Externe inhuur: het is weer zover!
Veel is bij de overheid niet te voorspellen. Maar één ding wel: eens in de zoveel jaar is er een discussie over externe inhuur. Er ontstaat dan meteen heel veel opwinding en verontwaardiging, en soms wordt er zelfs beleid gemaakt.
Dat gebeurde bijvoorbeeld in 2010 toen op voorstel van de SP een norm werd geïntroduceerd: er mag niet meer aan externen worden uitgegeven dan 10% van de loonsom voor de ambtelijke dienst. De Roemernorm, werd dat in de wandeling genoemd. Niet dat dat veel zoden aan de dijk zette, aandacht kreeg het niet, handhaving vond ook niet plaats.
Uit de jaarrapportages van BZK bleek wel dat de norm de laatste jaren aanzienlijk werd overschreden, het laatste percentage lag op 14%, dus een overschrijding met 40%. Er zijn wel eens ministers voor minder afgetreden! Maar bij de externe inhuur kon dit ongestraft gebeuren.
Verklaring hiervoor is natuurlijk dat iedereen boter op zijn hoofd heeft, Kamerleden niet in de laatste plaats. Hoogtepunt dat ik bijvoorbeeld genoteerd heb, was het op aandringen van met name de SP uitgevoerde onderzoek naar de mogelijkheid over te gaan tot vervolging van bij de kindertoeslagenaffaire betrokken ambtenaren. Dat werd opgedragen aan het gerenommeerde advocatenkantoor Allen & Overy. À raison van € 167.000,- rapporteerde het kantoor dat zoiets wellicht mogelijk was zij het dat niet met zekerheid kon worden aangegeven of het ook zou slagen. Tja!
Een veel gebruikte verklaring is altijd geweest dat er sprake was van bijzondere omstandigheden, een crisis of noodtoestand die alleen met externe hulp het hoofd kon worden geboden. Bij de corona maar ook de toeslagenaffaire en Groningen werd dit aangevoerd maar ook vroeger was dit altijd een veelgebruikt argument.
Maar, zoals gezegd, eens in de zoveel tijd is het genoeg en komen er vragen. Die hebben de laatste tijd ook een zekere ideologische grondslag. Externe inhuur wordt daarbij gepresenteerd als een voorbeeld van een overheid die haar kerntaken verwaarloost. Die het aantal ambtenaren willens en wetens zou hebben ingekrompen ten gunste van duurbetaalde adviseurs. Het resultaat van neoliberaal denken van dwaallichten die op de derde weg het spoor bijster waren geraakt en alles aan de markt wilden overlaten. Die zich willoos overgaven aan gewetenloze consultants van internationale adviesbedrijven, waarbij publieke belangen werden verkwanseld door managers die de overheid wilden runnen als een bedrijf. Ik vat het maar even kort samen.
Bij externe inhuur gaat vaak wat mis. Het zou een goede analyse waard zijn om daar wat meer inzicht in te krijgen. En vooral om er wat nuchterder naar te kijken dan gebruikelijk. Dan zou bijvoorbeeld snel blijken dat niet alleen de externe inhuur sterk is toegenomen maar de overheid zelf ook. Daar zou je tegelijkertijd naar moeten kijken, zeker in de wetenschap dat de productiviteit van de overheid niet is gestegen maar de overhead wel. Ook een belangrijk onderwerp, maar dat terzijde.
Er zijn soms hele goede redenen om een beroep te doen op mensen of organisaties van buiten de overheid. Het kan daarbij gaan om uiteenlopende werkzaamheden: extra hulp van uitzendbureaus bij piekbelasting, ondersteuning voor tijdelijke klussen, speciale onderzoeksopdrachten, heel bijzondere expertise die men onmogelijk zelf kan ontwikkelen, deskundigheid op specialistische terreinen, zoals ICT en accountancy. Of expertise voor het goed aanpakken van projecten, de grote achilleshiel van de overheid. Een advies van een niet direct betrokken instantie kan heel waardevol zijn en groupthink tegengaan. Onmiskenbaar is ook de kwaliteit van de ingehuurde capaciteit vaak voortreffelijk, beter dan de overheid zelf kan opbrengen.
Er kunnen ook goede redenen zijn om het niet te doen. Je wordt er als overheid een beetje gemakzuchtig van als je voor elk probleem te gemakkelijk een beroep op externen kunt doen. Elke prikkel om naar eigen prioriteiten te kijken, ontbreekt dan. Werk met een lage prioriteit kan ongestoord doorgaan, voor het urgente werk is wel een bureau te vinden. Toezeggingen worden soms gedaan terwijl men weet dat die niet uitvoerbaar zijn. Maar een beroep op externen is dan een laatste redmiddel dat je bovendien de schuld kunt geven als het mis gaat. Soms wordt er onverstandig ingehuurd, in paniek, en dan ben je vaak duur uit. Soms is een reden voor extern advies, dat de ambtenaren zelf niet de bittere waarheid durven te vertellen, uit vrees beticht te worden van obstructie of gebrek aan politieke sensitiviteit.
Het kan dus heel verstandig zijn om een beroep te doen op externen, maar vaak ook niet. Die keuze is bij uitstek iets dat je het beste maar aan het management kunt overlaten. Zodra je daar politieke ideeën op loslaat, gaat het kraken en is er geen houden meer aan. Je moet dan dat management wel in staat stellen tot een goede afweging te komen. En ook vragen om de overwegingen voor inhuur of uitbesteding goed duidelijk te maken. Wat ook zou helpen is dat de overheid die vermaledijde Balkenendenorm afschaft om meer ruimte te hebben voor eigen expertise.
Externe inhuur: niks mis mee, maar het vereist wel enige nuchterheid. En dat is niet de meest in het oog springende kwaliteit van de overheid. Misschien moet je die maar inhuren!
Prof. Mr. Roel Bekker was ruim negen jaar secretaris-generaal van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en leidde daarna drie jaar het programma Vernieuwing Rijksdienst. Van 2007 tot 2014 was hij hoogleraar in Leiden.