Reactie op ‘mest-artikel’ FTM
Het artikel ‘De stinkende achterkant van vleesfabriek Nederland’ van auteurs Ariens en Meelker lijkt meer op een activistisch pamflet dan op een artikel van onderzoeksjournalisten, zoals van FTM verwacht mag worden. Niet in de laatste plaats doordat FTM alleen maar activistische personen aan het woord laat. Nergens wordt een weerwoord gevraagd van kenners uit de sector. De laatsten jaren is mestfraude een populair onderwerp, tegenstanders van veehouderij gooien graag met grote cijfers: ‘we denken, we vermoeden, het moet wel zo zijn’. De harde cijfers ontbreken nog steeds en de overheid lukt het maar zelden om de grote fraudeurs veroordeeld te krijgen. ‘Dat komt omdat ze zo slim zijn’ is dan vaak het verweer. En zo is de cirkel dan rond en kun je doorgaan met ongefundeerd roepen. Niemand zal ontkennen dat er mestfraude bestaat, maar de suggesties over de omvang die gedaan worden in het artikel zijn nergens op gebaseerd. Ook is de suggestie dat er in al die jaren niets gedaan is aan de hoeveelheid mest in Nederland grote onzin. Laten we er eens wat feiten bijhalen: vanaf 1987 bepaalt de overheid hoeveel mest er op het land mag worden uitgereden. In die tijd was dat nog 250 kilogram fosfaat op een hectare gras. Inmiddels mag er nog tussen de 75 en 120 kilogram fosfaat worden uitgereden. Meer dan een halvering dus. Hoeveel men mag uitrijden is afhankelijk van hoeveel fosfaat er al in de grond zit. Doordat de hoeveelheid mest die mag worden uitgereden steeds verminderd is en er elk jaar landbouwgrond verdwijnt loopt het mestoverschot op. De Nederlandse landbouw is verplicht om dat deel van de mest waarvan de overheid vindt dat het milieukundig niet verantwoord is om die op het land te brengen te verwerken en te exporteren. In 2019 ging dit om 33,5 miljoen kilo fosfaat. De Nederlandse landbouw heeft echter veel meer verwerkt en geëxporteerd: namelijk 48,9 miljoen kilo fosfaat. Wie logisch nadenkt begrijpt dat de hoeveelheid mest die op Nederlandse grond is uitgereden een stuk minder is dan wat is toegestaan. Dit wordt uitgedrukt met de term ‘benuttingsgraad’. De benuttingsgraad voor fosfaat was in 2019 89%. Een onderbenutting van 15,4 miljoen kilo fosfaat. Voor stikstof is de benuttingsgraad 94%. Dus ook daar is sprake van onderbenutting. Dit geeft toch een heel ander beeld dan het artikel van FTM, daar wordt helemaal niet gekeken naar dit soort feiten. Het is ook niet fair om boeren bijvoorbeeld te verwijten dat zij mest injecteren of ‘tovervloeren’ gebruiken, dit zijn eisen van de overheid. Als boeren aangeven dat vloeren niet doen wat ze zouden moeten doen of dat mestinjectie slecht is voor de bodem worden zij niet gehoord. Vele miljarden zijn inmiddels in dit soort verplichte maatregelen geïnvesteerd. Dit alles onder druk van natuur- en milieuclubs. Dezelfde clubjes die hier nu tegen ageren. Ondertussen raakt de portemonnee van de boer leeg, door kostprijsverhogende maatregelen die later dan toch niet blijken te werken. De kostprijs die stijgt, de verkoopprijs niet. FTM voert een grafiek op van het aantal varkens en runderen in Nederland sinds 2000, deze grafiek moet kennelijk aantonen dat er weinig veranderd is in de hoeveelheid mest sindsdien. Er worden daarbij wel wat denkfouten gemaakt. Om te beginnen zijn er in de varkenshouderij al heel lang varkensrechten. Deze beteugelen de omvang. In de melkveehouderij zijn er sinds 2018 fosfaatrechten. Dit leidde toen tot een aanzienlijke krimp van de melkveestapel. FTM ziet dit over het hoofd. Daarnaast is de hoeveelheid stikstof en fosfaat dat een dier uit poept sterk gewijzigd: dit heeft alles te maken met het voer. De sector zorgt met beter afgestemd voer voor minder verlies van stikstof en fosfaat. Er zit 29% minder stikstof in dierlijke mest sinds 1990 en 32% minder fosfaat. Een grafiek van de hoeveelheid runderen geeft dus geen goed beeld als je voorgaande niet vermeld. Mest is een complex onderwerp, om er een goed beeld van te krijgen moet je alle ins- and outs kennen. Er zijn maar weinig mensen die daar echt heel goed van op de hoogte zijn. FTM is er niet in geslaagd om een van deze mensen te bevragen, hierdoor ontstaat een eenzijdig en onjuist beeld. Hopelijk slaagt FTM er in het vervolg van deze serie wel in om een volledig beeld te schetsen. Bronnen: dierlijke mest en mineralen 2019 CBS en Landelijke rapportage en inventarisatie export en verwerking dierlijke mest 2020 van NCM. Daarnaast de website van RVO.