Frankrijk & Brexit
De Britten en de Fransen in de Europese Unie i, het was een ongelukkig huwelijk. Beide landen stonden op veel beleidsgebieden vaak lijnrecht tegenover elkaar. Een voordehandliggende gedachte is dan ook dat de geopolitieke positie van Frankrijk na het vertrek van de Britten verstevigt. Die gedachte botst echter ruw met de realiteit.
Botsende visies
Toen in 1951 zes Europese landen de handen ineensloegen om samen te gaan werken binnen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal i, hield het Verenigd Koninkrijk zich afzijdig. De Britten waren bereid tot samenwerking, maar nationale soevereiniteit opgeven was een brug te ver. De relatie met de landen binnen het Gemenebest van Naties kreeg prioriteit. In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog begon het wereldrijk van de Britten steeds verder af te brokkelen, het ging economisch minder en de staatsschuld groeide. Het lidmaatschap van de Europese Economische Gemeenschap leek een oplossing te vormen voor deze problemen. De Britten kregen echter nul op het rekest. De voormalig Franse president De Gaulle blokkeerde zowel in 1963 als in 1967 het lidmaatschap. Hij zag de Britten als schoothonden van de Amerikanen en was bang voor Amerikaanse invloed in Europa.
Toen De Gaulle eind jaren 60 van het politieke toneel verdween lag de weg tot toetreding open. Na moeizame onderhandelingen werden de Britten in 1973 lid van de EEG i, en later de EU. De landen hadden traditiegetrouw beide een compleet andere visie op Europese integratie. Waar het Verenigd Koninkrijk graag zo min mogelijk Europese bemoeienis wilde, waren de Fransen juist voor méér Europese integratie: een ‘ever closer union’.
Grote ambities
Nu het Verenigd Koninkrijk de EU heeft verlaten ziet de huidige Franse president Macron dan ook zijn kans schoon om de Unie ingrijpend hervormen. Hij wil een ambitieuzer defensiebeleid, een eurozonebudget en meer inspraak voor Europese burgers. Maar Frankrijk kan het niet alleen; het zal de hulp van Duitsland hard nodig hebben, die andere continentale, Europese grootmacht met Angela Merkel aan het roer.
Vlak voor de Europese verkiezingen vorig jaar in maart publiceerde Macron een open brief aan alle burgers van Europa in nationale kranten van alle EU-landen. In deze brief waarschuwde hij voor de ‘valstrik van het nationalistisch isolationisme,’ waar Brexit volgens hem een gevolg van is. Ook deed hij een aantal ambitieuze voorstellen, die traditiegetrouw onmogelijk waren door een veto van Groot-Britannië. Zo pleitte hij onder andere voor een Europees minimumloon, een Europese minister van economische zaken, een eurobudget, een Europese veiligheidsraad en een gemeenschappelijk asielbeleid.1 Een jaar later herhaalde hij deze boodschap op de Munich Security Conference: de Europese Unie moet nog verder integreren, juist op het gebied van defensie. Macron profileert zichzelf als redder van Europa. Hij ziet voor Frankrijk een leidende rol weggelegd. Maar wat kan ervan terechtkomen? Zijn de plannen realistisch nu het VK vertrokken is en hij deze oppositie niet langer hoeft te weerstaan, of blijft het slechts een fantasie vanwege coalities van andere landen, zoals de nieuwe Hanzeliga onder leiding van Nederland?
Na het vertrek van de Britten verliest Europa niet alleen haar tweede kernmacht, maar ook een permanente zetel in de VN-veiligheidsraad. Frankrijk is nu het enige land in de unie met kernwapens. Nu de toekomst van de NAVO onzeker lijkt, kunnen de Fransen een grotere stempel gaan drukken op het gezamenlijke defensiebeleid en daar ook de noodzaak van benadrukken. Frankrijk publiceerde ook samen met Duitsland een ‘non paper’ (stuk zonder officiële status) met een voorstel voor de organisatie van een ‘Conferentie over de Toekomst van Europa.’
Ook het machtsevenwicht binnen de Raad van de Europese Unie i verschuift. Om een meerderheid, of misschien nog belangrijker, een blokkerende minderheid (landen waar in totaal 35% van het totaalaantal inwoners van de EU woont) te vormen, zijn de stemmen van de Fransen of de Duitsers nóg belangrijker geworden. Het Verenigd Koninkrijk kon als grote lidstaat regelmatig voor tegenwicht zorgen. Nu dat is weggevallen ligt de weg open voor hervormingen, zou je zeggen.
De realiteit
Maar zit de rest van de lidstaten wel te wachten op deze hervormingen? Veel van de noordelijke lidstaten (verenigd in de ‘Hanzeliga’) willen namelijk helemaal geen diepere integratie. Zij zagen in het Verenigd Koninkrijk een belangrijke partner op het gebied van vrijhandel binnen de EU verdwijnen. Zij willen, net als de Britten, een kleiner EU-budget en strakkere begrotingsregels. De landen zijn tegen een zogenaamde ‘transferunie’, waar geldstromen van rijkere naar armere landen bewegen. Ondanks dat deze landen geen blokkerende minderheid kunnen vormen, eisen ze wel een plek op aan de onderhandelingstafel; in de Raad worden besluiten namelijk het liefst met consensus genomen. Als de Fransen de hervormingen door willen voeren, moeten ze dit samen doen met Berlijn. Maar de Duitsers zijn niet bijster enthousiast. Merkel moet ook denken aan haar eigen achterban, de CDU-CSU zag niet veel in de economische plannen van Macron. Ze haakte wel aan bij het voorstel om een Europese veiligheidsraad op te richten.
Ondertussen is Macron hard op weg om de Frans-Duitse samenwerking nieuw leven in te blazen. Op 22 januari 2019, precies 56 jaar na het Élyséeverdrag, tekenden beide landen een nieuw vriendschapsverdrag: het verdrag van Aken. Hoewel het verdrag weinig concrete punten bevatte, spraken ze af om intensiever samen te gaan werken op defensiegebied binnen de EU. Het is echter onzeker hoe de Frans-Duitse samenwerking gaat verlopen na de Duitse verkiezingen. Mocht de politiek in Duitsland een ruk naar rechts maken, dan kan de – toch al broze – samenwerking opnieuw op losse schroeven komen te staan.
Hoe dan ook: door het vertrek van de Britten zijn de kaarten binnen Europa opnieuw geschud. Een belangrijke blokkerende macht tegen Franse wens tot intensivering van de integratie valt weg. Er zijn kansen genoeg voor Frankrijk om de historische trend van centralisatie door te zetten. Als Macron de Frans-Duitse motor weer aan de praat kan krijgen, kan hij de droom van Charles de Gaulle verwezenlijken: een Europa met Frankrijk aan het roer.
Auke Wegink is betrokken bij de centrale redactie van PDC en in die functie verbonden aan het Montesquieu Instituut als redacteur van de Hofvijver.