Synergie en vereenvoudiging voor het cohesiebeleid na 2020: Raad neemt conclusies aan

Met dank overgenomen van Raad van de Europese Unie (Raad) i, gepubliceerd op woensdag 15 november 2017.

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE:

  • 1) 
    MEMOREERT zijn conclusies van 16 november 2016 over "Resultaten en nieuwe elementen van het cohesiebeleid en de Europese structuur- en investeringsfondsen" [1] en van 25 april 2017 over "Het cohesiebeleid doeltreffender, relevanter en zichtbaarder maken voor onze burgers" [2];
  • 2) 
    NEEMT NOTA VAN de slotconclusies en aanbevelingen van de Groep op hoog niveau (GHN) inzake vereenvoudiging voor de periode na 2020 [3];
  • 3) 
    MERKT OP dat deze Raadsconclusies niet vooruitlopen op het resultaat van de onderhandelingen over het toekomstig meerjarig financieel kader van de EU, en evenmin op toekomstige besprekingen over andere aspecten van het cohesiebeleid na 2020;
  • I. 
    Synergieën, complementariteit en harmonisatie
  • 4) 
    TEKENT AAN dat alle EU-begrotingsinstrumenten, waaronder verschillende ESI-fondsen, weliswaar hun eigen specifieke taak hebben, maar dat zij op aanvullende en samenhangende wijze moeten worden gebruikt om de doelstellingen van de EU te verwezenlijken; ONDERSTREEPT dat verschillende EU-instrumenten elkaar moeten aanvullen, en ROEPT de Commissie derhalve OP om ter voorbereiding van de periode na 2020 nauwkeurig de complementariteit van en de overlappingen tussen de EU-instrumenten te analyseren, teneinde de onderlinge synergieën te versterken;
  • 5) 
    BENADRUKT dat, in een geest van beter wetgeven, het wettelijk kader voor de ESI-fondsen en andere relevante EU-programma’s van meet af aan moet worden ontworpen met oog voor de concepten synergie, samenhang en complementariteit; daarbij moet rekening worden gehouden met de verschillende beleidsterreinen waarop de verschillende ESI-fondsen betrekking hebben;
  • 6) 
    IS VAN MENING dat een harmonisatie van de regels in de richting van eenvoudiger regels voor alle EU-instrumenten zou bijdragen tot het vergroten van de duidelijkheid van deze regels voor de begunstigden, zodat de administratieve lasten voor zowel de begunstigden als de beheerders van fondsen zouden afnemen;
  • 7) 
    BENADRUKT dat soortgelijke projecten op dezelfde manier moeten worden behandeld, ongeacht de bron van financiering binnen de EU-begroting of de wijze van beheer; IS VAN MENING dat verdere onderlinge afstemming van de financieringsregels ook noodzakelijk is om een gelijk speelveld te creëren voor soortgelijke projecten die op verschillende wijze worden beheerd, met inbegrip van financiële instrumenten;
  • 8) 
    BENADRUKT derhalve dat:
  • een gestroomlijnd gemeenschappelijk Europees pakket essentiële regels, ongeacht de beheersvorm, dient te worden overwogen voor de periode na 2020, zoals voorgesteld door de GHN, waarbij moet worden vermeden dat deze afstemming leidt tot meer ingewikkelde regels in het kader van een beheersvorm of EU-instrument; ONDERSTREEPT echter dat het proces van voorbereiding voor deze basisregels moet worden besproken met lidstaten, regio’s en deskundigen van de betrokken sectoren, overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving;
  • de toepassing en handhaving van de naleving van de mededingingsregels die nodig zijn voor het functioneren van de interne markt, moet zorgen voor een consistente behandeling van soortgelijke projecten in de hele EU-begroting, ongeacht de beheersvorm, waarbij rekening dient te worden gehouden met de specifieke kenmerken van de landbouw- en de visserijsector;

II. Vereenvoudiging van het cohesiebeleid en de ESI-fondsen na 2020

  • 9) 
    IS ZICH ERVAN BEWUST dat de hoeveelheid en de complexiteit van de regels die zijn ingevoerd voor de programmeringsperiode 2014‑2020, de begunstigden en de autoriteiten van de lidstaten voor problemen blijven stellen, en BLIJFT VASTHOUDEN AAN een aanzienlijke vereenvoudiging van deze regels;
  • 10) 
    BEKLEMTOONT dat complexe en uitgebreide regels één van de belangrijkste oorzaken zijn van fouten en vertragingen in het kader van het cohesiebeleid, en dat vereenvoudiging ervan, zowel op EU- als op nationaal niveau, zou bijdragen tot het voorkomen van die fouten en vertragingen. Op die manier worden de financiële risico’s en de administratieve lasten in verband met fouten en financiële correcties verminderd;
  • 11) 
    BENADRUKT de noodzaak van een duidelijke verdeling van bevoegdheden tussen het EU-niveau en het nationale niveau, en van een striktere naleving van het subsidiariteitsbeginsel, op basis van wederzijds vertrouwen; STEUNT in dit verband een doeltreffende toepassing van de "single audit"-benadering, waardoor de controlelast voor zowel begunstigden als nationale overheden wordt beperkt;
  • 12) 
    ONDERKENT dat vereenvoudiging van de uitvoerings- en controleregels ruimte biedt voor een scherper accent op resultaten, en aldus bijdraagt tot zowel kostenefficiëntie als efficiënt beleid;
  • 13) 
    VERWELKOMT tegen deze achtergrond de aanbeveling van de GHN voor een veel eenvoudiger en doelgerichter uitvoeringssysteem voor na 2020, waarbij de uitgebreide wetgeving en de richtsnoeren van de Commissie over de ESI-fondsen worden beperkt. Op die manier worden de doeltreffendheid en de efficiëntie verbeterd en wordt microbeheer van deze fondsen op EU-niveau voorkomen;
  • 14) 
    ROEPT de Commissie OP in haar voorbereiding voor wetgevingsvoorstellen voor de periode na 2020 onder meer:
  • a) 
    in samenwerking met de lidstaten een juridisch kader voor de periode na 2020 te ontwerpen, de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid strikt toe te passen, te werken aan een aanzienlijke, maar gerichte beperking van de reikwijdte en gedetailleerdheid van de huidige regelgeving, en daarbij voor zover mogelijk de stabiliteit en continuïteit van de bestaande uitvoeringssystemen te verzekeren;
  • b) 
    te zorgen voor continuïteit voor de aangewezen of geaccrediteerde autoriteiten die in de periode 2014‑2020 taken van beheer, certificering en financiële controle vervullen en waarvan de bekwaamheid reeds is aangetoond, zodat zij hun taken zonder onderbreking of vertraging kunnen blijven vervullen in de volgende programmeringsperiode;
  • c) 
    betere voorwaarden te creëren voor het combineren van subsidies en financieringsinstrumenten, en het gebruik van financieringsinstrumenten te vereenvoudigen door de voorschriften dichter bij de gebruikelijke financiële marktpraktijken te brengen;
  • d) 
    toe te werken naar een eenvoudiger en meer samenhangend systeem van indicatoren, aan de hand waarvan beleidsmakers de effecten van verschillende fondsen beter kunnen beoordelen en lering kunnen trekken uit de ervaring, met inachtneming van de specifieke kenmerken van deze fondsen, en de rapportage te vereenvoudigen;
  • e) 
    inspanningen te leveren om te komen tot één enkele reeks eenvoudige, duidelijke en beperkte regels voor de ESI-fondsen, en zich te beraden op verdere onderlinge afstemming van de regels voor de ESI-fondsen en die welke gelden voor andere EU-instrumenten, waar passend, en daarbij rekening te houden met de noodzaak van een consequente behandeling van soortgelijke projecten, alsmede met de specifieke taken van de fondsen als omschreven in het Verdrag;
  • f) 
    de rol van partnerschapsovereenkomsten en programma’s opnieuw te evalueren met het oog op versterking van de strategische waarde ervan en het vermijden van dubbel werk, rekening houdend met de ervaringen en specifieke kenmerken van lidstaten en regio’s;
  • g) 
    een geïntegreerde aanpak van programmering en uitvoering in het kader van het cohesiebeleid te handhaven en aan te moedigen, inclusief de mogelijkheid om op meerdere fondsen gebaseerde operationele programma’s uit te werken;
  • h) 
    een meer gerichte en gestroomlijnde reeks relevante ex-antevoorwaarden te overwegen en te analyseren of en hoe op maat gesneden en gerichte landspecifieke ex-antevoorwaarden kunnen worden gebruikt om de ESI-fondsen doeltreffender te maken, en tegelijkertijd te blijven zorgen voor een consistente aanpak in de hele EU;
  • i) 
    te overwegen om de naleving van de ex-antevoorwaarden te gebruiken als indicatie dat de nationale en regionale systemen op de terreinen waarvoor de desbetreffende ex-antevoorwaarden gelden, goed functioneren zonder dat extra controle- en nalevingsvoorschriften worden ingevoerd voor met name de autoriteiten die de ESI-fondsen beheren;
  • j) 
    na te denken over de invoering van een eenvoudiger uitvoeringssysteem dat gebaseerd is op de daadwerkelijke toepassing van het evenredigheidsbeginsel en het vertrouwen in nationale regels en goed functionerende nationale en regionale systemen, en dat openstaat voor alle lidstaten en regio’s op basis van transparante, objectieve en meetbare criteria;
  • k) 
    de duidelijkheid, de rechtszekerheid en de samenhang bij de toepassing van horizontale EU-regels te vergroten, met name op het gebied van overheidsopdrachten;
  • 15) 
    HERHAALT zijn conclusies van 25 april 2017, waarin hij de Commissie verzoekt om in het voorbereidingsproces voor de periode na 2020 de beleidsdialoog met de lidstaten te voeren, en waarin de Commissie wordt opgeroepen om haar voorstellen voor het cohesiebeleid na 2020 zo vroeg mogelijk in 2018 in te dienen;
  • 16) 
    BENADRUKT de noodzaak van een naadloze overgang tussen de programmeringsperioden;
  • 17) 
    BLIJFT VOORSTANDER van een regelmatig politiek debat tussen de bevoegde ministers in de Raad Algemene Zaken over het cohesiebeleid en de ESI-fondsen;
  • 18) 
    MEMOREERT zijn conclusies van 25 april 2017 dat de lidstaten en de Commissie zich meer moeten inspannen om het cohesiebeleid en de ESI-fondsen zichtbaarder te maken en een positiever imago te geven, en MOEDIGT vooruitgang op dit gebied AAN.

[1] Doc. 14542/16.

[2] Doc. 8463/17.

[3] http://ec.europa.eu/regional_policy/en/information/publications/reports/2017/esif-simplification-hlg-proposal-for-policymakers-for-post-2020.

Naar de bladzijde "Vergaderingen" Download als PDF