Het 'samengeraapte zooitje' van Costa mag door
Eigenlijk kan het niet, maar het is eind november 2015 en een sociaaldemocraat wordt premier van een land in Zuid-Europa. Onder zijn leiding groeit de economie als kool, daalt de staatsschuld en halveert de werkloosheid. Hij verhoogt de ambtenarensalarissen en het minimumloon, maar oogst bewondering bij zijn Europese collega’s voor zijn strakke begrotingsbeleid – nota bene, hij regeert met gedoogsteun van twee uiterst linkse partijen. Hij sleept voor landgenoten belangrijke posten binnen, zoals die van secretaris-generaal van de VN en het voorzitterschap van de Eurogroep i. Zijn termijn maakt hij vol. Na vier jaar, op 6 oktober 2019, zijn er verkiezingen en wint zijn eigen partij, blijven zijn linksere gedoogpartners grotendeels overeind en heeft de rechtse oppositie het nakijken. Tussendoor wint zijn land voor het eerst in zijn geschiedenis het EK voetbal én het Eurovisie songfestival. Het kan niet op.
Toch zijn in Portugal tijden van voorspoed altijd uiterst kwetsbaar gebleken, en zo kan je ook bij de successen van premier António Costa i en zijn Partido Socialista (PS) kanttekeningen plaatsen. De bosbranden in Pedrógão Grande in 2017 kostten aan 66 mensen het leven en legden pijnlijk het falende gefragmenteerde bosbeheer bloot. Het toerisme blijft groeien en de huizenmarkt floreert, maar in onderwijs en gezondheidszorg wordt nog steeds te weinig geïnvesteerd, minder zelfs dan in landen als Griekenland en Italië, afgezet tegen het BBP. De staatsschuld, die tussen 2000 en 2014 steeg van 50% naar 130% BBP, daalt ongeveer 2x langzamer dan hij kon stijgen, en dan nog slechts bij de gratie van de lage rente.
Dan de verkiezingen zelf: slechts 54,4% van de Portugezen ging deze maand naar de stembus: een absoluut dieptepunt sinds de Anjerrevolutie van 1974. En Costa slaagde er met 36,3% van de stemmen ook nu bepaald niet in zijn gewenste absolute meerderheid te halen, iets dat zijn PS-voorganger Sócrates nog wel lukte. Bij Costa’s aantreden werd zijn gelegenheidscoalitie door zijn tegenstanders al ‘geringonça’ gedoopt, vrij vertaald ‘een samengeraapt zooitje’, tekenend voor een land dat weinig op heeft met coalitieregeringen – zeker op links. Costa adopteerde de term al snel als geuzennaam. Tot deze geringonça is Costa ook de komende vier jaar veroordeeld, zij het met meer keuzevrijheid: de partij Links Blok alleen, vergelijkbaar met de SP i in Nederland, is groot genoeg om de PS aan een meerderheid te helpen in het 230 zetels tellende Portugese eenkamerparlement.
Portugese verkiezingen zijn doorgaans geen toneel van politieke aardverschuivingen. Sinds 1974 leveren de centrumlinkse PS en de centrumrechtse PSD afwisselend de premier, en de laatste decennia zweven daaromheen drie partijen die bij elkaar de overige pakweg 20% van de zetels vullen: naast het genoemde Links Blok is er een samenwerkingsverband van communisten en groenen (CDU) en de conservatieve CDS-PP. Daar kwam in 2015, met één zetel, de partij Mensen-Dieren-Natuur (PAN) bij, een zusterpartij van de Partij voor de Dieren i, die in september nog bezoek kreeg van Marianne Thieme i. Zij groeien nu door naar 4 zetels; een knappe prestatie, zeker omdat Portugal zijn parlementszetels verdeelt via 22 kieskringen, die elk 2 (Portalegre) tot 48 (Lissabon) zetels verdelen. Bij een one man, one vote-systeem was de partij op het dubbele aantal zetels uitgekomen. Nog drie partijen krijgen in 2019 voor het eerst een zetel: het Liberaal Initatief, de eerste liberale in het Portugese parlement, Chega! (‘Genoeg!), de Portugese evenknie van het rechts-populistische Spaanse VOX, en LIVRE (‘VRIJ’), een nieuwe progressief-linkse en pro-Europese partij. Hiermee lijkt Portugal in navolging van Spanje nu ook voorzichtig stappen te zetten richting een pluriformer politiek landschap.
In de eerste helft van 2021 neemt Portugal, naar verwachting onder premier Costa, het voorzitterschap van de Europese Unie i op zich. Die eer viel ook voorgangers Cavaco Silva (PSD, 1992) en Guterres (PS, 2000) ten deel in hun tweede termijn. Beide premiers stortten zich gedurende een halfjaar op de hogere internationale politiek en konden na afloop hun verveling met interne Portugese strubbelingen nauwelijks verbergen. De vorige PS-premier José Sócrates bracht in 2007 in zijn eerste termijn als premier het Verdrag van Lissabon tot stand, maar zag zijn tweede regering voortijdig stranden en raakte vervolgens verwikkeld in de ene na de andere corruptieaffaire.
Intussen voert de centrumrechtse verliezer PSD via de Portugese kiesraad een strijd met zichzelf, die zich toespitst op de manier waarop ongeldige stemmen meetellen in de publicatie van de uitslagen. Tellen deze niet mee, dan komt partijleider Rui Rio wellicht net uit boven het dieptepunt van 28,6% dat de partij behaalde onder de mislukte oud-premier Pedro Santana Lopes in 2005. Een erekwestie, zo lijkt het. Rio versloeg Santana Lopes in 2017 in de strijd om het leiderschap van de PSD, waarna die laatste een vruchteloze poging deed om met de nieuwe partij Aliança het Parlement in te komen. Zo bekeken lijkt Costa’s belangrijkste politieke tegenstander vooralsnog zijn minste zorg.
Martijn Schukkink is Adjunct-Griffier bij de Tweede Kamer en studeerde Portugese Taal en Cultuur en Internationale Betrekkingen.