan. |
2. |
De verzameling van alle in lid 1 genoemde individuele gegevens moet worden gerelateerd aan de overeenkomstige informatie betreffende tijd- en ruimtevak. |
3. |
Voor wildezalmbestanden in de door de ICES vastgestelde referentierivieren die in het Oostzeegebied III b-d, vloeien, dienen de volgende variabelen te worden verzameld:
|
-
2.Aggregatieniveau
1. |
De vereiste aggregatieniveaus, de verzamelingsfrequentie van alle variabelen en de bemonsteringsintensiteit voor de leeftijd zijn gespecificeerd in aanhangsel VII. Voor de bemonsteringsstrategieën en de bemonsteringsintensiteit gelden de in hoofdstuk II, onderdeel B (Nauwkeurigheidsniveaus en bemonsteringsintensiteit), vastgestelde regels. |
-
3.Bemonsteringsstrategie
1. |
Indien mogelijk moet de leeftijdsbepaling bij commerciële vangsten worden uitgevoerd, teneinde de leeftijdssamenstelling per soort en, indien relevant, de groeiparameters te meten. Wanneer dit niet mogelijk is, dienen de lidstaten dit in hun nationale programma's te rechtvaardigen. |
2. |
Wanneer er via samenwerking tussen de lidstaten voor wordt gezorgd dat de algemene meetresultaten van de in aanhangsel VII genoemde parameters het vereiste nauwkeurigheidsniveau bereiken, moet iedere lidstaat afzonderlijk garanderen dat zijn eigen bijdrage aan de gemeenschappelijke gegevensreeks toereikend is om dat nauwkeurigheidsniveau te bereiken. |
-
4.Nauwkeurigheidsniveaus
1. |
Voor bestanden van soorten waarvan de leeftijd kan worden bepaald, moeten de gemiddelde gewichten en lengtes per leeftijdsklasse worden gemeten met nauwkeurigheidsniveau 3, tot een leeftijd waarbij de gecumuleerde aangelande vangsten voor de overeenkomstige leeftijdsklassen minstens 90 % van de nationale aangelande vangsten van het bestand bedragen. |
2. |
Voor bestanden waarvan de leeftijd niet kan worden bepaald maar door meting wel een groeicurve kan worden bepaald, moeten de gemiddelde gewichten en lengtes per pseudoleeftijdsklasse (dat wil zeggen afgeleid van de groeicurve) worden gemeten met nauwkeurigheidsniveau 2, tot een leeftijd waarbij de gecumuleerde aangelande vangsten voor de overeenkomstige leeftijdsklassen minstens 90 % van de nationale aangelande vangsten van het bestand bedragen. |
3. |
Voor geslachtsrijpheid, vruchtbaarheid en genderratio kan worden gekozen uit een koppeling aan leeftijd of aan lengte, mits de lidstaten die de overeenkomstige biologische bemonstering moeten verrichten, het volgende zijn overeengekomen:
|
-
5.Uitzonderingen op de regels
1. |
De meting van de bestandgerelateerde variabelen kan in het nationale programma van een lidstaat buiten beschouwing worden gelaten voor bestanden waarvoor TAC's en quota gelden, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
2. |
Indien aan de voorwaarde in 1. a) hierboven, maar niet aan de voorwaarde in 1. b) is voldaan, kunnen de betrokken lidstaten een gecoördineerd programma opstellen om voor hun gezamenlijke aanlandingen tot een gezamenlijk bemonsteringsplan te komen, of kunnen zij elk afzonderlijk andere nationale bemonsteringsplannen opstellen die dezelfde nauwkeurigheid opleveren. |
3. |
Eventueel kunnen de nationale programma's tot 1 februari van elk jaar worden aangepast om rekening te houden met het ruilen van quota tussen lidstaten. |
4. |
Voor bestanden, buiten de Middellandse Zee, waarvoor geen TAC's en quota gelden, zijn dezelfde, in 5. 1 vastgestelde regels van toepassing, uitgaande van de gemiddelde aangelande vangsten in de drie voorafgaande jaren en met de totale in de Gemeenschap aangelande vangsten van een bestand als referentie; |
5. |
Voor de bestanden in de Middellandse Zee, de aangelande vangsten, uitgedrukt in gewicht, van een mediterrane lidstaat, die minder dan 10 % uitmaken van de totale aangelande vangsten van de Gemeenschap voor het Middellandse Zeegebied of minder dan 200 ton bedragen, met uitzondering van blauwvintonijn. |
-
C.Verzameling van transversale variabelen
-
1.Variabelen
1. |
De te verzamelen variabelen zijn vermeld in aanhangsel VIII. De gegevens moeten worden verstrekt volgens de in dat aanhangsel genoemde frequentie. |
2. |
Enige vertraging tussen de verstrekking van de gegevens over de vlootindeling en die over de visserijinspanning is mogelijk. |
-
2.Aggregatieniveau
1. |
Het aggregatieniveau is vermeld in aanhangsel VIII in overeenstemming met de in aanhangsel V omschreven criteria. |
2. |
Het aggregatieniveau dient overeen te stemmen met het meest gedetailleerde niveau dat vereist is. Bij deze regeling mogen cellen worden samengevoegd mits een passende statistische analyse het nut hiervan aantoont. Een dergelijke samenvoeging moet door de desbetreffende regionale coördinatievergadering worden goedgekeurd. |
-
3.Bemonsteringsstrategie
1. |
Transversale gegevens moeten indien mogelijk exhaustief worden verzameld. Wanneer dit niet mogelijk is, moeten de lidstaten de bemonsteringsprocedures in hun nationale programma specificeren. |
-
4.Nauwkeurigheidsniveaus
1. |
De lidstaten dienen in hun jaarrapport informatie te verstrekken over de kwaliteit (juistheid en nauwkeurigheid) van de gegevens. |
-
D.Onderzoeken op zee
1. |
Alle in aanhangsel IX vermelde onderzoeken moeten worden uitgevoerd. |
2. |
De lidstaten garanderen in hun nationale programma de continuïteit met eerdere onderzoeken. |
3. |
Onverminderd het bepaalde in 1. en 2. kunnen de lidstaten voorstellen om de onderzoeksinspanning of de bemonsteringsplannen aan te passen, mits dit de kwaliteit van de resultaten niet nadelig beïnvloedt. Aanpassingen kunnen pas door de Commissie worden aanvaard nadat zij door het WTECV zijn goedgekeurd. |
HOOFDSTUK IV
MODULE VOOR DE EVALUATIE VAN DE ECONOMISCHE SITUATIE VAN DE AQUACULTUUR EN DE VISVERWERKENDE INDUSTRIE
-
A.Verzameling van economische gegevens voor de aquacultuur
-
1.Variabelen
1. |
Alle in aanhangsel X vermelde variabelen moeten op jaarbasis worden verzameld per segment volgens de in aanhangsel XI vastgestelde indeling. |
2. |
Als statistische eenheid geldt de „onderneming”, gedefinieerd als de kleinste juridische entiteit voor boekhoudkundige doeleinden. |
3. |
De populatie bestaat uit ondernemingen die als hoofdactiviteit „Visteelt” hebben, zoals omschreven in de Eurostat-definitie in NACE-code 05.02. |
4. |
Nationale valuta's dienen te worden omgerekend in euro op basis van de door de Europese Centrale Bank (ECB) vastgestelde gemiddelde jaarlijkse wisselkoersen. |
-
2.Aggregatieniveau
1. |
De gegevens moeten worden opgesplitst naar soort en aquacultuurtechniek zoals opgenomen in aanhangsel XI. De lidstaten kunnen verdere onderverdelingen op basis van bedrijfsgrootte of andere relevante criteria hanteren indien vereist. |
2. |
Voor zoetwatersoorten hoeven geen gegevens te worden verzameld. Indien deze gegevens toch worden verzameld, dienen de lidstaten de in aanhangsel XI vastgestelde indeling te volgen. |
-
3.Bemonsteringsstrategie
1. |
De lidstaten dienen in hun nationale programma's de methodologie, inclusief kwaliteitsaspecten, te beschrijven die zij hebben gebruikt voor het meten van de economische variabelen. |
2. |
De lidstaten dienen te zorgen voor de samenhang en de vergelijkbaarheid van alle economische variabelen wanneer deze aan verschillende bronnen zijn ontleend (bv. vragenlijsten, financiële rekeningen). |
-
4.Nauwkeurigheidsniveaus
1. |
De lidstaten dienen in hun jaarrapport informatie te verstrekken over de kwaliteit (juistheid en nauwkeurigheid) van de metingen. |
-
B.Verzameling van economische gegevens inzake de verwerkende industrie
-
1.Variabelen
1. |
Alle in aanhangsel XII vermelde variabelen moeten op jaarbasis worden verzameld voor de populatie. |
2. |
De populatie bestaat uit ondernemingen die als hoofdactiviteit „Verwerking en conservering van vis en visproducten” hebben zoals omschreven in de Eurostat-definitie in NACE-code 15.20. |
3. |
Als leidraad geldt dat de door de lidstaten gebruikte nationale codes uit hoofde van de Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (4), Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (5) en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de organisatie van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (6) als een extra controle- en identificatiemiddel van de onder NACE-code 15.20 ingedeelde ondernemingen dienen te worden gebruikt. |
4. |
Nationale valuta's dienen te worden omgerekend in euro op basis van de door de Europese Centrale Bank (ECB) vastgestelde gemiddelde jaarlijkse wisselkoersen. |
-
2.Aggregatieniveau
1. |
Als statistische eenheid voor de verzameling van gegevens geldt de „onderneming”, gedefinieerd als de kleinste juridische entiteit voor boekhoudkundige doeleinden. |
2. |
Met betrekking tot ondernemingen die vis verwerken maar dit niet als hoofdactiviteit verrichten, dienen de volgende gegevens te worden verzameld in het eerste jaar van iedere programmeringsperiode:
|
-
3.Bemonsteringsstrategie
1. |
De lidstaten dienen in hun nationale programma's de methodologie, inclusief kwaliteitsaspecten, te beschrijven die zij hebben gebruikt voor het meten van de economische variabelen. |
2. |
De lidstaten dienen te zorgen voor de samenhang en de vergelijkbaarheid van alle economische variabelen wanneer deze aan verschillende bronnen zijn ontleend (bv. vragenlijsten, financiële rekeningen). |
-
4.Nauwkeurigheidsniveaus
1. |
De lidstaten dienen in hun jaarrapport informatie te verstrekken over de kwaliteit (juistheid en nauwkeurigheid) van de metingen. |
HOOFDSTUK V
MODULE VOOR DE EVALUATIE VAN DE IMPACT VAN DE VISSERIJ OP HET MARIENE ECOSYSTEEM
-
1.Variabelen
1. |
Met het oog op de berekening van de in aanhangsel XIII vermelde indicatoren moeten de in dat aanhangsel genoemde gegevens op jaarbasis worden verzameld, met uitzondering van die waarvan is aangegeven dat zij op een gedetailleerder niveau moeten worden verzameld. |
2. |
De in aanhangsel XIII genoemde gegevens moeten op nationaal niveau worden verzameld, opdat de eindgebruikers de indicatoren kunnen berekenen op de relevante in aanhangsel II vastgestelde geografische niveaus. |
-
2.Aggregatieniveau
1. |
Het aggregatieniveau in de in aanhangsel XIII vastgestelde specificaties moet worden toegepast. |
-
3.Bemonsteringsstrategie
1. |
De lidstaten dienen de aanbevelingen te volgen die in de in aanhangsel XIII vastgestelde specificaties zijn opgenomen. |
-
4.Nauwkeurigheidsniveaus
1. |
De lidstaten dienen de aanbevelingen te volgen die in de in aanhangsel XIII vastgestelde specificaties zijn opgenomen. |
HOOFDSTUK VI
MODULE VOOR HET BEHEER EN GEBRUIK VAN DE GEGEVENS DIE ONDER HET KADER VOOR GEGEVENSVERZAMELING VALLEN
-
A.Beheer van de gegevens
1. |
Met betrekking tot de onder dit communautaire programma vallende gegevens regelt dit onderdeel de ontwikkeling van gegevensbanken, de gegevensinvoer (opslag), de kwaliteitscontrole en validering van gegevens, en de verwerking van primaire gegevens tot gedetailleerde of geaggregeerde gegevens als bedoeld in artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 199/2008. |
2. |
Onder dit onderdeel valt ook het omzettingsproces van primaire sociaaleconomische gegevens in metagegevens als bedoeld in artikel 13, onder b), van Verordening (EG) nr. 199/2008. |
3. |
De lidstaten dragen er zorg voor dat, indien de Commissie daarom verzoekt, de gegevens over het in punt 2 bedoelde omzettingsproces kunnen worden verstrekt. |
-
B.Gebruik van de gegevens
1. |
Dit onderdeel regelt de opstelling van gegevensreeksen alsook het gebruik ervan ter ondersteuning van wetenschappelijke analyses als basis voor advies ten behoeve van het visserijbeheer als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 199/2008. |
2. |
Onder dit onderdeel vallen ook de metingen van biologische parameters (leeftijd, gewicht, gender, geslachtsrijpheid en vruchtbaarheid) voor in aanhangsel VII vermelde bestanden, de voorbereiding van gegevensreeksen voor de evaluatie van bestanden, bio-economische modellen en bijbehorende wetenschappelijke analyses. Lijst van de aanhangsels
|
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.