Macroeconomic dialogue with the social partners, 7 November 2016
Het voorzitterschap van de Raad i, de Europese Centrale Bank i en de Europese Commissie i hebben op 7 november 2016 de Europese sociale partners ontmoet om het investeringsplan voor Europa te bespreken en daarbij de nadruk te leggen op het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en op de derde pijler van het plan, die erop gericht is belemmeringen voor investeringen weg te nemen.
In zijn openingstoespraak zei Peter Kažimír, minister van Financiën van Slowakije en voorzitter van de Raad i, het volgende: "De Europese economie blijft zich matig maar gestaag herstellen. Om de groei te versterken, nieuwe banen te scheppen en duurzaamheid op lange termijn te waarborgen, moeten wij particuliere en publieke investeringen stimuleren. Het investeringsplan voor Europa biedt die investeringsmogelijkheid. Om het potentieel van het EFSI ten volle te benutten moeten wij de additionaliteit van projecten verbeteren, meer de nadruk leggen op aandelenfinanciering, en zorgen voor een grotere geografische balans van projecten. Onze beleidsreactie mag daar echter niet ophouden. Het wegnemen van belemmeringen voor investeringen is even belangrijk als de rest willen wij het nodige particuliere kapitaal aantrekken."
Valdis Dombrovskis i, vicevoorzitter van de Commissie, zei: "Onder de huidige omstandigheden moeten wij alle beleidsinstrumenten - monetair, fiscaal en structureel - inzetten om de economische vooruitzichten van Europa te verbeteren. Permanente dialoog en samenwerking met de sociale partners zijn nodig om het juiste evenwicht te vinden en de effecten van beleidsmaatregelen op de reële economie te optimaliseren, zodat de groei wordt gestimuleerd en nieuwe en met name kwalitatief goede banen worden gecreëerd."
Peter Faross, secretaris-generaal van de Europese Unie van het Ambacht en van het Midden- en Kleinbedrijf (UEAPME), zei namens de Europese mkb-ondernemingen: "Onze meest recente cijfers voor het mkb laten een bescheiden groei en een lichte toename van de werkgelegenheid zien. Mkb-ondernemingen aarzelen echter nog om te investeren vanwege de lage rentabiliteit, de onzekerheid en de problemen bij de financiering van innovatie en investeringen. Daarom komt de verlenging van het Europees investeringsplan op het juiste moment en verbaast het ons niet dat volop gebruik wordt gemaakt van de financieringsmogelijkheid voor het mkb. Een verlenging van het EFSI is cruciaal om het huidige herstel te consolideren door te voorzien in risicohoudende financiële instrumenten op lange termijn die het mkb in staat stellen te innoveren en te investeren."
Directeur-generaal Markus J. Beyrer merkte namens de Europese ondernemingsorganisatie BusinessEurope het volgende op: "Europese ondernemingen verwachten dat het economisch herstel van de EU zich doorzet ondanks een steeds moeilijker internationaal klimaat. Hoewel een toenemende vraag van de EU-consumenten de groei helpt aanwakkeren, moet er meer worden gedaan om de belemmeringen voor de wereldhandel en de slinkende groei van die wereldhandel aan te pakken. De investeringen nemen weliswaar toe, maar er moet nog veel werk worden verzet om het investeringsklimaat in de EU aantrekkelijker te maken en aldus de nog steeds belangrijke investeringskloof in vergelijking met het niveau van vóór de crisis te dichten. Tot dusver lijkt de keuze van het Verenigd Koninkrijk om uit de EU te stappen het ondernemersvertrouwen niet te hebben aangetast. Deze keuze blijft echter wel een risico op lange termijn gezien de diepe verwevenheid tussen de economie van de EU en die van het VK. Wij moeten zo nauw mogelijke economische betrekkingen tussen de EU en het VK blijven onderhouden, maar dit mag niet ten koste gaan van de integriteit van de eengemaakte markt. Cherrypicking tussen de 4 vrijheden van de eengemaakte markt is geen optie."
Adjunct-secretaris-generaal Veronica Nilsson onderstreepte namens het Europees Verbond van Vakverenigingen i (EVV) het volgende: "Al 40 jaar lang wordt van werknemers verwacht dat zij meer doen voor minder. In 26 van de 28 lidstaten gaat het aandeel van de salarissen in het bbp sinds de jaren tachtig naar beneden. Werknemers moeten concurrerender en flexibeler worden, en worden minder beschermd. Het resultaat is een financiële, economische en sociale crisis vanwege overgefinancialiseerde economieën. De winsten hebben zich na de crisis hersteld, maar de werknemers komen er slechter uit. Sinds 2009 behoren Hongarije, Nederland, Ierland, het VK, Italië, Roemenië, Denemarken, Portugal, Finland en Oostenrijk tot de EU-landen i waar er nog steeds een kloof gaapt tussen loon en productiviteit, ten nadele van de loontrekkenden. Daarom moeten nu de lonen van alle werknemers in Europa worden verhoogd."
Secretaris-generaal Valeria Ronzitti zei namens het CEEP (Europees Centrum van overheidsbedrijven): "De Europese economie heeft een sterke stimulans nodig. Na jaren van crisis zien we eindelijk positieve signalen die wijzen op stabilisering van onze groei en werkgelegenheid. Dit is voor ons echter niet genoeg om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van onze veranderende samenlevingen, die te maken hebben met de globalisering, de digitalisering, de modernisering van de arbeidsmarkten en de vergrijzing. Voor het CEEP blijft het ondersteunen van een krachtig investeringsbeleid essentieel, op EU-niveau door het versterken van het EFSI en op nationaal niveau met nieuwe steunmaatregelen voor publieke en particuliere investeringen ter verhoging van de productiviteit en de werkgelegenheid. Willen wij onze gemeenschappelijke doelen bereiken, dan moeten wij ook werk maken van de paradox tussen de consolidatie van de overheidsfinanciën en het herstel van de economie. Dit houdt in dat het stabiliteits- en groeipact opnieuw moet worden bezien op een eerlijke en niet-ideologische wijze om ruimte te maken voor nieuwe investeringen in onze overheidsinfrastructuur."
Wilhem Molterer, algemeen directeur van het EFSI, zei: "Willen wij de economische vooruitzichten in de EU verbeteren, dan moeten wij investeringen in de reële economie absoluut blijven ondersteunen. Het investeringsplan voor Europa, en het EFSI in het bijzonder, maken de doelstelling van meer investeringen voor groei en banen waar. Naar verwachting zal het EFSI bijna € 140 miljard aan nieuwe investeringen aantrekken in alle belangrijke sectoren van de economie. Een onafhankelijke evaluatie van de EIB i bevestigt dat het EFSI goed op weg is zijn ambitieuze doelstelling te halen en wijst erop dat alle drie de pijlers van het investeringsplan voor Europa essentieel zijn. Om een succes te worden, zijn er voor het EFSI vorderingen nodig, meer bepaald met de derde pijler van het plan, die ten doel heeft de resterende belemmeringen voor investeringen weg te nemen op EU-niveau en op het niveau van de lidstaten."
De hier aangehaalde standpunten zijn die van de persoon/organisatie in kwestie, en vormen samen niet het standpunt van de Raad of de Europese Raad.