Richtlijn verlaging kosten voor breedband: Commissie daagt Bulgarije en Nederland voor het Hof en sluit twee zaken

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op donderdag 25 januari 2018.

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Bulgarije en Nederland voor het Hof van Justitie i van de EU te dagen voor de vertraging die is opgelopen bij het omzetten van de richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband (Richtlijn 2014/61/EU).

Tegelijkertijd heeft de Commissie de zaken tegen Oostenrijk en Luxemburg gesloten, aangezien zij kennis hebben gegeven van de volledige omzetting van deze richtlijn. De lidstaten hadden tot 1 januari 2016 de tijd om de richtlijn in hun nationale wetgeving om te zetten.

De Commissie vraagt het Hof een dwangsom van per dag €22 226.40 en €87 091.20 aan respectievelijk Bulgarije en Nederland op te leggen. De inbreukprocedure tegen deze landen is in maart 2016 ingeleid en de met redenen omklede adviezen in het kader daarvan zijn in september 2016 uitgebracht. Tot dusver hebben deze lidstaten de Commissie niet in kennis gesteld van alle nodige maatregelen tot omzetting van de richtlijn in nationaal recht. In juli 2017 heeft de Commissie besloten om België en Slowakije voor het Hof van Justitie te dagen voor de vertraging die is opgelopen bij het omzetten van de richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband.

Het doel van de richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband is het stimuleren van samenwerking tussen sectoren en het tot stand brengen van synergie-effecten (bijv. op het gebied van energie, water en vervoer) ten bate van de burgers door voorwaarden te scheppen voor een efficiëntere aanleg van nieuwe fysieke infrastructuur, waardoor netwerken goedkoper kunnen worden uitgerold. Civieltechnische werkzaamheden, zoals het opbreken van straten om breedband met hoge snelheid aan te leggen, maken tot 80 % uit van de kosten voor de aanleg van breedbandnetwerken.

Volgende stappen

Blijft de omzetting onvolledig en bevestigt het Hof het standpunt van de Commissie, dan moet de dwangsom worden betaald vanaf de datum van de uitspraak, of een door het Hof vastgestelde latere datum, tot de omzetting is voltooid. Over het uiteindelijke bedrag van de dwangsom beslist het Hof, maar het bedrag mag niet hoger zijn dan wat de Commissie heeft voorgesteld.

Achtergrond

De richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband (Richtlijn 2014/61/EU) is vastgesteld op 15 mei 2014. De lidstaten hadden tot 1 januari 2016 de tijd om de richtlijn in hun nationale wetgeving om te zetten.

Aangezien Bulgarije en Nederland de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan de richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband te voldoen, niet hebben vastgesteld dan wel de Commissie niet van dergelijke bepalingen in kennis hebben gesteld, voldoen zij niet aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 13 van deze richtlijn.

In de praktijk kan de Commissie het Hof overeenkomstig artikel 260, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vragen geldelijke sancties aan een lidstaat op te leggen indien deze een EU-richtlijn niet binnen de vereiste termijn in nationale wetgeving omzet. De sancties worden bepaald op grond van de ernst en de duur van de inbreuk.

Oostenrijk en Luxemburg hebben officieel kennis gegeven van de omzetting van de richtlijn en de Commissie heeft die kennisgevingen beoordeeld. Op grond daarvan stelt de Commissie voor om deze zaken te sluiten. Het besluit om dergelijke zaken betreffende niet-mededeling te sluiten, laat de beoordeling of de ter kennis gegeven maatregelen in overeenstemming zijn met de richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband onverlet.

Meer informatie

IP/18/352

 

Contactpersoon voor de pers:

Voor het publiek: Europe Direct per telefoon 00 800 67 89 10 11 of e-mail