Hergroepering in het midden
Nee, het is geen terug naar vroeger – toen vanuit het midden van de politiek de lakens werden uitgedeeld. Maar het politieke centrum, lang in de verdrukking, is in de aanloop naar de verkiezingen voor de Tweede Kamer bezig met een opvallende wederopstanding.
Wie door de oogharen heen kijkt, ziet te midden van de stofwolken van versplintering, vergruizing en vernieuwing de contouren van een nieuwe constructie in het centrum opdoemen, gevormd door een centrumlinks blok van PvdA en GroenLinks op weg naar een fusie, een VVD die na Rutte een ferme centrumrechtse positie claimt en Omtzigts NSC dat de plek van het afbrokkelende CDA in het midden van het midden inneemt. Het lijkt er warempel op of in een nieuwe gedaante het klassieke trio PvdA-CDA-VVD weer terug is.
Dat nieuwe politieke centrum lijkt aan te slaan. Afgaande op de opiniepeilingen tekenen zich - bij de start van de verkiezingscampagne - drie, ongeveer even grote partijen af [elk rond zo’n 25 zetels] die elkaar zo’n beetje in evenwicht houden. Dat belooft wat meer stabiliteit dan het land sinds, pakweg, ‘Fortuyn’ gewend is geweest.
De afbrokkeling van het politieke centrum is hard gegaan.
De Nederlandse politiek leek, al polariserend, bezig aan een glijvlucht om uiteen te vallen. Het oude, vertrouwde en klassieke politieke centrum, sinds mensenheugenis gevormd door PvdA, CDA en VVD, raakte gaandeweg steeds meer in de verdrukking. Vanaf 1994 en, versterkt na 2002, kreeg het te lijden van concurrentie op links en op rechts. Ter linkerzijde ontwikkelden SP en GroenLinks zich van splinters tot middelgrote partijen en ter rechterzijde brak eerst Fortuyn en later Wilders in. Waar CDA, PvdA en VVD in 1989 gezamenlijk nog goed waren voor 125 van de 150 Kamerzetels, haalde het drietal in 2021 slechts 58 zetels –minder dan de helft en ver verwijderd van een meerderheid. Met name de twee klassieke volkspartijen, de christendemocraten en de sociaaldemocraten, brokkelden af. Tegen de verbrokkeling in slaagde van de traditionele ‘grote drie’ alleen de VVD-van-Rutte zich te handhaven.
Maar ook Mark Rutte kostte het vanaf 2010 moeite om stabiele kabinetten te vormen. In de Eerste Kamer regeerde hij vele jaren op basis van een minderheid. Het politieke centrum verschrompelde zo hard, met name na de teloorgang van de PvdA, dat ‘Den Haag’ begon somberen over de regeerbaarheid van het land. In 2017 heette het zelfs dat het ‘midden’ een laatste kans had gekregen om het land van verrommeling te redden. Wat wil je ook met meer dan twintig partijen, partijtjes, afsplitsingen en eenlingen in de Tweede Kamer.
Tegen die trend in lijkt het politieke centrum zich, vernieuwd en wel, her op te richten: via fusie [de PvdA gaat in zee met GroenLinks], via heroriëntatie [de VVD-na-Rutte dicht het gat op rechts] en via verdringing [Omtzigt neemt de rol van zijn oude partij over]. Dat lijkt succesvol, maar het is bij lange na niet voldoende om de politieke stabiliteit te herstellen. De drie nieuwe centrumpartijen zijn niet zo groot als PvdA, CDA en VVD in hun hoogtijdagen, er zullen altijd hulptroepen moeten worden ingeschakeld om stevige meerderheidskabinetten te vormen.
Er is sinds het einde van de politieke verzuiling [gemakshalve: 1994] veel veranderd, veranderingen die zich niet een-twee-drie laten terugdraaien, veranderingen die ook politieke grondpatronen op hun kop hebben gezet.
Het politieke centrum kan zich nooit meer zo zeker wanen als voorheen. Er hebben zich op de flanken stevige anti-systeempartijen gevestigd.
Misschien wel de belangrijkste verandering is dat kiezers, Nederlanders dus, minder loyaal zijn aan hun partij en veel ‘flexibeler’ zijn geworden. Men schiet gemakkelijker heen en weer. Dat zie je terug aan de snelle opkomst en soms even snelle neergang van politieke nieuwkomers. In 2019 won Forum voor Democratie praktisch uit het niets de provinciale verkiezingen, vier jaar later herhaalden Caroline van der Plas en BBB dat kunstje met nog meer overmacht. Ook D66 kan van die fluctuaties meepraten. En er zullen, na ‘Fortuyn’, altijd protestpartijen blijven, ook na een afkalven van BBB. Kiezers zullen steeds weer iets nieuws proberen. Dat eind november een op de vijf [volgens de huidige peilingen] overweegt te stemmen op partijen die nog niets van zich hebben laten zien [NSC en BBB] is veelzeggend.
Ook als het politieke centrum bij de Kamerverkiezingen weer opstaat, zal het hebben te rekenen met een andere politieke omgeving dan waarin de voorgangers werkten. Echt stabiel zal het voorlopig niet worden.
Gerrit Voerman is directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Jan Schinkelshoek is adviseur van het Montesquieu Instituut.