75 jaar vrijheid: democratie en rechtsstaat vanaf 1945
Op 4 en 5 mei 2020 stond Nederland stil bij het feit dat we al 75 jaar in vrijheid leven. Dit werd dit op verschillende manieren herdacht en gevierd. Zo vond op 4 mei een herdenking plaats bij de Erelijst van Gevallenen in de Tweede Kamer. Hierbij hield Kamervoorzitter Arib i een toespraak en legde zij, samen met Eerste Kamervoorzitter Jan Anthonie Bruijn i, namens de Staten-Generaal een krans bij het nationaal monument. Namens de ministerraad legden minister-president Rutte i en staatssecretaris Blokhuis i een krans. Ook vond op 4 mei de Nationale Herdenking op de Dam plaats, waarbij dit jaar geen publiek aanwezig kon zijn. Hier hield koning Willem-Alexander i een toespraak en werden kransen gelegd door onder meer de koning en de koningin.
In de 75 jaar sinds de bevrijding is er veel veranderd in de Nederlandse politiek, waarbij met name in de eerste jaren na de oorlog grote verschuivingen plaatsvonden. Zowel op nationaal als op internationaal niveau zijn ontwikkelingen te onderscheiden die een langdurige uitwerking hadden op de interne politieke situatie in Nederland, maar ook in Europa. Hieronder wordt een overzicht geboden van de veranderingen in de Nederlandse politieke cultuur die plaatsvonden na de bevrijding in 1945.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Nederland vier zogenoemde ‘oorlogskabinetten i’: het kabinet-De Geer II i en drie Londense kabinetten i in de periode waarin de regering in ballingschap was. Vanaf augustus 1940 tot de bevrijding in mei 1945 was Pieter Gerbrandy i minister-president van Nederland - een rol die hij voornamelijk vervulde vanuit Engeland. Het derde kabinet-Gerbrandy i was nog geen drie maanden aangetreden, toen Nederland werd bevrijd en het kabinet een week later zijn ontslag aanbood.
Het Kabinet-Gerbrandy werd opgevolgd door het ‘noodkabinet’ Schermerhorn-Drees i. Evenals de ‘Londense kabinetten’ van Gerbrandy was dit een koninklijk kabinet i, aangesteld op gezag van koningin Wilhelmina zonder dat er verkiezingen aan te pas kwamen. Dit kabinet trad een maand na de bevrijding aan, in juni 1945. De centrale taak was de wederopbouw van het geplunderde en zwaar getroffen Nederland i. Daarnaast moesten verkiezingen worden voorbereid, 'foute' Nederlanders worden berecht en moest het economisch leven worden hervat en de overheidsfinanciën op orde te worden gebracht.
Koningin Wilhelmina i wilde dat het naoorlogse kabinet bestond uit personen die tijdens de oorlog in Nederland waren geweest. Daardoor bestond het nieuwe kabinet uit verzetsleiders en personen die maatschappelijke verandering nastreefden. Zo was Willem Schermerhorn i de voorman van de hervormingsgezinde Nederlandse Volksbeweging i en was Willem Drees i tijdens de oorlog actief geweest in het verzet. Zij stelden een kabinet samen met een breed politiek draagvlak, met ministers van zowel progressieve als meer behoudende signatuur.
Na de parlementsloze periode tijdens de Duitse bezetting, nam het kabinet Schermerhorn-Drees in augustus 1945 het Besluit Tijdelijke Staten-Generaal. Daarmee werd een noodparlement i ingesteld om de periode tot de eerste verkiezingen te overbruggen. Dit parlement ging bestaan uit de Kamerleden van het in 1937 verkozen parlement. Tijdens de oorlog waren echter verschillende leden overleden, andere hadden ontslag genomen en NSB'ers mochten na de oorlog niet terugkeren. Deze lege plekken werden opgevuld en vanaf november 1945 functioneerde de Voorlopige Staten-Generaal als voltallig en volwaardig parlement.
Na de Tweede Kamerverkiezingen i van 16 mei 1946 moest kabinet-Schermerhorn-Drees plaatsmaken voor het kabinet-Beel I i. Ondanks het enigszins tegenvallende resultaat voor de nieuwe, hervormingsgezinde partij PvdA i, werd dit kabinet gevormd door KVP i en PvdA, die als grootste partijen uit de bus kwamen. Daarmee begon de periode van ‘Rooms-Rood’, die duurde van 1945 tot 1958 en wordt gekenmerkt door kabinetten met een brede politieke basis. Dit was noodzakelijk voor de wederopbouw van Nederland, maar ook omdat de politiek te maken kreeg met de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, die kort na de bevrijding van Nederland begon en eindigde in de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië in 1949 i.
Het premierschap van Schermerhorn, als leider van de NVB, en de oprichting van de PvdA gaven allebei uiting aan de zogenaamde ‘doorbraak-gedachte i’, waarbij het doorbreken van de vooroorlogse verzuiling i centraal stond. De progressieve aanhangers van deze gedachte beoogden een samenleving waarin geloof niet langer bepalend zou zijn voor politieke keuze. De ‘doorbraak i’ kwam echter niet echt van de grond, doordat protestanten en katholieken zich maar in beperkte mate aansloten bij niet-confessionele partijen. Pas in de jaren zestig werden de scheidslijnen in de samenleving minder nadrukkelijk en begon de verzuiling af te nemen.
Naast de interne politieke ontwikkelingen, begon na de oorlog op Europees niveau een proces van toenemende samenwerking en integratie i. Dit begon in 1952 met de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal i (EGKS), waarin de Benelux-landen met Duitsland, Frankrijk en Italië een gemeenschappelijke beheer voerden over hun kolen- en staalindustrie. Dit plan was bedacht door de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schuman, met als doel om door middel van samenwerking een nieuwe oorlog te voorkomen. In de jaren die volgden, breidde de Europese samenwerking zich uit over een toenemend aantal beleidsgebieden en steeds meer landen, wat uiteindelijk resulteerde in de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap i, en nog later de Europese Unie i.
Analyses
Beeldmateriaal