Geld zoekt bestemming
De Europese Rekenkamer i publiceerde op 26 oktober 2021 haar jaarverslag over de uitvoering van de EU-begroting 2020. Na de presentatie van het jaarverslag in het Europees Parlement door de Duitse president Lehne, begaf het Nederlandse lid van de Europese Rekenkamer, Alex Brenninkmeijer i, zich een dag later naar Den Haag om de Nederlandse Kamerleden in te lichten over de begrotingsuitvoering. De Tweede Kamer had er niet veel belangstelling voor. Slechts 2 leden van de commissie Financiën woonden de briefing bij.
Dat is opmerkelijk. De opstelling van de meerjarige EU-begroting waar de hoogte en de verdeling van het geld wordt bepaald, kan namelijk altijd wel op veel belangstelling van het kabinet en de Kamer rekenen. Denk aan vorig jaar toen het akkoord over de periode 2021-2027 is gesloten. Nederland was met steun van de Kamer toen zelfs aanvoerder van een groepje zuinige landen (‘the frugal four’) dat vond dat in de nieuwe periode de EU-begroting met geen cent mocht toenemen. Mede door een akkoord over de Recovery and Resilience Facility – in de volksmond EU-herstelfonds - zullen de uitgaven van de EU de komende periode echter alle records breken. Wat meer aandacht voor de wijze waarop het geld uiteindelijk wordt uitgegeven kan dus geen kwaad, zou je denken.
Aan de andere kant is de geringe belangstelling voor het jaarverslag van de Europese Rekenkamer ook wel weer te begrijpen; het verslag biedt niet veel nieuwe informatie. Net als vorig jaar is er een afkeurende verklaring voor de uitgaven vanwege een te hoog foutenpercentage, krijgen de ontvangsten door de EU wel een goedkeurend oordeel en geven de EU-rekeningen een getrouw beeld, aldus de Europese Rekenkamer.
Wat dit keer het meest in het oog springt is de omvang van de zogenoemde RAL (Reste à liquider). De RAL betreft het verschil tussen wat is vastgelegd om te betalen aan de lidstaten en wat daadwerkelijk door de EU is betaald. Een hoge RAL is al vele jaren een hardnekkig probleem bij de uitvoering van de EU-begroting. Eind 2020 had de RAL een recordhoogte van € 300,2 miljard, bijna een derde van de meerjarenbegroting van 7 jaar. In een rapport uit 2019 gaat de Europese Rekenkamer in op de achtergronden ervan. Het heeft onder meer te maken met de trage uitvoering van de EU-programma’s en de overlap die er is tussen de verschillende meerjarenbegrotingen. De nieuwe periode is gestart, maar betalingen voor de oude periode kunnen nog gedaan worden tot ver in de nieuwe periode.
De lidstaten blijken de EU-middelen dus onvoldoende snel te kunnen besteden. Tegelijkertijd moeten de lidstaten het geld wel binnen een bepaalde periode (dit keer 3 jaar na het einde van de periode 2014-2020) uitgeven, anders vervalt het recht erop. De vorige periode bleek dat aan het einde van de extra tijd vrijwel al het geld toch was uitgegeven.
Nederland neemt tussen de EU-landen een middenpositie in en heeft eind 2020 53% van het geld dat voor Nederland is gereserveerd daadwerkelijk van de EU ontvangen. De komende 3 jaar moeten er flink wat projecten op stoom komen om het resterende geld uitbetaald te krijgen. Bovenop de RAL van ruim € 300 miljard komen bovendien straks de gelden uit de nieuwe meerjarenbegroting 2021-2027. Daar komt nog bijna €6 miljard euro bij als Nederland werk maakt van het herstelfonds. Je hoeft geen lid van de Rekenkamer te zijn om te snappen dat daar - ook in Nederland - risico’s mee samenhangen. Goede projecten met toegevoegde waarde vereisen immers goede voorbereiding en zorgvuldige uitvoering.
De Europese Rekenkamer toetst of de bestedingen uiteindelijk aan de criteria voldoen. Een goede vervulling van die rol vereist niet alleen goede controles door de Europese Rekenkamer, maar ook kritische lezers van haar rapporten, in het Europees Parlement maar ook in de nationale parlementen. Alex Brenninkmeijer lichtte in oktober voor het laatst het jaarverslag van de Europese Rekenkamer toe in de Tweede Kamer. Hopelijk mag zijn opvolger op meer parlementaire aandacht rekenen.
Ewout Irrgang i is collegelid van de Algemene Rekenkamer.