Verdere scheuren in stikstofplannen kabinet
Caroline van der Plas vroeg samen met Pieter Omtzigt op 23 juli een debat aan, naar aanleiding berekeningen stikstof van het ministerie van Financiën, die een totaal ander beeld op de stikstofproblematiek werpen en de bemiddelingspoging van dhr. Remkes.
Uit de berekeningen van het ministerie blijkt dat 11.200 boerenbedrijven moeten stoppen en nog eens 17.600 boeren hun veestapel fors zullen moeten inkrimpen, met een derde tot bijna de helft, als het Kabinet vasthoudt aan het doel van 40 kiloton. En dat volgens het ministerie de natuurdoelen ook gehaald zouden worden als wordt ingezet op 30 kiloton stikstofreductie.
Dit is cruciale informatie, die wél met diverse ambtenaren en ministers van andere ministeries, maar níet met de Kamer zelf is gedeeld voorafgaand aan het stikstofdebat van 23 juni. Deze achtergehouden informatie had de Kamer moeten hebben.
Caroline en Pieter wilden daarom zo snel mogelijk een debat over de inhoud van de brief d.d. 20 juli en de bijbehorende memo’s. Gezien de vakanties van meerdere leden en ministers stelden zij voor dit debat te houden in de week van 15 augustus.
De coalitie en enkele oppositiepartijen hadden hier echter geen trek in en antwoorden of steunden via de VVD de volgende reactie: “Ook bij mijn fractie hebben de gedeelde stukken tot de nodige vragen geleid. Parlementaire behandeling hiervan achten wij daarom zeker wenselijk. Echter, het lijkt ons zorgvuldiger hierover eerst een schriftelijk overleg te voeren met het kabinet.”
Éérst een Schriftelijk Overleg (en daarna dus wel een debat?) willen is natuurlijk geen serieuze optie bij een debataanvraag over iets wat het ministerie zelf al in haar stukken toegegeven heeft: deze informatie lag al 25 mei bij de minister en dus ruim voor het Stikstofdebat van 23 juni maar is níet met de Kamer gedeeld. Waar moet je dan nog eerst schriftelijk over overleggen?
Het komt wat ons betreft over als: de informatieplicht naar de Kamer nemen we als partijen totaal niet serieus meer, dus waarom zou het kabinet het nog serieus moeten nemen..
Zie hier onder de inbreng van BBB voor het schriftelijk overleg.
BBB heeft kennisgenomen van ‘onderliggende stukken van stikstofberekeningen n.a.v. het NRC artikel ‘Ministerie van Financiën: ‘Minder stikstofreductie nodig bij halen klimaatdoelen’ en heeft daarbij nog enkele vragen.
In de ‘memo versnellingsakkoord stikstof’ wordt er over gesproken dat er een risico is op lock in als er voor stikstof zal worden ingezet op innovatie. Dit terwijl diezelfde boeren mogelijk weer uitgekocht moeten worden voor klimaatbeleid. Het is BBB niet duidelijk waar deze bevinding op gestoeld is, volgens dit lid is er namelijk helemaal geen sprake van dat boeren worden uitgekocht voor ‘klimaatbeleid’ omdat nog onbekend is of de lange-termijn invulling van de ‘netto 0 emissie’ op lidstaatniveau of Europees niveau bekeken moet worden. Kan de minister toelichten wat de inzet van de minister is op dat vlak?
Het doel, als het gaat om emissiereductie in megatonnen, staat vast voor 2030. Kan de minister aangeven met de nieuwste cijfers en data gebaseerd op feitelijke (dier)aantallen of de landbouwsector op koers ligt voor het 2030 doel? Is de minister het eens met BBB dat de invulling van de 2050 doelstelling op individueel lidstaat of Europees niveau nog niet concreet is en het prematuur is om nu al te stellen dat agrarische bedrijven zullen moeten worden uitgekocht in het kader van klimaatbeleid?
BBB maakt zich zorgen over de afhankelijkheidspositie van Nederland ten opzichte van het buitenland, óók Europa, op het gebied van voedselzekerheid. Hierover heeft zij al meermaals haar zorgen geuit ook in de landbouw en visserijraad. Kan de minister aangeven wat het betekent voor de zelfvoorzieningsgraad in Nederland als zowel de stikstofreductiedoelen zoals die nu zijn voorgelegd, alsook de klimaatdoelstelling van 2050 rigide wordt toegepast dat wil zeggen ‘netto 0 emissies’ op lidstaatniveau?
Nu uit de verschillende memo’s blijkt dat stikstof en klimaat voortdurend, ook in de minsterraad, aan elkaar gelinkt worden is BBB benieuwd of er ook gekeken is naar de carbon leakage op het gebied van CO2 equivalenten, aangezien klimaat, anders dan stikstof, een mondiaal thema is en broeikasgassen niet neerslaan of lokaal blijven. Kan de minister doorrekenen welke klimaatwinst het de wereld oplevert, als de Nederlandse veehouderij conform de plannen voorliggend in het stikstofbeleid gereduceerd wordt, verrekend met de verwachte productieverschuiving naar minder efficiënt producerende landen en de emissies die daar bij horen? Graag uitgesplitst in melkvee, varkens en pluimvee.
BBB vraagt zich af of de minister exact kan aangeven hoeveel stikstof er per sector, ook door buitenland, gereduceerd wordt door succesvolle uitvoering van klimaatbeleid? Kan de minister een berekening laten zien die een inschatting maakt van wat deze effecten zullen zijn op de depositie in Nederland? Graag doorgerekend met de doelen van 2030 maar ook de doelen van 2050.
Klopt het dat in oktober pas in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) bekend wordt wat de beoogde stikstofreductie is vanuit vastgesteld beleid?
In de ‘Lange Termijn Verkenning Stikstof’ wordt er over gesproken dat er een concretiseringsslag nodig is om tot concrete reductiedoelen te komen inclusief inschatting van de maatschappelijke kosten en baten. Kan de minister aangeven of deze analyse reeds gedaan is en deze in de beantwoording op de Schriftelijk Overleg toesturen?
Is de minister het met BBB eens dat voordat er verdergaand beleid geïmplementeerd wordt, deze analyses beschikbaar moeten zijn? Zo nee: kan de minister dat antwoord onderbouwen?
BBB vraagt zich af wat de voorliggende plannen voor impact gaan hebben op de leefbaarheid van het platteland, kan de minister aangeven wat de schatting is van het aantal mensen dat -direct of indirect- werkzaam is op de bedrijven, zowel op de primaire bedrijven, neventakken als toeleveranciers, die in het huidige scenario moeten stoppen? Zowel de werknemers die werken op het primaire bedrijf als eventueel op de neventakken en bij toeleveranciers zoals voerleveranciers, mechanisatiebedrijven en afnemers.
Kan de minister aangeven wat de reductie van de veehouderij in Nederland voor effect gaat hebben op het gebruik van reststromen uit de plantaardige levensmiddelenindustrie? Reststromen die nu worden gebruikt in veevoer en via de zo gewenste Kringlooplandbouw worden opgewaardeerd tot voor mensen bruikbaar voedsel met onder meer hoogwaardige eiwitten.
Kan de minister aangeven wat er met deze reststromen gebeurt, als de veehouderij met de aantallen, zoals aangegeven door het ministerie van Financiën, krimpt en welke impact dat heeft op het klimaat en milieu?
Kan de minister aangeven of het voedsel in de winkel duurder zal worden, als deze reststromen niet meer gebruikt kunnen worden in de veehouderij en zo ja met welk percentage? Graag ontvangen we een onderbouwing met een berekening.
BBB zou ook graag antwoord hebben op de volgende vragen, die betrekking hebben op de gepresenteerde plannen en inzoomen op een aantal praktijksituaties:
-
-Kunt u aangeven hoeveel veehouderijen van welke omvang en sector in de regio van het Natura2000 Dinkelland moeten stoppen om de KDW in het natuurgebied Dinkelland te behalen? Kunt u dit uitplotten op een landkaart (uiteraard met inachtneming van de privacy m.b.t locatie) met verschillende scenario’s (bedrijfstypes/groottes/gangbaar biologisch) waarbij verschillende bedrijfsgroottes in die regio (zouden) stoppen?
-
-Kunt u garanderen dat de staat van de natuur verslechtert als de in vraag 4 genoemde veehouderijbedrijven niet stoppen?
-
-Kunt u garanderen dat het stoppen van het aantal veehouderijbedrijven (genoemd in uw antwoord op vraag 4) bijdraagt aan het behalen van de staat van instandhoudingsdoelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn?
-
-Kunt u een overzicht geven van alle gebieden waar in de indicatieve kaart gesproken wordt van 95% reductie, welke KDW’s daar zijn toegepast voor welk habitattype en wat de huidige verspreiding van dat habittattype is? Kunt u daar achter zetten hoeveel veehouderijen met welke omvang en van welke sector er in de buurt zouden moeten stoppen om die KDW in de verschillende locaties te behalen?
-
-Kunt u een inschatting maken over hoeveel van de bedrijven die in het huidige scenario zouden moeten stoppen een neventak hebben? Hoeveel hebben een Bed and Breakfast, een boerencamping, een kinderdagverblijf, huisverkoop of andersoortige neventakken? Graag een overzicht met uitsplitsing per neventak.
-
-Kunt u daarbij aangeven hoeveel arbeidsplaatsen er naar verwachting zullen vervallen als het deel van de veehouderijen zoals in de scenario’s is opgenomen zouden stoppen?
BBB leest in het ‘Concept A4 Stikstof LNV MR Bespreking maatschappelijke initiatieven stikstof’ dat er staat: ‘Er is nu maatschappelijk momentum en urgentie om verdergaande stappen te zetten.’ BBB vindt dit een zeer verontrustende opmerking en vraagt zich af in hoeverre dat ‘momentum’ eraan heeft bijgedragen aan de wens om dit rigide stikstofbeleid er doorheen te willen drukken. Kan de minister aangeven wat de indicatoren zijn die zijn gebruikt om vast te stellen dat er ‘momentum’ is? En kan de minister daar een rapport over delen?
In de memo voor de ministerraad wordt ook gesproken over het dan geldende ‘stikstofprobleem’. Kan de minister aangeven of zij het eens is met BBB dat het ‘stikstofprobleem’ feitelijk groter in plaats van kleiner is geworden door het voornemen van dit kabinet en de coalitie om de reductiedoelen en het vastleggen van KDW’s naar voren te halen? BBB vraagt een onderbouwd antwoord daarop.
BBB is geschokt in diverse stukken opmerkingen dat er op de ministeries vrees leeft voor de juridische houdbaarheid en weerstand van bepaalde NGO’s, onder andere het citaat uit een memo: ‘Een stikstofpakket met volumemaatregelen is mogelijk ook behulpzaam in de gesprekken met Urgenda zij pleiten hier nml ook voor’.
In hoeverre heeft de dreiging van rechtszaken door activistische organisaties invloed op beleidskeuzes die zo gemaakt worden en die daarmee volledig buiten het democratische proces vallen. BBB maakt zich grote zorgen omdat, om deze organisaties tevreden te stellen, het juridische probleem juist groter gemaakt lijkt te worden. Hoe reflecteert de minister daarop?
In het verleden is gebleken dat het vastleggen van juridische grondslagen in de wet, gekoppeld aan data, problemen veroorzaakt als de normen door onhaalbaarheid niet gehaald worden. Het biedt kortom voer voor rechtszaken voor organisaties zoals de MOB, Urgenda en Greenpeace e.a. Kan de minister aangeven of zij erkent dat het naar voren halen van reductiedoelen én het vastleggen van KDW’s vergelijkbare juridische grondslagen zijn? Waarmee het juridische probleem feitelijk dus vergroot wordt, in plaats van opgelost? En zo ja waarom wordt dan toch deze weg continu ingeslagen?
Is de minister het met BBB eens dat provincies geen acties op het gebied van reductie, met als doel 2030, kunnen en mogen uitvoeren, zolang het wetsvoorstel om dit doel naar voren te halen, nog niet door de Tweede en Eerste Kamer is behandeld. Zo nee, kan de minister daar een onderbouwing voor geven?
Waarom blijft de minister in de media zeggen dat de stikstofkraan dicht moet omdat anders de natuur achteruit gaat?
Is de minister het eens met BBB dat diverse hoogleraren en deskundigen, onder wie het Planbureau voor de Leefomgeving, aangeven dat stikstofemmissie niet per definitie leidt tot natuurschade? Zo nee, dan graag een onderbouwing van dit antwoord.
Is de minister bereid haar uitspraken dat stikstofemissie en/of -depositie leidt tot natuurschade, daarmee suggererend dat dit per definitie zo is, terug te nemen? Zo nee waarom niet?
Is de minister bereid uitspraken dat stikstofemissie en/of -depositie leidt tot natuurschade, daarmee suggererend dat dit per definitie zo is, niet meer te doen? Zo nee waarom niet?
Is de minister het eens met BBB dat diverse deskundigen hebben gezegd dat overschrijding van de KDW niet per se betekent dat er natuurschade optreedt, maar dat er moet worden gekeken naar de natuur ter plekke en naar natuurbeheer om te kijken hoe de natuur hersteld kan worden, indien nodig? Zo nee, dan graag een onderbouwing van dit antwoord.
Heeft de minister kennisgenomen van de studies wereldwijd met de conclusie dat een groot deel van de ammoniakuitstoot direct in een hogere luchtlaag verdwijnt en er nauwelijks sprake kan zijn van droge ammoniakdepositie op natuurgebieden?
Is de minister het met BBB eens dat wetenschappelijke bewijslast als basis zou moeten dienen voor het stikstofbeleid?
Is het juist, dat volgens oud-wetenschappers en Egbert Lantinga, adviseur bij het stikstofonderzoek van de Universiteit van Amsterdam, RIVM geen depositie meet, maar alleen ammoniakconcentratie in de lucht en dat RIVM in een rekenmodel aanneemt dat NH3, ondanks dat het lichter dan lucht is, naar beneden slaat als droge depositie.
Is de minister het met Lantinga eens dat dit onmogelijk is, mede omdat in Nederland, Schotland Duitsland en Denemarken onafhankelijk van elkaar slechts een marginale 10 tot 15 microgram stikstof per vierkante meter wordt gemeten?
BBB heeft ook nog enkele vragen die betrekking hebben op het model Aerius en een lange tijd achtergehouden TNO rapport met bevindingen daarover:
-
-Is de minister het eens met BBB dat het een politieke doodzonde is dat dit rapport niet met de Kamer gedeeld is voor het stikstofdebat?
-
-Is de minister het eens met BBB dat de Kamer voortdurend laat of onvolledig wordt geïnformeerd en dat dit volledig tegen de democratische waarden ingaat?
-
-Wat gaat de minister doen om de Kamer voortaan alle relevante stukken en rapporten te doen toekomen voor een debat?
Wat is de reden dat de minister niks gedaan heeft met de bevindingen van TNO? Het verhogen van de rekenkundige ondergrens van 0,005 ml naar tussen de 1 en 10 mol zou ervoor zorgen dat veel minder projecten vergunning-plichtig zijn voor de Wet Natuurbescherming. De minister geeft aan dat zij ‘gezien de staat van de natuur’ toch vasthoudt aan de lagere rekenkundige ondergrens. BBB wil daarom graag antwoord op de volgende vragen die niet zo maar gekozen zijn maar illustratief zijn voor de absurditeit van het huidige Stikstofbeleid:
-
-Hoeveel hectares zitten in Aerius zonder habitattype (typering natuur), waardoor die met de laagste KDW (Kritische Depositie Waarde) worden gebrandmerkt?
-
-Klopt het dat 45% van de stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden bestaat uit wensnatuur: natuur waar Aerius op aan stuurt maar er feitelijk ter plaatse (nog) helemaal niet is? Graag een overzicht met onderbouwing meesturen met dit antwoord.
-
-Klopt het dat in het natuurgebied Lingegebied & Diefdijk Zuid de KDW van ‘kalkmoeras’ wordt gehanteerd (H7230, kalkmoerassen, waarvan de KDW 1143 mol/ha/jaar is) maar dat er feitelijk op dat hexagoon geen kalkmoeras aanwezig is?
-
-Hoeveel procent van de stikstofgevoelige hexagonen in het Lingegebied & Diefdijk Zuid krijgt de habitatcode H9999 en wordt belast met de laagste KDW; die van kalkmoerassen? En hoeveel kalkmoeras is daar daadwerkelijk aanwezig?
-
-In een hexagoon aan de zuidkant van de Veluwe net boven Arnhem worden twee habitatgebieden genoemd: 0,2 ha met de code Lg14, zijnde eiken- en beukenbos met een KDW van 1429 mol/ha/jaar, en 0,6 ha met de code ZG4030 met een veel lagere KDW van 1071 mol/ha/jaar. ZG staat voor zoekgebied, 4030 staat voor droge heide. Klopt het dat op dat hexagoon feitelijk nog geen droge heide aanwezig is? En dat de huidige achtergronddepositie(1330 mol/ha/jaar) natuur NIET overschrijdt? Kan de minister aangeven of dit betekent dat boeren mogelijk uitgekocht zouden worden (volgens het huidige voorliggende beleid) voor natuur dat feitelijk nog niet bestaat?
De veestapel hoeft niet te krimpen om de stikstofdoelen voor de Peel te behalen volgens een artikel van Maarten Driessen vrijdag 8 juli 2022 in PeelBelang.
Dat betogen namelijk hoogleraren Han Lindeboom en Johan Sanders, medeauteurs van de Focusgroep Stikstof. Volgens hen zijn er legio andere mogelijkheden die soelaas bieden, zoals het aanzuren van mest, het eiwitgehalte in veevoer verder verlagen en vlinderbloemigen tussen grasland zaaien. Rigoureus saneren zou juist een averechts effect sorteren.
Beide hoogleraren hebben hun sporen inmiddels wel verdiend. Sanders en Lindeboom werkten jarenlang bij de Universiteit van Wageningen en zijn inmiddels met emeritaat. Beiden zijn lid van D66 en werkten onder die vlag mee binnen de Focusgroep Stikstof. Daar kwam een rapport uit voort: ‘Hoe komen we uit de stikstofimpasse in Nederland?’
Een uitvoerig stuk met een kritische kijk op de rekenmodellen van het RIVM, een herberekening van concentraties en maatwerkvoorstellen voor de korte en lange termijn. De focusgroep constateert tenslotte dat snijden in de veestapel helemaal niet nodig is om de gewenste stikstofreductie te behalen. Ook bevat het rekenmodel van het RIVM volgens hen ernstige gebreken.
“Ik kwam erachter dat De Groot uiterst selectief met de wetenschap omgaat. Ik mocht bepaalde dingen gewoon niet zeggen, dat heeft me verbaasd”, zegt Lindeboom. Maar toen De Groot in de Tweede Kamer tot twee keer toe de inhoud van hun rapport ontkende, besloot de groep het stuk dan maar op eigen titel te publiceren. D66 verplichtte daarbij wel dat alle partijlogo’s werden verwijderd. En zo geschiedde.
Via een omweg ziet het rapport nu dus alsnog het levenslicht. De hoogleraren hopen op een meer genuanceerde aanpak met veel ruimte voor maatwerk. “Hou op met getallen, want die kloppen toch niet. Het RIVM-model is totaal niet geschikt om voor heel Nederland te gebruiken.”
Zelf trok Lindeboom vorig jaar ook naar de Peel, waar hij samen met een boswachter een wandeling maakte. “Je ziet de effecten van stikstof vooral aan de rand van het natuurgebied. Door ter plekke maatregelen te nemen kun je een heel eind komen. Kijk bijvoorbeeld van welke kant de wind komt. Liggen veehouderijen ten westen en binnen een straal van 500 meter, dan komt de ammoniak deels in het natuurgebied terecht.”
De botte bijl-aanpak die het kabinet nu voorstelt is volgens Lindeboom daarom onzinnig. “Met de kennis die ik heb, en ik ben op dit onderwerp gepromoveerd, zeg ik: dit is nergens voor nodig. Totaal belachelijk. Ik zie geen enkele reden waarom je in de Peel geen flinke veehouderijen zou kunnen hebben, zolang er maar naar de voorstellen uit ons rapport wordt geluisterd.”
Oók omdat wat hier wordt afgebroken, elders in de wereld weer moet worden opgebouwd. Maar dan door een agrarische sector die stukken minder is ontwikkeld dan de onze.
Hoogleraar Johan Sanders wordt daarom ook niet enthousiast van rigoureus snijden in de veestapel. “Er liggen heel veel kansen om deze op peil te houden, en toch de stikstofuitstoot drastisch omlaag te brengen. Ik durf te zeggen dat we de best opgeleide boeren ter wereld hebben. Als die dat niet zouden kunnen, wie dan wel?”, aldus Sanders.
Op basis van inhoudelijke argumenten probeert hij D66 daarom tot een bredere kijk te verleiden. “Binnen mijn partij zijn er veel mensen die zeggen: ‘Wij zijn Europeaan, wij kijken breder dan Nederland.’ En tegelijkertijd komt dan dit geluid naar buiten, omdat één Kamerlid heel veel te zeggen heeft. Maar voor elke hectare landbouwgrond die we in Nederland uit gebruik nemen, moeten we er elders in de wereld minstens twee meer ín gebruik nemen. En die zijn er niet meer.”
Vooropgesteld: Sanders is het volledig eens met de stikstofdoelen zoals die nu voorliggen. Alleen over de route daarnaartoe verschillen de meningen. “Als we die 39.000 ton bereiken door het verkleinen van de veestapel, dan hebben we ons eigen korte-termijnprobleem misschien opgelost. Maar er speelt een veel groter probleem, en dat is dat we qua stikstofgebruik wereldwijd al boven onze planeetgrens zitten.”
Laat Nederland daarom maar pionieren, mét de agrarische sector, om bij landbouwproducten tot efficiënter gebruik van stikstof te komen.
In het rapport noemt Sanders daarom een breed scala aan stikstof reducerende mogelijkheden. Een tiental daarvan licht hij er graag uit. Zoals het aanzuren van mest in de kelders van varkenshouders, waarmee je de ammoniakuitstoot verlaagt. Plus het verlagen van het eiwitgehalte in varkens- en kippenvoer door er aminozuren aan toe te voegen.
Dat gebeurt momenteel al met enkele zuren, maar met drie andere, tot dusver kostbare aminozuren kunnen nog betere resultaten worden geboekt. Door voor deze varianten te kiezen kan in Nederland volgens hem 2.000 ton stikstof worden bespaard. En als veel boeren voor deze zuren kiezen worden ze vanzelf goedkoper.
Daarnaast kan ook het eiwitgehalte in koeienvoer volgens Sanders verder omlaag. “Op dit moment krijgen koeien heel veel eiwitten uit ingekuild gras. Dat eiwit is niet heel erg bestendig, maar je kunt ongestraft bestendig eiwit toevoegen. Daarmee wordt bedoeld: eiwit dat niet wordt afgebroken in de pens, maar verderop in het maagdarmkanaal. Als dat eiwit is van een beetje kwaliteit, dan levert dat in Nederland nog eens 1000 tot 1500 ton stikstofreductie op.” En ook hier geldt: hoe meer boeren daarvoor kiezen, hoe meer de prijs kan worden gedrukt.
Bietenteelt onder de loep nemen kan eveneens zoden aan de dijk zetten. “In Nederland blijft op 80.000 hectare bietenloof achter na het rooien. Dat is ongeveer 80.000 ton aan heel mooi eiwit. Dat wordt afgebroken tot ammoniak en nitraat. Een deel gaat naar het grondwater en een deel gaat als ammoniak de lucht in. Als je in de buurt van de Peel bietenteelt hebt, kun je per 130 hectare één ton stikstof besparen.”
“Een veel grotere maatregel is om gras te bioraffineren”, zegt Sanders. Zelf richtte hij daarom ook zo’n bioraffinagebedrijf op. Gras wordt daar gescheiden in een eiwitproduct speciaal voor varkens en pluimvee en een product voor rundvee met vezels en vooral bestendige eiwitten. “Per vijftig hectare grasland kun je zo al een ton stikstof besparen. In de buurt van de Peel is er ongetwijfeld een hoop grasland beschikbaar. Dus dit is een hele forse, ook voor de Peel.”
Eveneens kansrijk: het zaaien van vlinderbloemigen tussen grasland. Dat biedt tevens gelegenheid tot een mooie samenwerking. Een akkerbouwer kan een koeienboer tenslotte precies vertellen hoe hij dat het beste kan doen. “Koeienboeren weten al dat ze dat moeten zaaien, maar niet hoe ze het zodanig intact houden dat ze er het hele jaar door plezier van hebben.”
Ook kan de ammoniakuitstoot effectief worden gereduceerd door het aanzuren van mest. In Denemarken gebeurt dat op grote schaal met zwavelzuur, maar eleganter is om organische zuren te gebruiken. Deze worden in een biogasinstallatie namelijk omgezet in biogas.
Tot slot ziet Sanders wat in het strippen van ammoniak uit mest. “Als je biogas maakt, komt er tijdens de mestfermentatie ammoniak los. Door die gestaag een beetje op te warmen gaat er ammoniak de lucht in, maar als je dat opvangt met zwavelzuur kun je ammoniumsulfaat maken. Dat is een goede meststof die je nuttig kunt inzetten.”
Sanders oppert daarom om een speciale werkgroep in de Peel op te richten, waarin samenwerking plaatsvindt tussen varkens- en kippenhouders, rundveebedrijven en akkerbouwers. “Samen aan de keukentafel een plan maken dat we vervolgens aan de provincie kunnen voorleggen. Dan hebben we met elkaar de kans om het probleem een heel eind te laten verdwijnen of zelfs helemaal op te lossen. Mét een goed verdienmodel, want dat is de andere kant. Het moet niet alleen het oplossen van het huidige probleem zijn, maar boeren moeten ook uitzicht krijgen op een betere toekomst. Dat moet kunnen.”
Hoe kijkt de minister tegen deze informatie aan en is zij bereid de voorstellen van deze hoogleraren mee te nemen bij nieuwe realistische plannen voor heel Nederland?
In het kader van de causaliteit tussen stikstofreductie en natuurherstel heeft BBB ook nog de volgende vragen:
-
-Is in het verleden bijgehouden wat de effecten van stikstofemissievermindering, door de opkoop van specifiek veehouderijbedrijven nabij stikstofgevoelige natuurgebieden, is op stikstofgevoelige habitattypen in die natuurgebieden? Zo jam kunt u die rapportages met ons delen. Zo nee, waarom niet
-
-Kunt u een overzicht geven dat het causale verband aantoont tussen de in het verleden specifiek opgekochte veehouderijbedrijven en natuurherstel in nabijgelegen natuurgebieden? Zo ja; kunt u die rapportages met ons delen. Zo nee, waarom niet
-
-Hoeveel en in welke Natura2000 zijn er in het verleden habitattypen door stikstofreductie onder de KDW gekomen? Om welke habitattypen gaat het, in welke gebieden zitten deze habitattypen en wat is de ontwikkeling van de instandhouding van die habitattypen?
-
-Bent u bekend met de ‘Landelijke monitoringsrapportage Natuur 2016’ en klopt het dat met deze monitoring voor het eerst de effecten van stikstofreductie (en beheermaatregelen) op natuurherstel met nieuwe indicatoren in kaart gebracht worden?
-
-Klopt het dat in 2016, 2017 en 2018 in de rapportage over de kwaliteit van habitattypen, over stikstofgevoelige leefgebieden van soorten en over effecten van herstelmaatregelen nog geen gegevens beschikbaar waren volgens deze rapportage? Graag een onderbouwing bij dit antwoord.
-
-Klopt het dat vanuit die monitoring inzichten moeten volgen over de haalbaarheid van de instandhoudingsdoelen voor stikstofgevoelige natuur (habitattypen en leefgebieden van soorten) en over actiehouders bij eventueel geconstateerde knelpunten? Graag een onderbouwing bij dit antwoord.
-
-Klopt het dat de monitoring en set van indicatoren van stikstofgevoelige natuur pas met de aanvang van de ‘Landelijke monitoringsrapportage Natuur 2016’ begonnen is? Waarbij men spreekt dat een ecologische trend pas zichtbaar kan worden na langere tijd van monitoren? Graag een onderbouwing bij dit antwoord.
-
-Klopt het dat deze nieuwe wijze van het in kaart brengen, in de Landelijke monitoringsrapportage, voor het eerst de effecten van stikstofreductie op natuurherstel in kaart gebracht worden? Graag een onderbouwing bij dit antwoord.
-
-Klopt het dat de Landelijke monitoringsrapportage in 2022 geëvalueerd wordt? Zo ja, wanneer kunnen we deze evaluatie verwachten?
-
-Klopt het dat er uit een natuurbeoordelingsrapportage blijkt dat bij veldonderzoek in de Lieftingsbroek de ontwikkeling van de stikstofgevoelige habitattypen geen aanleiding geven om aan te nemen dat er sprake is van een negatieve ontwikkeling door N-depositie? Graag een onderbouwing van dit antwoord.
-
-Als de evaluatie van de ’Landelijke monitoringsrapportage Natuur’ niet bekend was op het moment dat er vele miljarden voor stikstofbeleid werden uitgetrokken, hoe verantwoordt de minister de grote som met middelen die gelabeld zijn, bij het ontbreken van deze evaluatie die een causaal verband tussen stikstofreductie en natuurverbetering aan moet tonen? Graag een onderbouwing bij dit antwoord.
In de vele stukken, afkomstig van meerdere ministeries, wordt gerept over juridische consequenties van mogelijke oplossingsrichtingen, maatregelen en alles wat verder te maken heeft met Stikstof. BBB vraagt zich af bij welke organisaties of personen de laatste 4,5 jaar juridisch advies is inwonnen en wat hier de opdracht, opdrachtgever, rapportage/uitkomst was en wat hiervan de kosten waren. BBB ontvangt deze rapportages/uitkomsten graag via de beantwoording van dit Schriftelijk Overleg.
Aangezien volgens onze informatie de organisatie MOB (Mobilisation for the Environment) ook 1 van de genodigden is van het Stikstofoverleg onder leiding van de heer Remkes en deze organisatie volgens onze informatie ook adviezen levert, hoort BBB graag van de ministers of in de laatste 4,5 jaar ook MOB of 1 van haar bestuursleden of door haar betaalde of ingehuurde medewerkers adviezen rond Stikstof heeft geleverd aan 1 of meerdere ministeries. Graag een volledig overzicht van de opdrachten, de opdrachtgevers en alle kosten die ermee zijn gemoeid en/of zijn betaald.
Op 26 juli 2022 stuurde de minister voor Natuur en Stikstof de “Eerste appreciatie TNO onderzoek: Afbakening in de modellering van depositiebijdragen van individuele projectbijdragen (Fase 2)” naar de Tweede Kamer. Dit onderzoek was al op 6 mei door TNO aan de minister toegezonden maar heeft de minister niet aan de Tweede Kamer toegezonden voorafgaande aan het stikstofdebat op 23 juni 2022. BBB kan dit niet rijmen met de gedane toezeggingen dat alle informatie op tafel zou liggen. Hoe kijkt de minister hier tegenaan en wat is de reden dat dit onderzoek niet tijdig aan de Tweede Kamer is toegezonden?
Kan de minister aangeven wie van het kabinet en de coalitie op 23 juni 2022 nog meer op de hoogte waren van het bestaan van dit rapport en wie en welke departementen van de inhoud op de hoogte waren.
Graag ontvangt BBB alle stukken en memo’s die verband houden met de totstandkoming van de uiteindelijk naar ons toegezonden “Eerste appreciatie TNO onderzoek: Afbakening in de modellering van depositiebijdragen van individuele projectbijdragen (Fase 2)”.
Het kabinet koerst er op om nog meer te focussen op kringlooplandbouw (terwijl de landbouw hier feitelijk al op gebaseerd is). Toch zullen de huidige plannen leiden tot een mesttekort in de akkerbouw en vollegrondsgroententeelt. Nu al kennen meerdere regio’s een mesttekort. De Zeeuwse akkerbouw heeft bijvoorbeeld meer organische mest nodig om de bodem gezond en klimaatbestendig te houden. De fosfaatgehaltes zijn ten opzichte van twintig jaar geleden sterk teruggelopen. Daarom daalt langzaam maar zeker de opbrengst van gewassen. Kan de minister aangeven wat de impact van de voorgestelde plannen is op de mestbalans in Nederland per provincie en wat de impact op stikstofemissie en klimaat is als deze dierlijke mest vervangen moet worden door kunstmest om de productie van plantaardig voedsel mogelijk te maken en/of op peil te houden? “Een plantaardige wereld zonder dierlijke productie is echter niet in het belang van een sterke akkerbouw. In de discussies over de grootte van de veestapel dient daarom nadrukkelijk ook het wederzijds belang van dierhouderij en plantaardige productie te worden meegewogen.” Schreef Jaap van Wenum, voorzitter LTO Akkerbouw in Trouw op 3 september 2019.
En, vraagt BBB zich af, hoe verhoudt dit zich tot de gewenste reductie op het gebied van aardgasverbruik. Kan de minister aangeven hoeveel Nm3 extra aardgas per jaar voor dit doel gewonnen moet worden?
In de stukken die zijn toegevoegd bij de “Reactie op het verzoek van leden Omtzigt en Van der Plas over toezending van onderliggende stukken van stikstofberekeningen n.a.v. het NRC artikel ‘Ministerie van Financiën: ‘Minder stikstofreductie nodig bij halen klimaatdoelen’’” wordt op meerdere plaatsen gerept over doelstellingen om de veestapel te reduceren met 30 of 31 procent. Dit terwijl altijd is aangegeven dat herstel van de natuur het doel is en niet veestapelreductie. Kan de minister nou voor eens en altijd aangeven met welke doelstelling zij aan de slag is.
In de stukken die zijn toegevoegd bij de “Reactie op het verzoek van leden Omtzigt en Van der Plas over toezending van onderliggende stukken van stikstofberekeningen n.a.v. het NRC artikel ‘Ministerie van Financiën: ‘Minder stikstofreductie nodig bij halen klimaatdoelen’’” wordt op meerdere plaatsen gerept over het mogelijk maken van woningbouw en dat voor dit doel als onderdeel van de stikstofaanpak grond wordt aangekocht en dat dit de enige reden is om binnen de plannen grond op te kopen. BBB leest echter ook: “Tevens zal er ook aandacht zijn op welke wijze de stikstofaanpak kan bijdragen aan het realiseren van bijvoorbeeld de grote woningbouwopgave.” Kan de minister aangeven of grond aankopen binnen de plannen voor woningbouw slechts een voorbeeld is of juist hiertoe beperkt is? En is het voor de minister ook een optie dat woningbouw ook door het eventueel stikstof-leverende bedrijf/organisatie opgepakt kan worden en zo ja welke waarborgen kunt u geven dat provincies en gemeenten hier aan mee gaan werken bij de verstrekking van vergunningen?
Tot slot is er al 1 sector volledig weggesaneerd: de nertsenhouderij. Welke stikstofruimte heeft dat opgeleverd, hoe is die stikstofruimte ingezet? Graag een volledig overzichtvan de gestopte bedrijven, de individuele en totale stikstofruimte die dat heeft opgeleverd, welke ruimte opnieuw is ingezet en resterend is en het doel van de opnieuw ingezette stikstofruimte en voor welke projecten/doelen deze is aangewend. Indien de stikstofruimte die dit heeft opgeleverd niet is ingezet, graag een onderbouwing van waarom dit niet is gebeurd.