Richtlijn 2002/4 - Registratie van onder Richtlijn 1999/74/EG vallende inrichtingen waar legkippen worden gehouden

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32002L0004

Richtlijn 2002/4/EG van de Commissie van 30 januari 2002 met betrekking tot de registratie van onder Richtlijn 1999/74/EG van de Raad vallende inrichtingen waar legkippen worden gehouden

Publicatieblad Nr. L 030 van 31/01/2002 blz. 0044 - 0046

Richtlijn 2002/4/EG van de Commissie

van 30 januari 2002

met betrekking tot de registratie van onder Richtlijn 1999/74/EG van de Raad vallende inrichtingen waar legkippen worden gehouden

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen(1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Bij Richtlijn 1999/74/EG zijn specifieke eisen vastgesteld voor de bescherming van legkippen in diverse houderijsystemen en wordt de lidstaten de mogelijkheid geboden om het meest geschikte systeem te kiezen.
  • (2) 
    Krachtens artikel 7 van Richtlijn 1999/74/EG moeten alle onder het toepassingsgebied van die richtlijn vallende inrichtingen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden geregistreerd met behulp van een afzonderlijk nummer, aan de hand waarvan de voor menselijke consumptie in de handel gebrachte eieren kunnen worden getraceerd.
  • (3) 
    Krachtens Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren(2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 5/2001(3), moet op eieren een code worden gestempeld die het registratienummer van de producent aangeeft en aan de hand waarvan het houderijsysteem kan worden vastgesteld.
  • (4) 
    De houderijmethoden zijn gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 1274/91 van de Commissie van 15 mei 1991 houdende bepalingen ter toepassing van Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1651/2000(5), en in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2491/2001(7), voorzover het gaat om biologische productie.
  • (5) 
    De registratie van de inrichtingen aan de hand van een registratienummer is een voorwaarde voor het traceren van de voor menselijke consumptie in de handel gebrachte eieren.
  • (6) 
    De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De lidstaten:
  • a) 
    stellen een regeling vast voor de registratie van elke productieplaats (hierna: inrichting) die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 1999/74/EG valt, in het kader waarvan een registratienummer wordt toegekend overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige richtlijn;
  • b) 
    zien erop toe dat voor elke inrichting ten minste de in punt 1 van de bijlage vastgestelde gegevens aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden meegedeeld uiterlijk op een door de lidstaat vast te stellen datum; deze datum moet zo worden gekozen dat voldoende tijd blijft voor de registratie van de inrichtingen overeenkomstig punt c);
  • c) 
    zien erop toe dat elke inrichting waarvoor de vereiste gegevens worden meegedeeld tegen de op grond van het bepaalde onder b) vastgestelde datum, wordt geregistreerd en een registratienummer krijgt uiterlijk op 31 mei 2003.
  • 2. 
    De lidstaten zien erop toe dat, met ingang van 1 juni 2003:
  • a) 
    inrichtingen waarvoor de op grond van lid 1, onder b), vereiste gegevens niet zijn meegedeeld op de vastgestelde datum, niet meer worden gebruikt, en
  • b) 
    geen nieuwe inrichtingen in gebruik worden genomen voordat de registratie is voltooid en het registratienummer is toegekend.
  • 3. 
    De lidstaten zien erop toe dat het op grond van lid 1 ingestelde register van inrichtingen toegankelijk is voor de bevoegde autoriteit van de lidstaat met het oog op het traceren van de voor menselijke consumptie in de handel gebrachte eieren.
  • 4. 
    De lidstaten zien erop toe dat wijzigingen in de geregistreerde gegevens onverwijld bij de bevoegde autoriteit worden gemeld en dat het register wordt bijgewerkt zodra de nieuwe gegevens zijn ontvangen.

Artikel 2

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 maart 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden door de lidstaten vastgesteld.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2002.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB L 203 van 3.8.1999, blz. 53.
  • (2) 
    PB L 173 van 6.7.1990, blz. 5.
  • (3) 
    PB L 2 van 5.1.2001, blz. 1.
  • (4) 
    PB L 121 van 16.5.1991, blz. 11.
  • (5) 
    PB L 220 van 15.8.2001, blz. 5.
  • (6) 
    PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.
  • (7) 
    PB L 337 van 20.12.2001, blz. 9.

BIJLAGE

De definities van artikel 2 van Richtlijn 1999/74/EG zijn indien nodig van toepassing.

  • 1. 
    VOOR REGISTRATIE VEREISTE GEGEVENS

Voor elke inrichting worden ten minste de volgende gegevens geregistreerd:

  • inrichting:
  • naam van de inrichting,
  • adres,
  • natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de legkippen (hierna: de houder):
  • naam,
  • adres,
  • registratienummer van andere binnen de werkingssfeer van Richtlijn 1999/74/EG vallende inrichtingen die door de houder worden geëxploiteerd of waarvan hij eigenaar is,
  • eigenaar van de inrichting, indien verschillend van de houder:
  • naam,
  • adres,
  • registratienummer van andere binnen de werkingssfeer van Richtlijn 1999/74/EG vallende inrichtingen die in het bezit zijn van de eigenaar of door hem worden geëxploiteerd,
  • verdere informatie over de inrichting:
  • houderijsysteem/houderijsystemen overeenkomstig de onder punt 2.1 bedoelde definities,
  • maximumcapaciteit van de inrichting, d.i. aantal dieren dat terzelfder tijd aanwezig kan zijn; indien verschillende houderijsystemen worden toegepast, dient ook de maximumcapaciteit voor elk systeem te worden vermeld.
  • 2. 
    REGISTRATIENUMMER

Het registratienummer bestaat uit een cijfer voor het houderijsysteem overeenkomstig het bepaalde in punt 2.1, gevolgd door de code voor de lidstaat overeenkomstig het bepaalde in punt 2.2 en een identificatienummer dat is toegekend door de lidstaat waar de inrichting is gevestigd.

2.1. Code voor het houderijsysteem

De houderijsystemen als gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 1274/91 die in de inrichting worden gebruikt, worden aangegeven met de onderstaande code:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het houderijsysteem dat wordt gebruikt in inrichtingen die produceren met inachtneming van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2092/91, wordt aangegeven als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.2. Code voor de lidstaat van registratie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.3. Identificatie van de inrichting

Elke lidstaat past een regeling toe waarbij aan elke te registreren inrichting een uniek nummer wordt toegekend; dat nummer mag ook voor andere doeleinden dan in het kader van deze richtlijn worden gebruikt, maar de inrichting moet steeds kunnen worden geïdentificeerd.

De lidstaten kunnen tekens aan het identificatienummer toevoegen, bijvoorbeeld ter identificatie van individuele koppels die worden gehouden in gescheiden gebouwen van eenzelfde inrichting.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.