Godsdienstvrijheid en Corona
Waarom mogen kerkelijke bijeenkomsten wel doorgaan en is het volgen van de regels die voor samenkomsten en bijeenkomsten gelden niet voor hun van toepassing? En mogen concerten en theater niet plaatsvinden voor grote groepen?
De aangevoerde reden ligt in art. 6 Grondwet i. Dat bepaalt in lid 1 dat een ieder het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging te belijden, individueel of in gemeenschap, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. En lid 2 bepaalt vervolgens dat de wet voor de uitoefening van dit recht BUITEN gebouwen en besloten plaatsen regels mag stellen, onder meer ter bescherming van de gezondheid.
Op diensten in een tempel, moskee of kerk is lid twee niet van toepassing en gaat het om het eerste lid.
Uitzondering voor kerkdiensten
In wetgeving, en zo ook in de (aanstaande) Corona-noodwet staan inderdaad die kerkdiensten als uitgezonderd. Men mag zich dan uiteraard conformeren aan de vele regels en verantwoordelijk vrijwillig de godsdienstige bijeenkomsten schorsen, en men zal zich vaak ook aan die regels houden, maar een bindende juridische noodzaak is er niet. En we lezen dan ook soms dat specifieke kerkgenootschappen/kerken grotere groepen toelaten. Het wekt bij velen verbazing dat regels streng worden toegepast in de ene sector en niet behoeven te worden toegepast in een andere. Zingen mag wel in de kerk, maar niet in het voetbalstadion.
Mag de wetgever kerkdiensten niet reguleren?
Maar klopt nu de redenering dat de wetgever niet die bijeenkomsten in kerken zou mogen regelen? Naar mijn mening niet. Het eerste lid van artikel 6 van de Grondwet rept immers van een ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Wet is daar wet in formele zin. Met andere woorden, de wetgever mag desgewenst het belijden in gemeenschap wel degelijk regelen. Volgens art. 9 EVRM dient zo’n beperking dan wel te voldoen aan eisen van helderheid en voorspelbaarheid, en noodzakelijk te zijn in een democratische samenleving ter bescherming van onder ander rechten van anderen, en gezondheid.
Dus is het aan de wetgever
Kortom, als de wetgever besluit dat het nodig is om samenkomsten van grote groepen tegen te gaan, en geen grote groepen toe te laten in bioscopen, theaters, in Ahoy en Ziggo Dome, en sectoren als de horeca plat te leggen, dan is de vraag terecht waarom in wetgeving daarover datzelfde niet ook geldt voor godsdiensten. Het argument van de wetgever dat art. 6 Grondwet daaraan in de weg staat geldt voor velen, zoals burgemeesters, maar niet voor de wetgever zelf, zodat de wetgever in de Noodwet Corona de mogelijkheid heeft een gelijk speelveld te scheppen en als men dat noodzakelijk acht in de Corona-epidemie ook grootschalige godsdienstige bijeenkomsten te beperken.
Aalt Willem Heringa is hoogleraar vergelijkend staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Maastricht.