(Veel) meer dan een archief

vrijdag 17 februari 2023, column van Prof.Dr. Bert van den Braak i

Het zou mooi zijn als er een database bestond met gegevens over alle bestuurders en politici die ons land sinds 1795 heeft gehad en vandaag de dag heeft (Kamerleden, bewindslieden, maar ook Europarlementariërs en bijvoorbeeld commissarissen van de Koning). Dan kunnen wetenschappers dat gebruiken voor onderzoek en kunnen journalisten en geïnteresseerde burgers zien wat de loopbaan was van onze politici, welke studies zij volgden, hoe het zit met de regionale spreiding en wat zij 'presteerden'. Burgers hebben - zo mag je best stellen - recht te weten door wie zij worden bestuurd en wie hun vertegenwoordigers zijn.

Dat die gegevens makkelijk beschikbaar zijn, zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn, maar is het allerminst. Weliswaar zijn er strikte regels over vermelding van belangen (nevenfuncties en -inkomsten) en klinkt alom de roep om transparantie, maar dat weerhoudt sommige volksvertegenwoordigers er niet van om nauwelijks iets over zichzelf te melden. Zelfs op de website van de Tweede Kamer is de informatie bij sommige leden verre van compleet, laat staan onderling vergelijkbaar. Dat begint overigens al bij de kandidaatstelling. Je zou denken dat personen die zich kandidaat stellen hun c.v. aan de partij hebben gezonden en dat ook kiezers daar kennis van kunnen nemen. Dat is niet zo.

Op de website van de Tweede Kamer is van diverse Kamerleden niet meer te vinden dan een persoonlijke motivatie, zoals zij die bij aantreden aanleveren. Andere gegevens ontbreken. Voor Eerste Kamerleden geldt dat weliswaar actuele gegevens worden bijgehouden, maar er is geen verplichting om de eerdere loopbaan in beeld te brengen. Van enkele leden lijkt het 'beroepsleven' daarom pas in 2019 te beginnen. Niettemin zijn die gegevens wel weer uitgebreider dan van enkele Nederlandse Europarlementariërs. Op de website van het EP is bij sommigen de melding: 'Geen curriculum vitae beschikbaar' te vinden.

Die terughoudendheid of zelfs het totaal veronachtzamen van de voor de hand liggende wens van kiezers om iets te willen weten van hun afgevaardigden, is opmerkelijk. In interviews staan vaak wetenswaardigheden over hobby's, samenlevingsvorm, kinderen en het sociale milieu. Bovendien bestaat er - ook bij Kamerleden - wel belangstelling voor analyses over veranderingen die plaatsvinden in bijvoorbeeld de sociale herkomst of de regionale spreiding. Blijkbaar beseffen zij dan niet dat dit soort analyses alleen zijn te maken als eerst gegevens zijn aangeleverd.

Ik begon met 'Het zou mooi zijn als', maar het mooie is, dat de bedoelde database al bijna vijftig jaar bestaat. In 1974 namen de hoogleraren Cramer i en Daalder i het initiatief om een biografisch archief op te zetten, waarin systematisch geordende gegevens staan over de 'staatkundige elite'. Met behulp van coderingen kunnen analyses worden gemaakt en dat droeg bij aan talrijke wetenschappelijke publicaties.1) Bovendien zijn de gegevens in belangrijke mate vrij beschikbaar voor een breed publiek.

De term 'archief' is in die zin wat ongelukkig, omdat daarmee een beeld wordt opgeroepen van 'statisch' en 'stoffig'. Dat is juist niet zo. De biografieën worden actueel gehouden en nieuwe publicaties kunnen zelfs tot aanvulling of correctie leiden van biografieën van politici uit het verleden. Hoewel gegevens 'bijeen gesprokkeld' moeten worden, zijn vaak (snel) uitgebreide beschrijvingen beschikbaar. Op vragen die de Kamers zelf niet kunnen beantwoorden (wie waren de kortst en langst zittende leden, wie waren fractiesecretaris, welke leden werd het woord ontnomen), geeft het biografisch archief wel antwoord.

Behalve de intrinsieke waarde is er een wetenschappelijk belang. Wie bijvoorbeeld ontwikkelingen in kaart wil brengen, zal moeten weten hoe het twintig, dertig jaar geleden was. Om iets te kunnen zeggen over versterking van regionale vertegenwoordiging kwam de Staatscommissie parlementair stelsel i bijvoorbeeld met een vraag over hoe dat in het verleden zat. Als zaken nu niet wordt vastgelegd, zullen toekomstige onderzoekers eerst (en achteraf) gegevens moeten gaan verzamelen, wat ongetwijfeld veel lastiger is.

Daar waar anderen (organisaties, politici) steken laten vallen of - dat komt voor - politici de waarheid (enigszins) geweld aan doen, is een onafhankelijke, wetenschappelijke instantie die zorgt voor betrouwbare, actuele informatie onmisbaar. Het qua omvang - ook internationaal - unieke biografische bestand over de 'staatkundige elite' is er. Het voortbestaan is echter allerminst een vanzelfsprekendheid.

 

Deze column verscheen oorspronkelijk op Parlement.com.

Prof.dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.

 

  • 1) 
    Genoemd kunnen worden: J.Th.J. van den Berg, De Toegang tot het Binnenhof (1983); J.Th.J. van den Berg, 'Het 'prefab-kamerlid', in: Tussen Nieuwspoort en Binnenhof (1989); W.P. Secker, Ministers in beeld (1991); B.H. van den Braak, 'Representerende het Nederlandse volk. De samenstelling van de Tweede Kamer', in: R. Aerts e.a. (red.), In dit Huis. Twee eeuwen Tweede Kamer (2015); J. Turpijn, Mannen van gezag (2017), L.B. Lauret, Regentenwerk. Vergaderen in de Staten-Generaal en de Tweede Kamer (2020) en G. Oomen, Werk in uitvoering. Het functioneren van de Tweede Kamer tijdens, voor en na de grondwetsherziening 1848 (2020).

Wilt u meer informatie? Raadpleegt u dan het biografisch archief van PDC.