Soumaya Sahla en de politiek
Het is een goed beginsel van het strafrecht dat een veroordeelde na het uitzitten van straf zich kan rehabiliteren en weer de plek in de maatschappij kan opnemen. Daar zitten in de praktijk wel enkele beperkingen aan, zoals het feit dat een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) kan worden geweigerd als het justitiële verleden een bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie. Zo kan een zedendelict bijvoorbeeld aanleiding zijn tot de weigering van een VOG voor een baan in de kinderopvang. Voor sommige functies (vertrouwensfuncties) zijn de eisen nog strenger en is een VGB (Verklaring van Geen Bezwaar) nodig (de vertrouwensfuncties). De VGB wordt onder meer geweigerd of ingetrokken bij een strafrechtelijke veroordeling met een straf van 40 uren taakstraf of meer. Aanzienlijk minder dus dan de straffen die aan Sahla zijn opgelegd.
Voor een functie binnen een politieke partij is geen VOG of VGB nodig; dat geldt ook voor het zich verkiesbaar stellen en de zetel in een vertegenwoordigend lichaam innemen (tenzij men als bijkomende straf uit het kiesrecht is ontzet). Formeel is er ten aanzien van Soumaya Sahla dus niets aan de hand, en toch is alleszins voorstelbaar dat Sophie Hermans i zondagochtend 23 januari 2022 verklaarde de situatie ongemakkelijk te vinden en erover na te willen denken. Ongemakkelijk zeker, want het ging bij Sahla om twee veroordelingen en deze betroffen vijandige handelingen ten aanzien van de democratie en rechtsstaat en personen. Als we voor veel functies een VOG eisen en die gerelateerd is aan de functie in relatie tot het eerdere delict, zou dat dan ook niet moeten gelden voor aan de politiek gerelateerde functies? En zeker als het delict (in casu twee veroordelingen) zich ook en juist tegen die politiek richtten?
De grondwetgever is echter zeer terughoudend i geweest in het mogelijk maken van uitsluitingen van politiek en politieke functies. En ook, mensen kunnen hun leven beteren.
Maar waar het ongemak zit is dat, voor zover ik heb kunnen waarnemen, Soumaya Sahla niet publiekelijk heeft uitgesproken dat ze haar ‘vorige’ leven heeft afgezworen en zeer betreurt. Wat we hebben, zijn twee veroordelingen waarbij ze destijds lijkt te hebben aangegeven dat ze niet van de wapens en wapenvondsten wist. Verklaarbaar misschien destijds (ontkennen is nu eenmaal een aan een verdachte toekomende strategie in het strafproces), maar is niet gelukkig in het licht van de wens nu politiek actief te willen zijn of een rol te spelen in een politieke partij.
Bij de afgifte van een VGB wordt door de inlichtingendiensten ook naar familie- en vriendenrelaties gekeken. Dat doen we bij politieke functies niet, en ook dat is vanuit het perspectief van een open democratie begrijpelijk en tevens toch ook ongemakkelijk. De politiek, en vooral als het regeringspartijen betreft, zit dicht bij de uitoefening van de macht en de regering; de fractievoorzitters van de vijf (volgens de site van de TK zijn er overigens maar vier leden, de fractievoorzitters van VVD (tevens voorzitter), PVV, CDA en D66) grootste partijen zitten in de Commissie ‘Stiekem’ (de commissie inzake de veiligheidsdiensten).
Kortom, goed nadenken is alleszins verstandig. Een ‘jeugdzonde’ moet iemand niet eindeloos achtervolgen; veroordeelden die hun straf hebben uitgezeten verdienen nieuwe kansen. Maar het zou helpen als Sahla iets van inzicht zou geven in hoe ze er nu instaat en hoe ze terugkijkt op dat strafrechtelijke en persoonlijke verleden en dat de VVD rekening houdt met gevoeligheden daarover en bezorgdheid van derden. In die zin was haar reactie weinig responsief na de verwikkelingen van afgelopen week, en gelet op de aard van de delicten en betrokkenheid bij de Hofstadgroep. De VVD zou zich moeten aanrekenen dat men er kennelijk niet eerder over heeft nagedacht. Wanneer we hechten aan een open democratie mogen we ook openheid van betrokkenen verwachten, vooral waar terroristische activiteiten nu eenmaal gericht zijn op het aanvallen van die open democratie.
Prof. Aalt Willem Heringa is hoogleraar vergelijkend constitutioneel en administratief recht aan de Universiteit van Maastricht.