Extraparlementair kabinet als uitweg
Ook heimwee naar het kabinet-Den Uyl?
Ook na vijftig jaar ben ik, eerlijk gezegd, niet zo’n bewonderaar van het meest linkse kabinet ooit. Maar dat laat onverlet dat die curieuze regeringscombinatie - rood met een witte rand - gebouwd was op een politieke constructie die een halve eeuw later goede diensten kan bewijzen om uit de impasse te komen. Het was, in elk geval gedeeltelijk, een extraparlementair kabinet, een kabinet dat op afstand van de Tweede Kamer opereerde.
Net als toen dreigde een politieke patstelling aan het Binnenhof. Na een voor die tijd gepolariseerde verkiezingscampagne lag een coalitie van centrum-linkse coalitie voor de hand. Maar de PvdA had zichzelf opgesloten in een linkse combinatie met D66 en PPR [voorloper van GroenLinks] met als doel een ‘keerpunt’ te bewerkstelligen. En passant hadden de sociaaldemocraten zichzelf [via een anti-KVP resolutie] verboden om met het katholieke deel van de christendemocratie in zee te gaan. Op hun beurt hadden de ‘confessionele partijen’, bezig zich te verenigen tot wat bijna tien jaar later het CDA zou worden, geen zin onder het ‘linkse juk’ door te gaan. Wat woog zwaarder de christen-democratische eenwording of regeren over links?
Na allerlei manoeuvres en schijnbewegingen kwam na de langste kabinetsformatie tot op dat moment [163 dagen] een kabinet tot stand waarvan Den Uyl (PvdA) premier werd en tegen heug en meug door een deel van de latere CDA-partijen werd gesteund.
Het aantreden van het kabinet-Den Uyl werd mogelijk dankzij een extraparlementaire kunstgreep. Met name KVP en ARP beloofden het kabinet niet op voorhand te blokkeren. Men hield welbewust afstand. Het kabinet kreeg de kans aan de slag te gaan - en het moest maar zien hoe het zich in de praktijk redde. Werkendeweg ‘parlementariseerden’ de politieke verhoudingen tussen de coalitiepartners tegen wil en dank. Maar tot het (voortijdige) einde toe bleef het een bijzonder, eigensoortig kabinet. Dat ‘Den Uyl’ niet zo veel tot stand gebracht heeft, is een bijproduct van die constructie. Als het iets van plan was, zeker als het ‘maatschappijhervormingen’ beoogde, liep het meer dan eens vast in de Kamer. Er valt zonder problemen een heel rijtje nederlagen te maken: uiteenlopend van de vermogensaanwasdeling tot de middenschool, van de grondpolitiek tot staatkundige vernieuwingen.
Die herinneringen aan het kabinet-Den Uyl hebben een hele generatie gebrandmerkt. Alle kabinetten nadien, met name die van Lubbers, Kok en Balkenende, vergewisten zich vooraf van een stevige, solide basis in de Tweede Kamer. Ook omdat het onverantwoord heette in beroerde financiele, sociaal-economische omstandigheden uit de losse pols te regeren. En dat leidde tot de omstreden dichtgespijkerde regeerakkoorden. Dat in de parlementaire praktijk, zeker na een jaartje regeren, meer mogelijk bleek dan vandaag de dag verteld wordt, doet er niet aan af. Sinds enige tijd wordt aan het Binnenhof - in de naam van een verheerlijkt dualisme - misprijzend over regeerakkoorden gesproken.
Kennelijk moet je de nadelen van dat los-vaste regeren aan den lijve hebben ervaren om de weg vrij te maken voor een herwaardering van stabiliserende coalitieafspraken. Kennelijk moet je een paar keer de neus hebben gestoten om terug te verlangen naar een situatie waarbij je kunt laten zien dat je niet voor niks meeregeert.
Maar met dat verhaal moet je dezer dagen maar niet aankomen..
In zo’n situatie kan een extraparlementaire constructie een uitweg zijn. Een nieuw kabinet treedt aan op basis van een handjevol minimale afspraken [‘op de achterkant van een sigarendoos’], de nieuw aantredende ministers werken het uit tot een regeringsprogramma en het parlement, de nieuwe coalitie voorop, beziet het van enige afstand en legt zich vooral toe op controle.
Zo kan het Binnenhof zich bevrijden uit een zelf aangedraaide knoop.
Maar er hoort nog iets bij.
Wie een echt extraparlementair kabinet wil, wie een parlement wil dat zo ongebonden mogelijk opereert, wie een tegenmacht wil creëren, heeft het ook over een politieke constellatie waarbij politieke leiders, even afstandelijk, vanuit het parlement de regie voeren. Dat wordt dus geen Rutte IV, geen nieuw ministerschap voor Wopke Hoekstra en Sigrid Kaag.
Jan Schinkelshoek, oud-lid van de Tweede Kamer [CDA], is hoofdredacteur van De Hofvijver.