Een eeuw van zware schokken
De twintigste eeuw moge een tijdperk zijn geweest van twee verwoestende wereldoorlogen, zij eindigde in Europa met verwachtingen van blijvende vrede. De Koude Oorlog tussen de twee wereldsystemen onder leiding van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie leek voorbij, na de val van de Berlijnse Muur en vervolgens de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Alleen de burgeroorlog in Joegoslavië was een lelijke vlek op de kaart. Europa kon worden verenigd tot een werelddeel waarin volkeren elkaar konden opzoeken en samenwerken aan welvaart.
De Europese Unie bleek een doorslaggevende actor: niet alleen door haar gemeenschappelijke markt en gemeenschappelijke rechtsorde, maar misschien nog wel meer door de jonge democratieën van Centraal-Europa in de Unie plaats te bieden. Een beslissende voorwaarde daartoe was beëindiging van alle oude territoriale pretenties. Voortaan bleef niet alleen Duitsland binnen bestaande grenzen, hetzelfde gold voor Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Die zouden zonder Unie nog zure appels met elkaar te schillen hebben gehad. Bovendien werden er de voorwaarden geschapen voor de democratische rechtsstaat, hoe moeilijk dat later voor deze en gene nieuwe lidstaat van de Unie ook zou blijken te zijn.
De enige grote staat die gefrustreerd achterbleef was de Russische Federatie. Zij verloor het wijdere verband – tevens cordon sanitaire - van de voormalige Sovjet-Unie, maar ook de georganiseerde ‘broederschap’ met de staten in Centraal-Europa. Maar, het is voornamelijk het Russische imperialisme zelf geweest dat aan de afbraak van zijn imperium heeft gewerkt.
De Europese Unie, net voorzien van haar munteenheid, zat in de jaren negentig niet te wachten op toetreding van nieuwe, arme staten aan haar oostgrenzen. Al die staten hebben zichzelf niettemin doelbewust onttrokken aan de invloed van Rusland, of zelfs de onafhankelijkheid bevochten, zoals de Baltische staten. Zij waren het vervolgens zelf die toenadering zochten tot het westen en verlangden naar het lidmaatschap van zowel de Europese Unie als de NAVO. Wel heeft de westerse wereld deze hele ontwikkeling te veel voor kennisgeving aangenomen, zonder zich tegelijkertijd te realiseren dat in Rusland gevaarlijke wrok zou groeien. Aan het einde van de twintigste eeuw lokte immers de handel met Rusland, vooral in energie, en de vrije toegang tot haar economie en cultuur.
Daartegenover staat nu een 21e eeuw die ons schoksgewijs heeft wakker geschud. Dat begon met de aanslag op de Twin Towers in New York, die aan het opkomende populisme in het westen een belangrijke impuls verschafte, doordat het de vrees voor mogelijke ‘islamisering’ van de westerse samenleving wist te voeden. De zelfgenoegzaam geworden democratie kwam onder bedreiging te staan, niet van moslims maar van rechts-radicale populisten. Die democratie had minstens zo zeer te lijden onder de bankencrisis, de tweede zware schok van de nieuwe eeuw, die de toch al groeiende sociale ongelijkheid van nieuwe impulsen voorzag. In landen als Griekenland en Italië werd de democratie zelfs ernstig beschadigd.
De derde schok was die van de coronapandemie, die onzekere reacties met zich meebracht van overheden, die de optimale bestrijding ervan stap voor stap moesten leren. Daarbij werden zij niet geholpen door de hardnekkigheid waarmee de ziekte zich twee jaar lang bleef verspreiden. Dit beschadigde het vertrouwen in politiek en overheid. Maar, het leerde nog iets anders: dat er gevaren schuilen in kritiekloze aanvaarding van een globale markt, waarin te grote economische afhankelijkheid nogal riskant blijkt te zijn, of het nu over mondkapjes gaat of over aardgas.
De pandemie was nauwelijks doorstaan, toen de zwaarste schok voor Europa kwam: de oorlog was terug in ons werelddeel. Onverwacht, omdat wij waren gaan geloven dat geweld niet meer zou worden aanvaard als instrument van internationale politiek. Dat bleek onjuist. De groeiende Russische wrok was, zoal niet over het hoofd gezien, dan toch zwaar onderschat. De oorlog dwong onder meer tot een keuze, niet bij sullig referendum maar in de harde werkelijkheid: hoort Oekraïne bij Europa of niet? Die keuze bleek onontkoombaar, hoewel dat in de Nederlandse politiek wordt gezien als een te ontwijken economische kwestie. Ten onrechte.
Een kleine Duitse vrouw, voorzitter van de Europese Commissie i, gaf het antwoord en blijkt nu heel Europa tot die vitale keuze te dwingen. Ursula von der Leyen i, aldoor onderschat, is bezig uit te groeien tot de politieke leidsvrouw van Europa.
Prof.dr. J.Th.J. van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij is oud-lid van de Eerste Kamer.