Vragen en antwoorden over het verslag over de stand van de energie-unie 2020

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op woensdag 14 oktober 2020.
  • 1. 
    Wat is het verslag over de stand van de energie-unie?

In het verslag over de stand van de energie-unie wordt de balans opgemaakt van de vooruitgang die is geboekt op het gebied van de vijf dimensies van de energie-unie: decarbonisatie, inclusief hernieuwbare energiebronnen, energie-efficiëntie, de interne energiemarkt, voorzieningszekerheid en onderzoek, innovatie en concurrentievermogen. Het is het eerste verslag sinds de goedkeuring van de Europese Green Deal. Belangrijk is dat dit verslag ook vergezeld gaat van afzonderlijke beoordelingen van de nationale energie- en klimaatplannen, waarin een analyse wordt gemaakt van de bijdrage aan de energie- en klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 waartoe elke lidstaat zich heeft verbonden, en de daartoe geplande beleidsmaatregelen.

Samen met het verslag over de stand van de energie-unie keurt de Commissie vandaag ook de volgende documenten goed:

  • 2. 
    Wat zijn de nationale energie- en klimaatplannen, waarom zijn ze belangrijk en waarop hebben de beoordelingen betrekking?

Krachtens de governanceverordening moesten alle lidstaten uiterlijk op 31 december 2019 hun nationale energie- en klimaatplan indienen. In dat plan wordt uiteengezet hoe elk EU-land wil bijdragen aan de energie- en klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030. Die plannen bevatten een duidelijk traject voor de periode 2021-2030 en hebben betrekking op vijf belangrijke gebieden: hernieuwbare energiebronnen, energie-efficiëntie, vermindering van de broeikasgasemissies, interconnecties en onderzoek en innovatie.

De Commissie, die op 15 september een EU-brede beoordeling van de nationale energie- en klimaatplannen heeft goedgekeurd, presenteert vandaag de afzonderlijke beoordelingen voor alle lidstaten. De documenten hebben betrekking op de vooruitgang van elk land op alle vijf gebieden en evalueren hoe de lidstaten zijn omgegaan met de aanbevelingen die zij hebben gekregen nadat ze in 2019 de ontwerpplannen hadden ingediend. In de context van de COVID-crisis en het voorstel voor NextGenerationEU zijn de nationale energie- en klimaatplannen een belangrijk onderliggend element voor de nationale plannen voor herstel en veerkracht geworden. Ze dienen ook als input voor de plannen voor een rechtvaardige transitie.

  • 3. 
    Welke richtsnoeren geeft de Commissie voor het definitieve nationale energie- en klimaatplan?

De Commissie geeft landspecifieke richtsnoeren om de snelle tenuitvoerlegging van de nationale doelstellingen te ondersteunen die in de nationale energie- en klimaatplannen zijn gepresenteerd in de context van het economisch herstel. Deze richtsnoeren bouwen voort op i) de nationale vooruitgang bij de aanbevelingen van 2019, ii) de in deze beoordeling geconstateerde tekortkomingen en iii) de nieuwe prioriteiten van de Europese Green Deal. De Commissie verzoekt de lidstaten verdere stappen te ondernemen op de volgende gebieden: vermindering van broeikasgasemissies, hernieuwbare energiebronnen, energie-efficiëntie, gebouwen (in het licht van de renovatiegolf), voorzieningszekerheid, interne energiemarkt, regionale samenwerking, betrokkenheid van burgers, kwantificering van de investeringsbehoeften, rechtvaardige transitie, energiearmoede, energiesubsidies en luchtkwaliteit.

  • 4. 
    Wat is het verband tussen de nationale energie- en klimaatplannen en het herstelplan voor de EU?

De definitieve nationale energie- en klimaatplannen vormen een stevige basis voor het ontwerpen van klimaat- en energie-aspecten van de nationale plannen voor herstel en veerkracht. Met name de in de nationale energie- en klimaatplannen beschreven rijpe investeringsprojecten en belangrijke flankerende hervormingen om investeringsbarrières en andere belemmeringen aan te pakken, zouden zoveel mogelijk moeten worden vervroegd. In de beoordeling van vandaag worden voor elke lidstaat drie belangrijke gebieden geschetst voor klimaat- en energiegerelateerde investeringen en hervormingsmaatregelen waarvan wij verwachten dat zij in de nationale plannen voor herstel en veerkracht worden weerspiegeld.

  • 5. 
    Welke vooruitgang boekt de EU bij de vermindering van broeikasgasemissies?

De EU heeft zich ten doel gesteld uiterlijk in 2050 het eerste klimaatneutrale continent te worden, en de Commissie heeft een Europese klimaatwet voorgesteld om dit doel in de wetgeving te verankeren en middelen te verschaffen om ervoor te zorgen dat de EU op koers blijft.

Haar doelstelling in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering om de broeikasgasemissies ten opzichte van het niveau van 1990 uiterlijk in 2020 met 20 % te verminderen, heeft de EU al overtroffen. De totale broeikasgasemissies van de EU-27 bevinden zich op hun laagste niveau sinds 1990, voornamelijk als gevolg van de daling van de emissies uit de energievoorziening. Dit komt tot uiting in een sterke daling van de emissies van activiteiten die onder het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS) vallen, terwijl de emissies van activiteiten die niet onder het EU-ETS vallen, doorgaans al verschillende jaren stabiel zijn.

Tegelijkertijd zijn de emissies van de internationale luchtvaart de afgelopen 5 jaar blijven stijgen (tot het begin van de COVID-19-crisis). Na een daling van de emissies in de periode 2007-2013 zijn de totale vervoersemissies in elk van de afgelopen vijf jaren ook gestegen.

  • 6. 
    Welke vooruitgang boekt de EU op het gebied van hernieuwbare energie?

Het aandeel hernieuwbare energie in de energiemix van de EU-27 bedroeg in 2018 18,9 % en de EU ligt op schema om haar streefcijfers voor hernieuwbare energie voor 2020 te halen. Volgens de modellen zal het aandeel hernieuwbare energie in de EU-27 in 2020 tussen 22,8 % en 23,1 % bedragen. Verreweg de meeste lidstaten zullen hun streefcijfers halen of overtreffen, maar bij drie lidstaten (België, Frankrijk en Polen) is het risico groot dat dit niet zal lukken. Voorts bestaat bij twee lidstaten (Nederland en Luxemburg) een matig risico dat zij hun streefcijfers niet halen. De Commissie zal de ontwikkelingen blijven volgen, de lidstaten steunen en beoordelen of het definitieve streefcijfer voor 2020 wordt gehaald aan de hand van verslagen van de lidstaten met definitieve gegevens over 2020, die uiterlijk op 30 april 2022 moeten worden ingediend.

  • 7. 
    Welke vooruitgang boekt de EU op het gebied van de verbetering van de energie-efficiëntie?

In 2018 was de trend van het energieverbruik niet gunstig, zodat Europa niet op schema lag om de streefcijfers voor 2020 te halen. Uit een voorlopige analyse blijkt echter dat de aanzienlijke daling van de energievraag als gevolg van COVID-19 er wellicht toe zal leiden dat Europa de energie-efficiëntiedoelstellingen voor 2020 toch haalt. Aangezien de vermindering van het energieverbruik niet het gevolg is van structurele maatregelen, maar van een onvoorziene en uitzonderlijke economische situatie, zal dit effect naar verwachting slechts tijdelijk zijn. Het is dus belangrijk dat de inspanningen op het niveau van de lidstaten en de EU worden opgevoerd om de energie-efficiëntie te verhogen en het energieverbruik niet te laten stijgen tot het niveau van vóór de COVID-19-crisis. Daartoe heeft de Commissie de renovatiegolf gelanceerd en zal zij de richtlijn energie-efficiëntie en de richtlijn ecologisch ontwerp herzien.

  • 8. 
    Welke vooruitgang wordt er geboekt bij de verlaging van de energiesubsidies?

Zoals uiteengezet in de Europese Green Deal, moeten subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk worden afgeschaft. Dit jaar heeft de Commissie voor het eerst een uitgebreid verslag opgesteld over energiesubsidies, en met name subsidies voor fossiele brandstoffen. Uit het verslag blijkt dat de energiesubsidies in 2018 €159 miljard bedroegen, dat is 5 % meer dan in 2015. Meer dan de helft van de subsidies ondersteunt de transitie naar schone energie. Dit is grotendeels toe te schrijven aan de toegenomen steun voor hernieuwbare energie in de periode 2015-2018, hoewel de kosten voor sommige technologieën dalen.

De subsidies voor fossiele brandstoffen, die in de EU in 2018 €50 miljard bedroegen (een derde van alle EU-subsidies), waren de afgelopen tien jaar relatief stabiel, met een piek van €53 miljard in 2012. De subsidies voor fossiele brandstoffen begonnen in 2015 weer te stijgen. Ze stegen tot 2018 met 6 %. Dit gebeurde ondanks verschillende internationale verklaringen en hield voornamelijk verband met het verbruik van aardolieproducten. Sommige lidstaten, zoals Oostenrijk, Denemarken, Estland en Hongarije, gingen echter tegen deze trend in en verminderden hun subsidies voor fossiele brandstoffen aanzienlijk. Er moet duidelijk meer worden gedaan om subsidies af te bouwen en het geld te besteden aan maatregelen ter bevordering van de energietransitie in plaats van aan verspillend energieverbruik. De gegevens over energiesubsidies blijven versnipperd, al is er enige verbetering te zien, en de rapportage in de nationale energie- en klimaatplannen was grotendeels onvolledig.

  • 9. 
    Welke vooruitgang boekt de EU op het gebied van de interne energiemarkt?

De laatste jaren heeft de EU goede vooruitgang geboekt bij het versterken van de interne elektriciteits- en gasmarkt, hoewel meer werk nodig is voor de verdere integratie van de markten.

Op het gebied van elektriciteit hebben het pakket “Schone energie voor alle Europeanen”, en met name de (in 2019 vastgestelde) nieuwe regels voor de opzet van de elektriciteitsmarkt, de weg geëffend voor markten die worden gedomineerd door de productie van hernieuwbare energie. Deze regels hebben ook gezorgd voor betere voorwaarden voor de deelname van consumenten aan energiemarkten. De elektriciteitsverordening moet zorgen voor verdere integratie van de elektriciteitsmarkten door met name de regels inzake maximaal gebruik van de elektriciteitsinterconnectoren aan te scherpen. Deze regels zullen de grensoverschrijdende handel bevorderen, waardoor energiebronnen in de hele EU efficiënter kunnen worden gebruikt. De uitvoering van de uitgebreide reeks technische verordeningen van de EU (netcodes) vordert, met goede resultaten.

De interne markt voor gas is goed op weg naar voltooiing. De connectiviteit en de toegang tot verschillende gasbronnen blijven verbeteren, aangezien slechts drie markten in de EU (Ierland, Denemarken-Zweden en Estland-Letland) toegang hadden tot minder dan drie leveringsbronnen.

Er bestaan nog steeds tekortkomingen op retail- en wholesaleniveau, wat de kosten voor de consument en het bedrijfsleven kan opdrijven. Hoewel de wholesalemarkt voor elektriciteit meer dan 20 jaar geleden is geliberaliseerd, hebben veel gevestigde exploitanten bijvoorbeeld nog steeds een dominante positie, waardoor de concurrentie wordt beperkt. Het verhelpen van deze tekortkomingen is ook van cruciaal belang voor een succesvol herstel en vormt de basis voor de transitie van de economie naar klimaatneutraliteit.

  • 10. 
    Hoe ontwikkelen de energieprijzen en -kosten zich?

Het deel van hun uitgaven dat Europese huishoudens aan energie besteden, is de afgelopen jaren geleidelijk gedaald. Het deel dat zij nu aan energie uitgeven, is vergelijkbaar met dat van voor de crisis van 2008. Toch blijft energiearmoede een uitdaging voor de EU. In 2018 besteedden de armste huishoudens in Europa (gemiddeld) 8,3 % van hun totale uitgaven aan energie, en in sommige Midden- en Oost-Europese lidstaten wel 15 % - 22 %.

Het verslag van dit jaar bevestigt dat de EU in 2018 €331 miljard aan de invoer van energie heeft besteed - het derde jaar op rij waarin de kosten stegen - wat weer eens laat zien welke prijs we moeten betalen voor het feit dat de economie van de EU in zo hoge mate afhankelijk is van de invoer van fossiele brandstoffen en de blootstelling aan volatiele internationale markten. Uit voorlopige cijfers blijkt dat deze kosten in 2019 waarschijnlijk zijn gedaald als gevolg van de lagere fossiele-brandstofprijzen dat jaar, en in 2020 aanzienlijk lager zullen zijn door de sterke daling van de prijzen en het verbruik van fossiele brandstoffen als gevolg van de COVID-19-pandemie.

  • 11. 
    Welke vooruitgang boekt de EU op het gebied van het concurrentievermogen van schone energie?

Het eerste voortgangsverslag over het concurrentievermogen (op basis van een uitgebreide onderliggende analyse van de transitie naar schone energie - het verslag over technologieën en innovaties) laat zien dat de EU-industrie erin geslaagd is de kansen te grijpen die de toegenomen vraag naar schone energietechnologieën biedt. Het concurrentievermogen van de sector doet het wat betreft toegevoegde waarde, arbeidsproductiviteit, werkgelegenheidsgroei en penetratiegraad beter dan conventionele energietechnologieën. Bovendien wordt de sector schone energie uitgedrukt in procent van het bbp steeds belangrijker in de economie van de EU, terwijl het belang van conventionele energiebronnen afneemt.

Het verslag van dit jaar focust op zes belangrijke technologieën: fotovoltaïsche zonne-energie; offshore windenergie; oceaanenergie; hiernieuwbare waterstof; accu's en slimme energienetten. De industrie van Europa profiteert van een pioniersvoordeel op het gebied van wind- en oceaanenergie en hernieuwbare waterstof.

Op gebieden waar de EU dit pioniersvoordeel niet (of niet meer) heeft, moet worden getracht een inhaalslag te maken en een concurrentievoordeel op te bouwen. Fotovoltaïsche zonne-energie en lithiumionbatterijen zijn bijzonder relevant gezien de verwachte toename van de vraag.

Het verslag benadrukt ook dat het volledige potentieel van de sector schone energie alleen kan worden benut als de EU de ontwikkeling van schone energietechnologieën stimuleert en de publieke en particuliere investeringen in onderzoek en innovatie opvoert. De Commissie organiseert een evenement op hoog niveau om de bevindingen van dit verslag te delen en nader te bespreken.

  • 12. 
    Wat is de totale impact van de COVID-pandemie op de energiemarkt van de EU?

Ten eerste heeft de Europese energiemarkt gezorgd voor een veilige en constante energievoorziening gedurende deze hele ongekende crisis.

In economisch opzicht is het nog te vroeg om de algehele impact van de COVID-crisis op de energiemarkt van de EU te meten. Wijdverbreide lockdownmaatregelen in de EU hebben het gedrag van honderden miljoenen Europeanen drastisch veranderd. Uit onlangs gepubliceerde cijfers voor het tweede kwartaal van 2020 blijkt dat de economische activiteit in de EU een ongekende daling onderging (een afname van 14 % ten opzichte van het tweede kwartaal van 2019). De impact op de energievraag was ook ongekend. Uit een vergelijking met vorig jaar voor het tweede kwartaal blijkt dat het gasverbruik met 10 % en het elektriciteitsverbruik met 11 % is gedaald. Een laag verbruik en toenemende opwekking van zonne-energie droegen ertoe bij dat hernieuwbare energiebronnen in het tweede kwartaal van 2020 een aandeel van 43 % in de energiemix van de EU innamen. Dit is een nieuw kwartaalrecord, wat de uitzonderlijke impact van de crisis nog eens duidelijk maakt.

Voor meer informatie

Persbericht over het verslag over de stand van de energie-unie