Honderd jaar nieuw kiezers: zonder vrouwenstem verliezen wij het!
In 1922 vonden de eerste verkiezingen voor de Tweede Kamer plaats na de invoering van het vrouwenkiesrecht drie jaar eerder. In een Leids stemlokaal was tussen de ingevulde stembiljetten een gedicht aangetroffen: ‘Wie had vóór vijftig jaar gedacht/Dat vrouwen zouden moeten kiezen/Ja, elke partij, roept thans met kracht/Zonder vrouwenstem, zouden wij ’t verliezen’ (‘Verkiezingsdrukte’, Leidsch Dagblad, 6 juli 1922). De dichter of dichteres had het bij het rechte eind: deze nieuwe groep kiezers deed er toe. Het was de grootste kiesrechtuitbreiding die Nederland ooit had meegemaakt. Het electoraat groeide van circa anderhalf naar drie miljoen kiezers.
Sinds de invoering van het actief kiesrecht voor alle mannen boven de 25 jaar – dit jaar precies een eeuw geleden – werd het electoraat meermalen uitgebreid. Zo kregen vrouwen het stemrecht (1919) en werd de kiesgerechtigde leeftijd verlaagd naar 18 jaar (1946-1972). Ook de naoorlogse dekolonisatie, de Europese integratie en de komst van gastarbeiders leverden nieuwe categorieën kiezers op.
De serie ‘Honderd jaar nieuwe kiezers’ – verzorgd door het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis i, de afdeling Politieke Geschiedenis van de Radboud Universiteit en de Kiesraad i – brengt wekelijks in kaart hoe deze ‘first time voters’ naar de stembus werden gelokt en wat hun ervaringen waren.