Doe eens wat minder aangifte; het strafrecht is niet zaligmakend.

Met dank overgenomen van Montesquieu Instituut (MI) i, gepubliceerd op dinsdag 15 februari 2022, 14:00, column van mr. Huub Linthorst i

Juristen leren tijdens hun opleiding dat het strafrecht het ultimum remedium is. In de rest van de samenleving denken burgers, journalisten en politici precies het tegenovergestelde. Heb je een probleem met het gedrag van je medeburgers? Bijvoorbeeld schade, een gevoel van onveiligheid, ergernis of je bent het gewoon héél erg met hen oneens? Het strafrecht kan het probleem oplossen. Met nieuwe strafbare feiten of met wat we op dat gebied al hebben. Maar doe vooral aangifte. Met z’n allen, als het even kan, om er wat extra druk op te zetten.

Het lijkt bijna op een goed bewaard geheim: er bestaan ook ándere rechtsgebieden waarmee geschillen kunnen worden opgelost: het civielrecht en het bestuursrecht. Maar in de media en in het publieke debat is het strafrecht dominant. Want dat appelleert aan het primitiefste van alle menselijke gevoelens: wraak. En het biedt drama in de rechtszaal. Wat wil je nog meer? Het civielrecht en het bestuursrecht bieden niet veel meer dan geschilbeslechting, soms, voor zover het kan, herstel in een vorige toestand en zo nodig schadevergoeding. Dat is voor de media meestal te saai; en te ingewikkeld.

Effectief civielrecht

Maar áls het civielrecht en het bestuursrecht eens in de media aan bod komen, gaat het niet om kleinigheden. Dan blijkt het civielrecht uiterst geschikt om de overheid te verplichten tot het halen van concrete klimaatdoelen en Shell tot het verminderen van zijn CO2-uitstoot. En alles wat door de overheid wordt gedaan en nog moet worden gedaan tegen de uitstoot van stikstof is te danken aan uitspraken van de bestuursrechter. Het lijkt wel of alleen de milieubeweging verstand heeft van de effectiviteit van de verschillende vormen van rechtsbescherming. Daarbuiten viert het geloof in het strafrecht hoogtij.

In de omgeving van Tata Steel heerst blijdschap omdat het openbaar ministerie een aangifte tegen de onderneming en zijn leidinggevenden in behandeling heeft genomen. Eerder werd in Groningen aangifte gedaan tegen de NAM. Het liep op niets uit. Een civielrechtelijke aanpak bleek veel effectiever. Wat ook nogal voor de hand lag, gelet op de aard van de problematiek. Maar het duurde even voordat men dat in Groningen door had. En zou in het geval van Tata Steel een bestuursrechtelijke aanpak niet veel effectiever kunnen zijn?

In de toeslagenaffaire maakten we mee dat aangifte werd gedaan tegen ambtenaren. Ook dat liep op niets uit. Het wordt nu nóg een keer geprobeerd. Ondertussen bleek zelfonderzoek van de bestuursrechters heel wat effectiever. En dat zal waarschijnlijk ook gelden voor de nieuwe Wet open overheid i en eventuele andere nieuwe bestuursrechtelijke wetgeving die houvast kan bieden bij het bevorderen van een betere bestuurscultuur.

Parlementaire enquêtes i kunnen daarvoor ook nuttig zijn, maar zijn dat toch vooral voor de geschiedschrijving. Voor gedupeerden die schadevergoeding willen krijgen én weten wie zij moeten dagvaarden, bestaat een instrument dat effectiever kan zijn dan een Wob-verzoek of een parlementaire enquête: het voorlopig getuigenverhoor. Maar dat is alleen bekend bij advocaten met ervaring in het civiele procesrecht; en die zijn duur. Het grote publiek kent alleen het aangifte doen bij de politie. En dat is gratis.

Massale aangiften

Tenminste, als je niet achter de actiegroep “Artsen voor Waarheid” aanloopt. Die heeft een aangifte tegen “Rutte c.s.” opgesteld van 418 pagina’s. Dat boek kun je voor € 17,50 kopen en daarna bij de politie inleveren. Dat had voor de politie en het O.M. best aanleiding mogen zijn om eens ambtshalve te gaan onderzoeken of hier geen sprake is van oplichting.

Tijdens de coronacrisis regende het strafrechtelijke aangiften. Over en weer. Tienduizend mensen ondertekenden een aangifte tegen Willem Engel. Maar ze waren ook gericht tegen minister De Jonge, minister-president Rutte en – niet erg kansrijk, zoals iedere jurist moet weten – de Staat der Nederlanden. Welk strafbaar feit het betreft blijft meestal onduidelijk. Het resultaat ook. Maar misschien is duidelijkheid ook niet de bedoeling, en moet er vooral “een signaal worden afgegeven”. Aangifte doen als de overtreffende trap van de vrijheid van meningsuiting en het recht van betoging.

Het lijkt overgewaaid vanuit de Verenigde Staten. Daar was “Lock Her Up” een politieke strijdkreet van Trump en zijn Republikeinen. Hier is het nu een actiemiddel geworden van rechts én van links. Dat in de coronacrisis vrijwel alle door Engel c.s. aangespannen civiele kort gedingen werden verloren, was kennelijk onvoldoende. Hij moet de bak in. En zouden dan al zijn complottheorieën als sneeuw voor de zon verdwijnen? Daartoe is het strafrecht uiteraard niet in staat.

Maar een feit blijft, dat het verspreiden van nepnieuws en complottheorieën soms erg schadelijk kan zijn. Dus begrijpelijk is dat discussie ontstaat over de vraag wat daartegen te doen is. Maar opnieuw is dan weer de reflex: laten we het verspreiden van nepnieuws strafbaar stellen. Alsof dat zo eenvoudig is. Kennelijk kwam niemand op het idee om het eerst eens met een civiele procedure te proberen. Corona-nepnieuws veroorzaakte immers aanzienlijke schade, met name in de zorgsector. Als eisers hadden bijvoorbeeld de gezamenlijke zorgverzekeraars kunnen optreden. Maar dat gebeurde dus niet.

In lbhtiqa+-kringen weet men heel goed dat ze het, om alle vormen van discriminatie uit te bannen, moeten hebben van civielrechtelijke en bestuursrechtelijke wetgeving. Daardoor kwamen de afgelopen jaren onder meer wijzigingen tot stand van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet gelijke behandeling en de onderwijswetgeving. Maar toch verwacht men daar kennelijk ook nog veel van het aansporen tot aangiften wegens homohaat of zelfs alleen maar het afkeuren van homoseksualiteit. Het leidde tot de tv-documentaire “Ik deed aangifte tegen de minister van Onderwijs”. En wat leverde dat op? Even later deed de Inspectie van het Onderwijs op haar beurt aangifte tegen een reformatorische scholengemeenschap. Een geniale tegenzet van de overheid; althans vanuit een oogpunt van beeldvorming. En het O.M. heeft het er maar druk mee.

Rol van de overheid

Zou het O.M. dat erg vinden? Ik denk het niet. Het O.M. neemt graag nieuwe taken op zich. Bijvoorbeeld het, naast de vervolging, ook afdoen van strafzaken. En als wordt voorgesteld om hun werkdruk wat te verminderen, door de huidige strafrechtelijke aanpak van softdrugs te vervangen door bestuursrechtelijke regulering, is het O.M. daar mordicus tegen.

Ook de rijksoverheid doet niets om de al te grote verwachtingen van het strafrecht te temperen. Daarbij heeft niet geholpen dat het oude Ministerie van Justitie werd omgevormd tot het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Dat leidde tot aanzienlijk meer aandacht voor het strafrecht dan voor de civielrechtelijke en de bestuursrechtelijke rechtspleging. En dat werkt door in de samenleving en in de politiek. Én het leidt tot verkeerde voorlichting aan burgers.

Op de website van het “Juridisch Loket” wordt onder meer voorlichting gegeven over wat te doen als een burger schade heeft van smaad of laster:

“Bijvoorbeeld als niemand meer iets van u koopt door een bericht dat u een oplichter bent. Of wanneer uw werkgever u ontslaat omdat hij een slecht bericht over u heeft gehoord. (…) U moet eerst aangifte doen bij de politie. Komt er geen strafzaak? Of wilt u dat de berichten snel worden verwijderd? Dan kunt u bij de civiele rechter een rechtszaak beginnen.”

Dat is een héél slecht advies, vermomd als verplichting (zie de door mij gecursiveerde zin in het hierboven opgenomen citaat). Zowel de ontslagen werknemer als de belasterde koopman kunnen hun energie beter níet stoppen in het doen van aangifte, maar in het zo snel mogelijk naar de civiele rechter stappen. En daarná, misschien, kan er eventueel nog reden zijn om aangifte te doen. Maar in díe volgorde.

Het is weer de aloude kwestie van de overheidsvoorlichting. Dient die in de eerste plaats om burgers goed te informeren, in dit geval over wat wel en niet bereikt kan worden met civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke procedures? Of om een mooi beeld neer te zetten van overheidsinstellingen; en hoe onmisbaar, of misschien wel zaligmakend, hun werkzaamheden zijn.

 

Mr. Huub Linthorst is voormalig directeur Wetgeving & Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken.