2013/776/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 december 2013 tot oprichting van het „Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur” en tot intrekking van Besluit 2009/336/EG

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

19.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/46

 

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2013

tot oprichting van het „Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur” en tot intrekking van Besluit 2009/336/EG

(2013/776/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (1), en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EG) nr. 58/2003 verleent de Commissie de bevoegdheid om aan uitvoerende agentschappen de taak te delegeren om, namens haar en onder haar verantwoordelijkheid, EU-programma’s of -projecten geheel of gedeeltelijk in overeenstemming met die verordening uit te voeren.

 

(2)

Door de uitvoering van programma’s toe te vertrouwen aan uitvoerende agentschappen kan de Commissie zich focussen op haar kernactiviteiten en -taken die niet kunnen worden uitbesteed, zonder dat zij evenwel de controle en de eindverantwoordelijkheid verliest over de door de uitvoerende agentschappen beheerde activiteiten.

 

(3)

De delegatie van taken voor de uitvoering van een programma aan een uitvoerend agentschap vereist een duidelijke scheiding tussen de stadia van de programmering met een ruime beoordelingsmarge om door beleidsoverwegingen gemotiveerde keuzen te maken, wat door de Commissie gebeurt, en de uitvoering van het programma, die moet worden toevertrouwd aan het uitvoerend agentschap.

 

(4)

Bij Besluit 2005/56/EG (2) heeft de Commissie het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (hierna „het Agentschap” genoemd) opgericht en belast met het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur.

 

(5)

De Commissie heeft het mandaat van het Agentschap herhaaldelijk gewijzigd om het uit te breiden tot het beheer van nieuwe projecten en programma’s op het gebied van onderwijs, audiovisuele media, burgerschap en jeugdzaken en heeft vervolgens Besluit 2005/56/EG vervangen door Besluit 2009/336/EG van de Commissie (3).

 

(6)

In haar mededeling van 29 juni 2011„Een begroting voor Europa 2020” (4) heeft de Commissie voorgesteld intensiever gebruik te maken van bestaande uitvoerende agentschappen voor de uitvoering van EU-programma’s in het volgende meerjarig financieel kader.

 

(7)

Het Agentschap heeft blijk gegeven van een grote technische en financiële deskundigheid bij het beheer van EU-programma’s. Uit tevredenheidsenquêtes in het kader van de eerste en de tweede tussentijdse evaluatie van het EACEA (2009 en 2013) blijkt dat de begunstigden en andere belanghebbenden vinden dat het EACEA in vergelijking met eerdere regelingen (Bureau voor technische ondersteuning) een betere dienstverlening biedt. EACEA slaagt erin hooggekwalificeerd personeel aan te trekken en te behouden, wat dan weer zorgt voor een stabiel personeelsbestand. Het Agentschap stroomlijnt voortdurend zijn interne werking met het oog op een grotere efficiëntie en tracht de aanpak van de verschillende programma’s op dezelfde leest te schoeien. Het haalt voordeel uit zijn status van publiek orgaan dat specifiek is opgericht voor het beheer van programma’s op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur. Die focus vergroot de zichtbaarheid van de EU-programma’s bij de belanghebbenden en het algemene publiek. Het bestaan van één enkele entiteit die een aantal complementaire programma’s beheert, leidt tot synergieën op het vlak van zichtbaarheid van EU-maatregelen waar alle programma’s voordeel uit halen. Controles achteraf tonen aan dat de foutenpercentages bij het EACEA laag zijn: die liggen ruim onder de 2 %-grens. De tweede tussentijdse evaluatie maakt melding van een voortdurend toenemende technische en financiële deskundigheid bij het EACEA, waardoor uit de kernprestatie-indicatoren (KPI’s) dan weer blijkt dat het Agentschap in het algemeen steeds beter presteert.

 

(8)

Wanneer de kosten worden vergeleken met de optie van intern beheer, blijkt uit de kosten-batenanalyse overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 58/2003 dat het beheren van de opdrachten binnen de Commissie veel meer zou kosten (23 % in termen van netto contante waarde). De nieuwe programma’s die in aanmerking worden genomen voor delegatie aan het EACEA liggen in het verlengde van het huidige mandaat en de huidige opdracht van het Agentschap en behelzen een voortzetting van de bestaande activiteiten. Het Agentschap heeft bij het jarenlange beheer van deze programma’s bekwaamheid, deskundigheid en vaardigheid opgebouwd. De nieuwe programma’s zouden dan ook baat hebben bij de door EACEA opgebouwde ervaring en deskundigheid op het gebied van programmabeheer en de daaruit voortvloeiende productiviteitswinsten. Een overgang naar intern beheer zou tot verstoringen leiden, aangezien de meeste programma’s nooit intern zijn beheerd door de bevoegde DG’s, die daartoe niet de nodige capaciteiten hebben. Delegatie van het beheer van de programma’s aan het EACEA zou dan ook de bedrijfscontinuïteit voor begunstigden van en belanghebbenden bij de programma’s verzekeren. Door een delegatie aan het EACEA zal de Commissie zich ook beter kunnen blijven richten op haar institutionele taken.

 

(9)

Om de uitvoerende agentschappen een samenhangende identiteit te geven, heeft de Commissie bij de vaststelling van de nieuwe mandaten van de agentschappen voor zover mogelijk de werkzaamheden gegroepeerd per thematisch beleidsterrein.

 

(10)

Het Agentschap moet worden belast met de uitvoering van delen van de volgende nieuwe EU-programma’s en -maatregelen:

 

Erasmus+ (5) (opvolger van onder meer het programma Een leven lang leren (6), Jeugd in actie (7) en Erasmus Mundus (8));

 

Creatief Europa (9) (opvolger van onder meer de programma’s Media (10) en Cultuur (11));

 

Europa voor de burger (12) (opvolger van het programma Europa voor de burger (13));

 

EU Aid Volunteers (14) (opvolger van het proefprogramma Voorbereidende actie — Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening);

 

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs in het kader van externe samenwerkingsinstrumenten (15) (opvolgers van externe samenwerkingsinstrumenten tot en met 2013 (16));

 

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs in het kader van het meerjarig financieel kader betreffende de financiering van de EU-samenwerking met de landen van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan en de landen en gebieden overzee voor de periode 2014-2020 (elfde Europees Ontwikkelingsfonds) (17).

 

(11)

Het Agentschap moet belast blijven met de uitvoering van delen van de volgende nieuwe EU-programma’s en -maatregelen:

 

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa (Phare), bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad (18);

 

het programma ter bevordering van de ontwikkeling en de distributie van Europese audiovisuele werken (Media II — Ontwikkeling en distributie) (1996-2000), vastgesteld bij Besluit 95/563/EG van de Raad (19);

 

het opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisuele programma-industrie (Media II — Opleiding) (1996-2000), goedgekeurd bij Besluit 95/564/EG van de Raad (20);

 

de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied „Socrates” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 253/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (21);

 

de tweede fase van het communautaire actieprogramma inzake beroepsopleiding „Leonardo da Vinci” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit 1999/382/EG van de Raad (22);

 

het communautaire actieprogramma „Jeugd” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 1031/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (23);

 

het programma „Cultuur 2000” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 508/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (24);

 

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende de verlening van bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië (2000-2006), bedoeld in Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 van de Raad (25);

 

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo (Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties) (2000-2006), goedgekeurd bij Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad (26);

 

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (Meda), goedgekeurd bij Verordening (EG) nr. 2698/2000 van de Raad (27);

 

de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit 1999/311/EG van de Raad (28);

 

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (2001-2005), goedgekeurd bij Besluit 2001/196/EG van de Raad (29);

 

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding (2001-2005), goedgekeurd bij Besluit 2001/197/EG van de Raad (30);

 

het programma ter aanmoediging van de ontwikkeling van Europese audiovisuele werken (Media Plus — Ontwikkeling, distributie en promotie) (2001-2006), goedgekeurd bij Besluit 2000/821/EG van de Raad (31);

 

het opleidingsprogramma voor vakmensen van de Europese audiovisuele programma-industrie (Media — Opleiding) (2001-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 163/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad (32);

 

het meerjarenprogramma voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma) (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 2318/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (33);

 

het communautaire actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap („civic participation”) (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit 2004/100/EG van de Raad (34);

 

het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 790/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (35);

 

het communautaire actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 791/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (36);

 

het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 792/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (37);

 

het programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008), goedgekeurd bij Besluit nr. 2317/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (38);

 

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (2006-2013), goedgekeurd bij Besluit 2006/910/EG van de Raad (39);

 

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren (2006-2013), goedgekeurd bij Besluit 2006/964/EG van de Raad (40);

 

het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (41);

 

het programma „Cultuur” (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1855/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (42);

 

het programma „Europa voor de burger” ter bevordering van een actief Europees burgerschap (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1904/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (43);

 

het programma „Jeugd in actie” (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1719/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (44);

 

het programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (Media 2007) (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (45);

 

het actieprogramma Erasmus Mundus (II) 2009-2013 voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen, goedgekeurd bij Besluit nr. 1298/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad (46);

 

het samenwerkingsprogramma met vakmensen uit derde landen op audiovisueel gebied (Media Mundus) (2011-2013), vastgesteld bij Besluit nr. 1041/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad (47);

 

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende hulp voor economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië, goedgekeurd bij Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad (48);

 

de projecten op het gebied van hoger onderwijs en jeugd die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA), vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad (49);

 

de projecten op het gebied van basis-, secundair en hoger onderwijs en jeugd die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad (50);

 

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering door het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad (51);

 

de projecten op het gebied van hoger onderwijs en jeugd die in aanmerking komen voor financiering door het financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad (52);

 

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering door de middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds overeenkomstig de Partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, getekend te Cotonou op 23 juni 2000 (Besluit 2003/159/EG van de Raad (53)), als gewijzigd bij de te Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende overeenkomst (Besluit 2005/599/EG van de Raad (54)).

 

(12)

Het beheer van die delen van die programma’s en maatregelen behelst de uitvoering van projecten met een technisch karakter, die geen besluitvorming van politieke aard inhouden, en vergt een grote technische en financiële deskundigheid gedurende de gehele projectcyclus.

 

(13)

Voor een samenhangende, tijdige uitvoering van dit besluit en van de betrokken programma’s is het noodzakelijk dat het Agentschap zijn taken in verband met de uitvoering van deze programma’s opneemt onder voorbehoud van en met ingang van de datum van inwerkingtreding van die programma’s.

 

(14)

Het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur dient te worden opgericht. Het dient het bij Besluit 2009/336/EG opgerichte Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur te vervangen en op te volgen. Het dient te opereren overeenkomstig het bij Verordening (EG) nr. 58/2003 vastgestelde algemene statuut.

 

(15)

Besluit 2009/336/EG tot oprichting van het uitvoerend agentschap moet worden ingetrokken en er dienen overgangsbepalingen te worden vastgesteld.

 

(16)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de uitvoerende agentschappen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting en termijn

Het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (hierna „het Agentschap” genoemd) wordt hierbij opgericht voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2024; de statuten van het Agentschap vallen onder Verordening (EG) nr. 58/2003.

Artikel 2

Vestiging

Het Agentschap is gevestigd te Brussel.

Artikel 3

Doelstellingen en taken

  • 1. 
    Het Agentschap wordt belast met de uitvoering van bepaalde delen van de volgende EU-programma’s:
 

a)

Erasmus+;

 

b)

het programma Creatief Europa;

 

c)

het programma „Europa voor de burger”;

 

d)

het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening — EU Aid Volunteers;

 

e)

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs in het kader van de volgende externe samenwerkingsinstrumenten:

 

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (55);

 

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (56);

 

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (57);

 

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen (58);

 

Verordening van de Raad inzake de uitvoering van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds (59).

De eerste alinea is van toepassing onder voorbehoud van en met ingang van de datum van inwerkingtreding van elk van die programma’s.

  • 2. 
    Het Agentschap wordt belast met de uitvoering van de erfenis van bepaalde delen van de volgende EU-programma’s:
 

a)

projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa (Phare), bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3906/89;

 

b)

het programma ter bevordering van de ontwikkeling en de distributie van Europese audiovisuele werken (Media II — Ontwikkeling en distributie) (1996-2000), vastgesteld bij Besluit 95/563/EG;

 

c)

het opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisuele programma-industrie (Media II — Opleiding) (1996-2000), goedgekeurd bij Besluit 95/564/EG;

 

d)

de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied „Socrates” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 253/2000/EG;

 

e)

de tweede fase van het communautaire actieprogramma inzake beroepsopleiding „Leonardo da Vinci” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit 1999/382/EG;

 

f)

het communautaire actieprogramma „Jeugd” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 1031/2000/EG;

 

g)

het programma „Cultuur 2000” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 508/2000/EG;

 

h)

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende de verlening van bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië (2000-2006), bedoeld in Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000;

 

i)

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo (Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties) (2000-2006), goedgekeurd bij Verordening (EG) nr. 2666/2000;

 

j)

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (Meda), goedgekeurd bij Verordening (EG) nr. 2698/2000;

 

k)

de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit 1999/311/EG;

 

l)

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (2001-2005), goedgekeurd bij Besluit 2001/196/EG;

 

m)

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding (2001-2005), goedgekeurd bij Besluit 2001/197/EG;

 

n)

het programma ter aanmoediging van de ontwikkeling van Europese audiovisuele werken (Media Plus — Ontwikkeling, distributie en promotie) (2001-2006), goedgekeurd bij Besluit 2000/821/EG;

 

o)

het opleidingsprogramma voor vakmensen van de Europese audiovisuele programma-industrie (Media — Opleiding) (2001-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 163/2001/EG;

 

p)

het meerjarenprogramma voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma) (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 2318/2003/EG;

 

q)

het communautaire actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap („civic participation”) (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit 2004/100/EG;

 

r)

het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 790/2004/EG;

 

s)

het communautaire actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 791/2004/EG;

 

t)

het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 792/2004/EG;

 

u)

het programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008), goedgekeurd bij Besluit nr. 2317/2003/EG;

 

v)

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (2006-2013), goedgekeurd bij Besluit 2006/910/EG;

 

w)

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren (2006-2013), goedgekeurd bij Besluit 2006/964/EG;

 

x)

het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1720/2006/EG;

 

y)

het programma „Cultuur” (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1855/2006/EG;

 

z)

het programma „Europa voor de burger” ter bevordering van een actief Europees burgerschap (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1904/2006/EG;

 

aa)

het programma „Jeugd in actie” (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1719/2006/EG;

 

bb)

het programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (Media 2007) (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1718/2006/EG;

 

cc)

het actieprogramma Erasmus Mundus (II) 2009-2013 voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen, goedgekeurd bij Besluit nr. 1298/2008/EG;

 

dd)

het samenwerkingsprogramma met vakmensen uit derde landen op audiovisueel gebied (Media Mundus) (2011-2013), vastgesteld bij Besluit nr. 1041/2009/EG;

 

ee)

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende hulp voor economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië, goedgekeurd bij Verordening (EEG) nr. 443/92;

 

ff)

de projecten op het gebied van hoger onderwijs en jeugd die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA), vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1085/2006;

 

gg)

de projecten op het gebied van basis-, secundair en hoger onderwijs en jeugd die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 1638/2006;

 

hh)

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering door het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1905/2006;

 

ii)

de projecten op het gebied van hoger onderwijs en jeugd die in aanmerking komen voor financiering door het financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1934/2006;

 

jj)

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering door de middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds overeenkomstig de Partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, getekend te Cotonou op 23 juni 2000 (Besluit 2003/159/EG), als gewijzigd bij de te Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende overeenkomst (Besluit 2005/599/EG).

  • 3. 
    Het Agentschap is verantwoordelijk voor de volgende taken met betrekking tot de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde delen van de EU-programma’s:
 

a)

het beheer van alle stadia van de uitvoering van de programma’s en alle fasen in de cyclus van specifieke projecten op basis van de door de Commissie vastgestelde relevante werkprogramma’s, voor zover de Commissie het Agentschap daartoe bevoegdheid heeft verleend in het delegatiebesluit;

 

b)

het vaststellen van de instrumenten tot uitvoering van de begroting, zowel aan de ontvangsten- als aan de uitgavenzijde, en het uitvoeren van alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor het beheer van het programma, voor zover de Commissie het Agentschap daartoe bevoegdheid heeft verleend in het delegatiebesluit;

 

c)

het verlenen van steun bij de uitvoering van de programma’s voor zover de Commissie het Agentschap daartoe bevoegdheid heeft verleend in het delegatiebesluit, zoals steun bij verspreidingsactiviteiten, waar van toepassing samen met nationale agentschappen;

 

d)

het opzetten van het informatienetwerk voor onderwijs in Europa (Eurydice) op EU-niveau en de uitvoering van activiteiten ter verbetering van het begrip en de kennis op jeugdgebied op EU-niveau;

 

e)

de uitvoering op EU-niveau van activiteiten ter verbetering van het begrip en de kennis op het gebied van beroepsonderwijs en -opleidingen.

  • 4. 
    Het Agentschap kan ermee worden belast administratieve en logistieke ondersteuning te bieden aan de organisaties die programma’s uitvoeren, indien daarin wordt voorzien in het delegatiebesluit en binnen de reikwijdte van de daarin vermelde programma’s.

Artikel 4

Termijn van aanstellingen

  • 1. 
    De leden van het directiecomité worden benoemd voor twee jaar.
  • 2. 
    De directeur wordt benoemd voor vier jaar.

Artikel 5

Controle en verslag over de uitvoering

Het Agentschap wordt onderworpen aan de controle van de Commissie en brengt regelmatig verslag uit over de voortgang bij de uitvoering van de EU-programma’s of delen daarvan waarmee het is belast, op de wijze en met de frequentie die in het delegatiebesluit zijn vastgesteld.

Artikel 6

Uitvoering van de huishoudelijke begroting

Het Agentschap voert zijn huishoudelijke begroting uit overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1653/2004 (60).

Artikel 7

Intrekkings- en overgangsbepalingen

  • 1. 
    Besluit 2009/336/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2014. Verwijzingen naar het ingetrokken besluit worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit.
  • 2. 
    Het Agentschap wordt beschouwd als de juridische opvolger van het bij Besluit 2009/336/EG opgerichte uitvoerend agentschap.
  • 3. 
    Onverminderd de herziening van de indelingscriteria van gedetacheerde ambtenaren waarin het delegatiebesluit voorziet, is dit besluit niet van invloed op de rechten en plichten van het personeel van het Agentschap, met inbegrip van de directeur.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Gedaan te Brussel, 18 december 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO

 

  • (4) 
    COM(2011) 500 final.
  • (5) 
    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van „Erasmus voor iedereen” — Het programma van de Unie voor onderwijs, beroepsopleiding, jeugd en sport (COM(2011) 788 van 23 november 2011) (hierna „het programma Erasmus+” genoemd).
  • (9) 
    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Creatief Europa (COM(2011) 785 van 23 november 2011).
  • Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van het programma Europa voor de burger voor de periode 2014-2020 (COM(2011) 884 van 14 december 2011).
  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (COM(2012) 514).
  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen (COM(2011) 843); voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (COM(2011) 840); voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (COM(2011) 839); voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (COM(2011) 838).
  • COM(2011) 837 final.
  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (COM(2011) 838).
  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (COM(2011) 839).
  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (COM(2011) 840).
  • Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen (COM(2011) 843).
  • Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de uitvoering van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds (COM(2013) 445).
 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.