Naar pluriformer partijen
Kerk was wel behulpzaam maar lang niet altijd afdoende. Dat haar grote naoorlogse leider Carl Romme i vaak sprak als een sfinx was, met andere woorden, geen toeval. Ik herinner mij een roomse jeugd waarin ik wel van zijn toespraken onder de indruk was, maar zelden begreep wat hij eigenlijk zei.
Ook nu nog geven geëngageerde christendemocraten toe dat het CDA minstens twee vleugels heeft: een meer rechts-conservatieve en een meer christelijk-sociale. Jos Wienen, de scherpzinnige burgemeester van Haarlem, zegt zelfs dat die twee elkaar nodig hebben om de christendemocratie naar behoren te laten functioneren1). Misschien schrompelt het CDA juist daardoor in elkaar, omdat van die beide vleugels zo weinig meer waar te nemen valt.
Versplintering in de politiek is niet alleen een kwestie van individualisering – iedereen is zijn eigen belangrijkste politieke maatstaf – maar is ook een gevolg van krampachtig georganiseerde fractiediscipline, waarbij elk Kamerlid de leiders napraat en geen enkel verschil meer mag tonen, uit vrees voor de reacties in social media. Met enige reden worden trouwens klassieke media gevreesd die denken dat cynisch oordelen over onenigheid het kenmerk van journalistieke kwaliteit is.
Kamerleden die zich als automaten gedragen en op commando van hun voorlichters en spindoctors elke interne kritiek voor zich houden, verliezen hun geloofwaardigheid. Burgers weten veel te goed dat je over allerlei vragen verschillend kan denken, ook als je tot dezelfde stroming in de politiek behoort. Er is dus alle reden om die pluriformiteit ook te tonen en bovendien te laten zien hoe je het uiteindelijk eens kunt worden of juist niet. Zo wordt het ook voor kiezers gemakkelijker om zich bij grote stromingen aan te blijven sluiten; niemand wordt immers in een keurslijf geduwd.
De kunst voor de politieke partij is om voor grote groepen kritische mensen geloofwaardig te blijven. Dat kan alleen als ruime diversiteit van opvatting als normaal wordt beschouwd. Precies het tegendeel dus van wat er nu in de meeste partijen gebeurt en wordt aangemoedigd. Dat zal de politiek minder voorspelbaar maken, maar dat is eerder een teken van volwassenheid dan van ‘gebrek aan leiding’.
Partijen als BBB en Nieuw Sociaal Contract hebben, nieuw als zij zijn, de kans van de gebruikelijke kadaverdiscipline af te zien en samenhang te organiseren met respect voor diversiteit. Daar zitten risico’s aan vast, maar de gevaren van te strakke discipline zijn in nieuwe partijen uiteindelijk groter. Groen Links en PvdA hebben nu één fractie, maar die kan alleen maar functioneren als zichtbare pluriformiteit wordt gewaardeerd als van waarde. De gebruikelijke fractietucht eisen is bijna garantie dat het cement tussen beide partijen het niet zal houden. Daaraan leiding geven is niet gemakkelijk, want de eenheid van een fractie is tevens haar macht. Maar, die eenheid groeit meer in ontspannen aanvaarde diversiteit dan in opgelegde tucht.
Vraag is, na de verkiezingen in november, zullen de betrokken partijen daartoe in staat blijken? Dat gaat nog spannend worden.
Prof.dr. J.Th.J. van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij is oud-lid van de Eerste Kamer.
Deze column verscheen oorspronkelijk op Parlement.com.
-
1)Jan Prij, ‘Het CDA kan niet zonder zijn vleugels’ (interview met Jos Wienen), in: Christen Democratische Verkenningen, Herfst 2023, Amsterdam: Boom tijdschriften 2023, 48 – 56.