Richtlijn 1976/114 - Harmonisatie van nationale wetgeving inzake de voorgeschreven platen en gegevens, en de plaats en wijze waarop zij op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan moeten worden aangebracht

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31976L0114

Richtlijn 76/114/EEG van de Raad van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de voorgeschreven platen en gegevens, en de plaats en wijze waarop zij op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan moeten worden aangebracht

Publicatieblad Nr. L 024 van 30/01/1976 blz. 0001 - 0005

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0175

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 3 blz. 0144

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0175

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0184

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0184

++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 18 december 1975

betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de voorgeschreven platen en gegevens , en de plaats en wijze waarop zij op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan moeten worden aangebracht

( 76/114/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat de technische voorschriften waaraan motorvoertuigen krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen , onder meer betrekking hebben op de voorgeschreven platen en gegevens en de plaats en wijze van aanbrengen daarvan ;

Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften vaststellen , hetzij ter aanvulling , hetzij in plaats van hun huidige voorschriften , met name ten einde voor elk voertuigtype de E.E.G.-goedkeuringsprocedure van Richtlijn nr . 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 3 ) , te kunnen invoeren ;

Overwegende dat de onderlinge aanpassing der nationale wetgevingen inzake motorvoertuigen een erkening inhoudt tussen de Lid-Staten onderling van de door elk van hen op grond van gemeenschappelijke voorschriften uitgevoerde controles ; dat een dergelijk systeem , wil het goed functioneren , meebrengt dat deze voorschriften door alle Lid-Staten met ingang van een bepaalde datum moeten worden toegepast ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Onder voertuig wordt in deze richtlijn verstaan ieder motorvoertuig , met of zonder carrosserie , op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h , bestemd om aan het wegverkeer deel te nemen , alsmede aanhangwagens daarvan , met uitzondering van voertuigen die zich over rails bewegen , land - en bosbouwtrekkers , land - en bosbouwmachines en toestellen voor openbare werken .

Artikel 2

De Lid-Staten mogen de E.E.G.-goedkeuring of de nationale goedkeuring van een voertuig niet weigeren om redenen in verband met de voorgeschreven platen en gegevens , en de plaats en wijze van aanbrengen daarvan , indien deze voldoen aan de voorschriften van de bijlage .

Artikel 3

De Lid-Staten mogen niet de inschrijving weigeren , dan wel de verkoop , het in het verkeer brengen of het gebruik van voertuigen verbieden om redenen in verband met de voorgeschreven platen en gegevens , en de plaats en wijze van aanbrengen daarvan , indien deze voldoen aan de voorschriften van de bijlage .

Artikel 4

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlage aan te passen aan de technische vooruitgang , worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Richtlijn nr . 70/156/EEG .

Artikel 5

1 . Voor 1 januari 1977 nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen aan om aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen en maken zij die maatregelen bekend . Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis .

Zij passen deze bepalingen toe vanaf 1 oktober 1978 .

2 . Vanaf de kennisgeving van deze richtlijn dragen de Lid-Staten er voorts zorg voor dat de Commissie op de hoogte wordt gesteld van ieder ontwerp van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij overwegen in te voeren op het door de richtlijn bestreken gebied en wel op een zodanig tijdstip dat de Commissie de gelegenheid heeft haar opmerkingen ter zake te maken .

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 18 december 1975 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . TOROS

( 1 ) PB nr . C 5 van 8 . 1 . 1975 , blz . 41 .

( 2 ) PB nr . C 47 van 27 . 2 . 1975 , blz . 4 .

( 3 ) PB nr . L 42 van 23 . 2 . 1970 , blz . 1 .

BIJLAGE

1 . ALGEMEEN

1.1 . Ieder voertuig moet zijn voorzien van de plaat en de gegevens die onder de volgende punten zijn beschreven . Deze plaat en deze gegevens worden aangebracht door de fabrikant of zijn gemachtigde .

2 . CONSTRUCTIEPLAAT

2.1 . Een constructieplaat waarvan het model is bepaald in het aanhangsel van deze bijlage , moet op een duidelijk zichtbare en gemakkelijk toegankelijke plaats vast worden aangebracht op een onderdeel dat zolang het voertuig in gebruik is normaal niet voor vervanging in aanmerking komt ; de plaat moet goed leesbaar en onuitwisbaar in de aangegeven volgorde onderstaande gegevens bevatten :

2.1.1 . Naam van de fabrikant .

2.1.2 . Nummer van de E.E.G.-goedkeuring ( 1 ) .

Dit nummer bestaat uit de kleine letter " e " , gevolgd door het kengetal of de kenletters van het land dat de E.E.G.-goedkeuring heeft verleend ( 1 voor Duitsland , 2 voor Frankrijk , 3 voor Italië , 4 voor Nederland , 6 voor België , 11 voor het Verenigd Koninkrijk , 12 voor Luxemburg , DK voor Denemarken , IRL voor Ierland ) en daarna door het goedkeuringsnummer dat overeenkomt met het voor het prototype afgegeven goedkeuringsformulier . Tussen de letter " e " en het kengetal of de kenletters van het land dat de E.E.G.-goedkeuring heeft verleend , alsmede tussen dat getal of die letters en het goedkeuringsnummer , wordt een sterretje geplaatst .

2.1.3 . Identificatienummer van het voertuig ,

2.1.4 . Toegestaan maximumgewicht van het voertuig ,

2.1.5 . Toegestaan maximumgewicht voor het samenstel indien het voertuig als trekker wordt gebruikt ,

2.1.6 . Toegestaan maximumgewicht voor elk der assen in volgorde van voren naar achteren ,

2.1.7 . In geval van een oplegger , de maximaal toegestane druk op de koppelschotel .

2.1.8 . De punten 2.1.4 tot en met 2.1.7 treden eerst 12 maanden na de aanneming van de richtlijn van de Raad betreffende de afmetingen en gewichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan in werking . Tot op dat moment kan een Lid-Staat echter verlangen dat de volgens zijn nationale wetgeving toegestane maximumwaarden worden aangegeven op de plaat van elk voertuig dat op zijn grondgebied in het verkeer wordt gebracht .

Indien de technisch toelaatbare waarden groter zijn dan de toegestane maximumwaarden , kan deze Lid-Staat eisen dat ook zij worden vermeld . In dit geval worden de waarden in twee kolommen vermeld : links de toegestane maximumwaarden en rechts de technisch toelaatbare waarden .

2.2 . De fabrikant kan aanvullende gegevens aanbrengen onder of naast de voorgeschreven gegevens , buiten een duidelijk afgebakende rechthoek die uitsluitend de in de punten 2.1.1 tot en met 2.1.8 voorgeschreven gegevens bevat ( zie aanhangsel van deze bijlage ) .

3 . IDENTIFICATIENUMMER VAN HET VOERTUIG

Het identificatienummer van het voertuig is een gestructureerde combinatie van tekens die de fabrikant aan ieder voertuig geeft . Het doel ervan is de mogelijkheid te bieden om - zonder gebruikmaking van verdere informatie - ieder voertuig door bemiddeling van de fabrikant gedurende 30 jaar duidelijk te identificeren .

Het identificatienummer moet aan de volgende voorschriften beantwoorden :

3.1 . Het moet zijn aangegeven op de constructieplaat en tevens op het chassis , op het frame of op een gelijkwaardige constructie .

3.1.1 . Het moet uit twee groepen bestaan : de eerste groep bevat hoogstens 6 tekens ( letters of cijfers ) ter identificatie van de algemene kenmerken van het voertuig , met name type en model . De tweede groep bestaat uit 8 tekens , waarvan de eerste vier letters of cijfers kunnen zijn en de overige vier alleen cijfers ; het doel ervan is om samen met de eerste groep een bepaald voertuig duidelijk te identificeren .

3.1.2 . Het moet voor zover mogelijk op één regel staan . In technisch gemotiveerde uitzonderingsgevallen mag dit nummer ook op twee regels staan . Hierbij is een scheiding binnen beide groepen echter niet toegestaan .

Tussen de gebruikte tekens mag geen spatie zijn .

In de tweede groep moet op elke niet gebruikte plaats een nul worden gezet , zodat het vereiste totale aantal van 8 tekens wordt verkregen .

Iedere regel moet vooraan en achteraan worden afgebakend door een symbool dat niet identiek is met een Arabisch cijfer of een Latijnse hoofdletter , of daarmee kan worden verward . Zo'n symbool is ook tussen de beide groepen ( punt 3.1.1 ) op één regel toegestaan .

3.2 . Het identificatienummer moet bovendien :

3.2.1 . op het chassis of het frame of op een gelijkwaardige constructie zijn aangebracht , op de rechterhelft van het voertuig ;

3.2.2 . op een goed zichtbare en toegankelijke plaats zijn aangebracht door middel van een bepaald procédé , zoals hameren of ponsen , zodat wordt voorkomen dat het wordt uitgewist of wordt gewijzigd .

4 . GEBRUIKTE TEKENS

4.1 . Voor alle onder de punten 2 en 3 bedoelde gegevens moeten Latijnse letters en Arabische cijfers zijn gebruikt . De Latijnse letters van de sub 2.1.1 , 2.1.3 en 3 bedoelde gegevens moeten hoofdletters zijn .

4.2 . Voor de tekens van het identificatienummer van het voertuig :

4.2.1 . is het gebruik van de letters I , O en Q alsmede van streepjes , sterretjes of andere bijzondere tekens , voor zover het niet gaat om symbolen als bedoeld in punt 3.1.2 , vierde alinea , niet toegestaan ;

4.2.2 . moeten de letters en cijfers de volgende minimunhoogten hebben :

4.2.2.1 . 7,0 mm , voor de op het chassis , het frame of een gelijkwaardige constructie van het voertuig aangebrachte tekens ;

4.2.2.2 . 4,0 mm , voor de op de constructieplaat aangebrachte tekens .

( 1 ) Zolang er geen E.E.G.-goedkeuring wordt verleend , kan het E.E.G.-goedkeuringsnummer worden vervangen door het nationale goedkeuringsnummer .

AANHANGSEL

MODEL VAN DE CONSTRUCTIEPLAAT

( zie punten 2.1 en 2.2 )

  • STELLA MOTOR COMPANY * *
  • e * 3 * 1485 * *
  • - EBA46G00A47269 - * *
  • 22 000 kg * *
  • 38 000 kg * *
  • 1 - 7 000 kg * *
  • 2 - 8 000 kg * *
  • 3 - 8 000 kg * *

Voorbeeld voor een voertuig van categorie N3 .

De in punt 2.2 bedoelde aanvullende gegevens kunnen onder of naast de voorgeschreven gegevens worden geplaatst ( zie de gestippelde rechthoeken in bovenstaand model ) .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.