Tussen papegaaien - Voorbij de klassieke mediacratie aan het Binnenhof
Een papegaaiencircuit tussen politiek en media’ - een parlementaire enquêtecommissie uit de Tweede Kamer oordeelde eind februari snoeihard over de dynamiek waarmee fraudebestrijding vanaf het Binnenhof zo’n tien jaar is aangejaagd.
Het eindrapport van de commissie - de titel spreekt voor zich: Blind voor mens en recht - schetst in schrille kleuren hoe regering, parlement, bestuur en rechtspraak zich door media hebben laten opjagen om vaak meedogenloos op te treden tegen vermeende fraude. Het laat eens te meer zien hoezeer politiek en media verweven zijn geraakt.
Het is niet nieuw. Politiek en media zijn sinds mensenheugenis op elkaar aangewezen - over en weer: politiek heeft media nodig om kiezers te bereiken, media kunnen niet om politiek heen om lezers/luisteraars/kijkers te informeren wat, formeel in hun naam, besloten is.
Om politiek effectief te zijn, moet een Kamerlid of minister soepel met media kunnen omgaan. Kranten en televisie zijn zo invloedrijk omdat het Binnenhof er niet om heen denkt te kunnen. Voormalig Kamervoorzitter Vondeling heeft ooit, in de jaren ‘70, gezegd dat parlement en pers bij elkaar horen als ‘stekker en stopcontact’.
Die bijzondere relatie - ‘bij elkaar meugen ze niet, zonder elkaar deugen ze niet’ - krijgt de laatste jaren een steeds grimmiger karakter. Dat heeft alles te maken met de doorbraak van sociale media, opstap voor een nieuwe fase in de ‘mediatisering’ van ‘Den Haag’ - een omslag die mediahoogleraar Mark Deuze omschrijft als een overgang van ‘leven met media’ tot ‘leven in media’. Het karakter van democratie, politiek en bestuur ondergaat, onder invloed van die mediatiseringsgolf, een gedaanteverwisseling.
Hoe heeft zich die mediatisering in het kwadraat zich voltrokken? Welke rol hebben media in achtereenvolgende stadia in de politiek gespeeld? Welke verschuivingen hebben zich in de driehoek politiek-burger-media voorgedaan? En hoe is de stand van zaken in de eerste helft van de jaren ’20?
De traditionele Haagse mediacratie is een nieuwe fase ingegaan.
Wat eens eenrichtingsverkeer was, ontaardt steeds vaker in een verkeerschaos.
Mediatisatie
De politiek, ook in Nederland, is al sinds jaar en dag ‘gemediatiseerd’. Dat is een proces dat zich stapsgewijs, uitgespreid over veel jaren, heeft voltrokken. Sinds het begin van de democratisering van de politiek halverwege de negentiende eeuw - na de invoering van Thorbeckes grondwet in 1848 en de geleidelijke verruiming van het kiesrecht - werd het ‘Binnenhof’ steeds afhankelijker van kiezersgunst.
Het is nauwelijks toevallig dat een aanstormende politieke generatie kranten oprichtte om de eigen kiezers te mobiliseren. Die methode was zo succesvol dat ze stolde. In de eerste helft van de twintigste eeuw raakte Nederland verzuild: politici van allerlei kleur hadden vaste mediakanalen om hun kiezers te bereiken.
Het eenrichtingsverkeer veranderde geleidelijk in een stelsel van autowegen met meerdere rijbanen.
Doordat vanaf de jaren ‘60 de verzuiling afbrokkelde, ging de politiek - onthand - noodgedwongen op zoek naar andere communicatiekanalen. Dat werd versterkt na de opkomst van sociale media. Om kiezers te bereiken, om steun te zoeken, om tekst en uitleg te geven, is het Binnenhof zich steeds meer gaan bedienen van Twitter [nu X], Facebook en Instagram.
Aanvankelijk leek dat een bevrijding: ministers en kamerleden konden buiten ‘lastige’ journalisten om het publiek benaderen. Maar het bleek te snel gedacht. Diezelfde burgers grepen de mogelijkheden aan om via sociale media iets terug te zeggen. En dat klonk niet allemaal even fraai.
Accentverschuiving
Gaandeweg verschoof, bijna onmerkbaar, het accent: van media centric naar media centered. Draaide politieke communicatie aanvankelijk om [klassieke] media [kranten, radio en televisie], gaandeweg verbreedde zich die vorm van ‘mediatization’ - met name door de nieuwe mediatiseringsgolf. Wat heel lang een min of meer voorspelbare wisselwerking tussen politiek, samenleving en media was, ontpopte zich vanaf de eeuwwisseling tot een grilliger patroon waarbij uiteenlopende maatschappelijke ontwikkelingen, aangejaagd door media, elkaar versterkten.
Het is, met andere woorden, niet meer zo dat de politiek het voortouw heeft. Sterker nog: in ‘Den Haag’ - in andere regeringscentra zal het niet anders zijn - moet men bij wijze van spreken alles uit de kast halen om staande te blijven. Geconfronteerd met een roep om grotere democratisering en meer openheid, hogere verwachtingspatronen, groeiend onbehagen en zich opstapelende onzekerheid, voelt de politiek zich steeds speelbal van wat via de media op haar afkomt.
Het gereguleerde autoverkeer over verschillende rijbanen krijgt steeds meer te maken met onverhoedse files, opstoppingen, wegversperringen en andere vormen van verkeerschaos - zelfs wegblokkades.
De coronacrisis heeft aan de oppervlakte gebracht hoe diep het ongemak zit. In dat klimaat verspreiden complotten zich snel en gemakkelijk - als ‘spreadable spectacles’. Ook de Haagse politiek ondervindt de invloed van wat bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 merkbaar was: de werking van ‘affective feedback loop’ - creatie van politieke stemmingen via platforms, bubbels en echokamers van gelijkgestemden met behulp van algoritmes.
Buiten het directe zicht verzamelen zich in de holen en gaten van YouTube, Facebook en Reddit complotdenkers, die in de nationale verkiezingsuitslag van 2023 een semi-rechtse staatsgreep zien of linkse krachten signaleren om Wilders van de macht af te houden.
Mainstream media, de klassieke journalistiek voorop, zijn er als corrigerende kracht nauwelijks tegen opgewassen. In de post truth-samenleving - feiten zijn hooguit opinies - blijkt zo’n zichzelf versterkend fenomeen, een olievlek, lastig te bestrijden. Zelf influencers ‘kopen’ om tegenwicht te bieden, zoals minister De Jonge tijdens de coronacrisis overwoog?
Meer dan ooit voelt ‘Den Haag’ zich op de vingers gekeken. De burger, al dan niet verscholen in de krochten van het wereldwijde web, praat terug. En hoe. Wie het internet afschuimt, komt een keur aan tegenverhalen, verwijten en andere verdachtmakingen tegen.
Onder die druk verandert de traditionele mediacratie. Die vorm van laat twintigste-eeuwse democratie - media zetten de toon en bepalen het beeld - krijgt steeds meer het karakter van een ‘viewers democracy’, de regeringsvorm van een ‘viewers society’ waarbij een kleine groep permanent permanent door velen in de gaten wordt gehouden.
Verweer
Datzelfde ‘Binnenhof’ laat het er niet bij zitten. Het verweert zich met alle mogelijkheden van nieuwe media om kiezers te bereiken, te overtuigen en zelfs te manipuleren. Kamerleden zijn misschien wel de meest actieve twitteraars. Filmpjes van optredens in de Tweede Kamer worden zo gesneden dat het eigen standpunt er ‘overtuigend’ uitspringt [en de tegenstander zwart gemaakt].
Flankpartijen als Forum voor Democratie en DENK zijn er mee begonnen, maar het is gaandeweg ook bij mainstream partijen gemeengoed geworden.
Facebook, LinkedIn en Instagram worden actief benut om nieuwe ‘communities’ te creëren, plekken waarin met name parlementariërs van allerlei slag en soort kiezers om zich heen verzamelen.
Onder druk van de mediatiseringsgolf zijn politieke partijen, ooit verzamelplaatsen van burgers die bezield waren van een politiek ideaal, omgevormd tot permanente politieke marketingmachines. Verkiezingscampagnes spelen zich al lang niet meer af in zaaltjes, maar hoofdzakelijk op televisie - en in toenemende mate via sociale media.
Campagneteams kopen op grote schaal data om kiezers gericht te benaderen, kiezers bij wie men een kans maakt. Het is een bijproduct van de surveillance samenleving, een samenleving waarin ‘we’ met elkaar zoveel gegevens over elkaar verzamelen dat er handel in ontstaan is. Sinds de affaire met Cambridge Analytics is het, in elk geval in Nederland, lastig om legaal dat soort privé gegevens via Facebook of andere platforms te bekomen.
Maar wat op de markt te koop is - openbare gegevens over welstand op het niveau van postcodes, bijvoorbeeld - biedt volop ingrediënten voor letterlijk op de man af gerichte digitale campagnes [microtargeting].
Parallel er aan zoekt men, naar het voorbeeld van de journalistiek, naar ‘immersive’ communicatiemethoden om de kiezer-op-afstand te bereiken. Virtual Reality krijgt hier en daar al voet aan de grond. Zo bedient ProDemos, het Huis voor Democratie, een soort parlementair voorportaal, zich van een 360° video om een Kamerdebat te kunnen ‘meebeleven’. Campagneleiders dromen van zo’n moderne, immersieve aanpak. Zo denken ze kiezers meer, directer te kunnen aanspreken.
De strijd om de kiezer, steeds minder honkvast, wordt per verkiezing grimmiger. Wat in de Verenigde Staten steeds ettelijke jaren de toon zet, dringt ook steeds meer tot Nederland door: ‘Online tools are being used in political campaigns [..] for less conventional, goals: to sow confusion, to give a false impression of online support, to attack and defame the opposition and to spread illegitimate news reports.
In zo’n onbestemd klimaat gedijt het ‘papegaaiencircuit’.
Jan Schinkelshoek is oud-journalist en oud-Tweede Kamerlid
Den Haag, mei/juni 2024
Dit is een ingekort en bewerkt essay over ‘mens en media’, onderdeel van de studie cultuurwetenschappen van de Open Universiteit