Inbreukenpakket voor juni: voornaamste beslissingen

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op donderdag 18 juni 2015.
Inbreukenpakket voor juni: voornaamste beslissingen
Bron: Europese Commissie: Rapid persberichten

Het maandelijkse pakket inbreukbeslissingen betreft de gerechtelijke stappen van de Europese Commissie i tegen lidstaten die hun verplichtingen uit hoofde van het EU-recht niet zijn nagekomen. De beslissingen betreffen vele sectoren en beleidsterreinen en moeten ervoor zorgen dat het EU-recht correct wordt toegepast. Daar hebben zowel burgers als bedrijven baat bij.

De Commissie heeft vandaag 128 beslissingen[1] genomen; de voornaamste beslissingen volgen hieronder, gegroepeerd per beleidsterrein (bij 18 daarvan gaat het om een met redenen omkleed advies, bij 5 om een zaak die bij het Hof van Justitie van de Europese Unie i aanhangig is gemaakt en bij 44 om een schriftelijke aanmaning). Ook beëindigt de Commissie een aantal procedures waarin de problemen met de betrokken lidstaten zijn opgelost, zodat de Commissie de procedure niet hoeft voort te zetten.

Hieronder volgt een samenvatting van de voornaamste beslissingen van het inbreukenpakket voor juni. Voor nadere informatie over de inbreukprocedure, zie MEMO/12/12. Zie voor meer details over alle vandaag genomen beslissingen het register van inbreukbeslissingen.

  • 1. 
    Werkgelegenheid en sociale zaken

(meer informatie: Christian Wigand - tel. +32 229-62253)

Met redenen omkleed advies

Commissie verzoekt ZWEDEN te voldoen aan EU-coördinatieregels in verband met ouderschapstoelage

De Europese Commissie heeft Zweden verzocht te voldoen aan Verordening (EG) nr. 883/2004(de "EU-regels voor de coördinatie van de sociale zekerheid") door zijn ouderschapstoelage ("föräldrapenning") als "gezinsbijslag" en niet als "moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkering" te classificeren.

Volgens de EU-regels voor de coördinatie van de sociale zekerheid, zoals door het Hof van Justitie van de EU bevestigd in de zaak van de Zweedse föräldrapenning (arrest Kuusijärvi, C-275/96), moet een ouderschapstoelage die is bedoeld ter vervanging van het inkomen dat ouders derven doordat zij stoppen met werken om voor hun kind te kunnen zorgen, worden aangemerkt als een gezinsbijslag.

Met de EU-regels voor de coördinatie van de sociale zekerheid wat gezinsbijslagen betreft wordt beoogd te waarborgen dat uitkeringen ter bestrijding van de gezinslasten op consistente wijze tussen de lidstaten worden gecoördineerd.

Zweden heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie Zweden voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

  • 2. 
    Energie-unie

(meer informatie: Anna-Kaisa Itkonen - tel. +32 229-56186)

De EU is vastbesloten een energie-unie met een toekomstgericht klimaatbeleid op te bouwen, op basis van de kaderstrategie van de Commissie. Die strategie kent vijf onderling nauw samenhangende en elkaar versterkende dimensies: energiezekerheid, solidariteit en vertrouwen; een volledig geïntegreerde Europese energiemarkt; energie-efficiëntie als bijdrage aan de matiging van de energievraag; het koolstofvrij maken van de economie, en onderzoek, innovatie en concurrentievermogen. De Commissie zal alles in het werk stellen om de hardware van de energie-unie operationeel te maken. De eerste prioriteit voor de totstandbrenging van de energie-unie is de volledige uitvoering en strikte handhaving van de bestaande energie- en daarmee verband houdende wetgeving.

Zaken die bij het Hof van Justitie aanhangig zijn gemaakt

Commissie daagt GRIEKENLAND voor Hof en waarschuwt DUITSLAND laatste keer in verband met omzetting van energie-efficiëntierichtlijn

De Europese Commissie daagt Griekenland voor het EU-Hof omdat het de energie-efficiëntierichtlijn niet in nationaal recht heeft omgezet. In het kader van deze richtlijn moeten de lidstaten tussen 1 januari 2014 en 31 december 2020 bepaalde energiebesparingsstreefwaarden bereiken. Dat moet gebeuren door gebruik te maken van verplichtingsregelingen voor energie-efficiëntie of andere doelgerichte beleidsmaatregelen om een verbetering van de energie-efficiëntie in huishoudens, gebouwen, industrie en vervoer te stimuleren. De lidstaten moesten de verplichtingen uit hoofde van de richtlijn uiterlijk op 5 juni 2014 nakomen. In februari 2015 heeft de Commissie Griekenland een met redenen omkleed advies gestuurd met het verzoek haar alle omzettingsmaatregelen voor de energie-efficiëntierichtlijn mee te delen.

De Commissie daagt Griekenland voor het Hof en stelt voor een dwangsom van 29 145,60 EUR per dag op te leggen. Bij de hoogte van deze dwangsom is rekening gehouden met de duur en de ernst van de inbreuk. Blijft de omzetting onvolledig en bevestigt het Hof het standpunt van de Commissie, dan moet de dwangsom per dag verschuldigd worden met ingang van de datum van de uitspraak of een door het Hof vastgestelde latere datum tot de omzetting is voltooid. Over het uiteindelijke bedrag van de dwangsom beslist het Hof; dit bedrag mag evenwel niet hoger zijn dan het door de Commissie voorgestelde bedrag.

Daarnaast heeft de Europese Commissie Duitsland verzocht de energie-efficiëntierichtlijn volledig om te zetten. Duitsland heeft nu twee maanden de tijd om aan deze verplichting te voldoen, waarna de Commissie de zaak kan voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU en om financiële sancties kan verzoeken.

De Commissie onderzoekt momenteel in alle lidstaten de bij de omzetting van de energie-efficiëntierichtlijn gemaakte vorderingen. In totaal hebben 27 lidstaten (alle behalve Malta) een schriftelijke aanmaning ontvangen wegens onvolledige omzetting van de richtlijn op de vastgestelde uiterste datum (juni 2014). Tot dusver heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gestuurd aan acht lidstaten waar nog steeds geen sprake is van volledige omzetting (Oostenrijk, Portugal, Bulgarije, Kroatië, Ierland, Roemenië, Letland en vandaag aan Duitsland) en heeft zij twee lidstaten voor het Hof gedaagd (in maart 2015 Hongarije en vandaag Griekenland). De Commissie blijft toezicht houden op de bij de omzetting van de richtlijn gemaakte vorderingen; tekortkomingen zullen worden aangepakt in toekomstige cycli van inbreukprocedures.

Een persbericht is hier beschikbaar. Zie voor meer informatie de website over de energie-efficiëntierichtlijn.

Commissie daagt ROEMENIË voor Hof wegens verzuim om noodplan op te stellen voor geval van verstoring van gasvoorziening

De Europese Commissie daagt Roemenië voor het Hof van Justitie van de EU omdat het geen noodplan heeft opgesteld in het kader van Verordening (EU) nr. 994/2010 betreffende de veiligstelling van de gaslevering. De verordening moet garanderen dat de lidstaten goed voorbereid zijn om mogelijke verstoringen van de levering het hoofd te bieden. Daartoe moeten de lidstaten onder meer noodplannen opstellen en ter kennis van de Europese Commissie brengen. Een noodplan bevat maatregelen en procedures die worden toegepast in geval van verstoring van de gasvoorziening en die goed worden gecoördineerd met de aangrenzende lidstaten. De lidstaten moesten die plannen uiterlijk op 3 december 2012 vaststellen. In november 2013 heeft de Commissie Roemenië een schriftelijke aanmaning gestuurd omdat het geen nationaal noodplan had opgesteld, in november 2014 gevolgd door een met redenen omkleed advies aangezien Roemenië nog steeds niet voldeed aan de verordening betreffende de veiligstelling van de gaslevering. Er is nog altijd geen noodplan, waardoor het gevaar bestaat dat Roemenië niet opgewassen is tegen een mogelijke crisissituatie. Een persbericht is hier beschikbaar. Zie voor meer informatie de websites over de EU-strategie voor energiezekerheid en de verordening betreffende de veiligstelling van de gaslevering.

Met redenen omklede adviezen

Commissie verzoekt DUITSLAND EU-energie-efficiëntierichtlijn volledig om te zetten

De Europese Commissie heeft Duitsland verzocht de energie-efficiëntierichtlijn volledig om te zetten. Volgens deze richtlijn moeten de lidstaten tussen 1 januari 2014 en 31 december 2020 energiebesparingen realiseren. Dat moet gebeuren door gebruik te maken van verplichtingsregelingen voor energie-efficiëntie en/of andere doelgerichte beleidsmaatregelen om een verbetering van de energie-efficiëntie in huishoudens, industrie en vervoer te stimuleren. De richtlijn moest uiterlijk op 5 juni 2014 in nationaal recht zijn omgezet. Vandaag heeft de Commissie Duitsland een met redenen omkleed advies gezonden met het verzoek de richtlijn volledig in nationaal recht om te zetten.

In het tweede halfjaar van 2014 heeft de Commissie inbreukprocedures wegens niet-omzetting van de energie-efficiëntierichtlijn ingeleid tegen 27 lidstaten (alle behalve Malta). Tot dusver heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gestuurd aan zeven lidstaten waar nog steeds geen sprake is van volledige omzetting (Oostenrijk, Portugal, Bulgarije, Kroatië, Ierland, Roemenië en Letland) en heeft zij twee lidstaten voor het Hof gedaagd (in maart 2015 Hongarije en vandaag Griekenland); zie hierboven onder "Zaken die bij het Hof van Justitie aanhangig zijn gemaakt". De Commissie blijft toezicht houden op de omzetting van de richtlijn; tekortkomingen zullen worden aangepakt in toekomstige cycli van inbreukprocedures. Duitsland heeft nu twee maanden de tijd om aan deze verplichting te voldoen, waarna de Commissie de zaak kan voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU en om financiële sancties kan verzoeken. Zie voor meer informatie de website van DG Energie over de energie-efficiëntierichtlijn.

Commissie verzoekt OOSTENRIJK en VERENIGD KONINKRIJK richtlijn energie-efficiëntie van gebouwen na te leven

De Europese Commissie heeft Oostenrijk verzocht de richtlijn betreffende de energie-efficiëntie van gebouwen volledig in nationaal recht om te zetten. Op grond van deze richtlijn moeten de lidstaten minimumeisen voor de energieprestatie van nieuwe en bestaande gebouwen invoeren en toepassen, zorgen voor de energieprestatiecertificering van gebouwen en een regelmatige keuring van verwarmings- en airconditioningsystemen voorschrijven. Bovendien verplicht de richtlijn de lidstaten ervoor te zorgen dat vanaf 2021 alle nieuwe gebouwen "energieneutraal" zijn. De richtlijn had uiterlijk op 9 juli 2012 moeten zijn omgezet. In juli 2014 heeft de Commissie besloten Oostenrijk voor het Hof van Justitie van de EU te dagen (zieIP/14/813). Kort daarna heeft Oostenrijk een aantal maatregelen tot omzetting van de richtlijn vastgesteld. Gebleken is echter dat enkele bepalingen van de richtlijn nog altijd niet zijn omgezet. Daarom heeft de Commissie Oostenrijk vandaag een aanvullend met redenen omkleed advies gezonden met het verzoek de richtlijn volledig om te zetten. Het aanvullend met redenen omkleed advies schorst de beslissing om de zaak tegen Oostenrijk aanhangig te maken bij het Hof.

Aangezien bij het verstrijken van de termijn geen enkele lidstaat deze richtlijn volledig had omgezet, heeft de Commissie inbreukprocedures ingeleid tegen alle 28 lidstaten. In 2014 heeft de Commissie besloten vier lidstaten (België, Finland, Oostenrijk en Polen) voor het Hof te dagen; de zaken tegen België en Finland zijn inmiddels ingetrokken. De meeste lidstaten hebben thans voldaan aan hun omzettingsverplichtingen en de enige nog lopende inbreukprocedures zijn die tegen Italië, Nederland, Oostenrijk, Polen en Tsjechië.

Los daarvan heeft de Europese Commissie een klacht ontvangen dat het Verenigd Koninkrijk mogelijk niet aan de richtlijn voldoet wat de afgifte en het afficheren van energieprestatiecertificaten voor openbare gebouwen betreft. Op grond van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat dergelijke certificaten worden afgegeven voor bepaalde categorieën gebouwen en in die gebouwen worden geafficheerd. Het door het Verenigd Koninkrijk ingevoerde sanctie- en controlesysteem voor het afficheren van de energieprestatiecertificaten lijkt ontoereikend om te waarborgen dat de verplichtingen uit hoofde van de richtlijn worden nagekomen. Daarom heeft de Commissie vandaag een met redenen omkleed advies aan het Verenigd Koninkrijk gezonden met het verzoek volledig te waarborgen dat de energieprestatiecertificaten worden geafficheerd in overeenstemming met de richtlijn energieprestatie van gebouwen.

Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie deze landen voor het Hof van Justitie van de EU dagen. Meer informatie over de richtlijn energieprestatie van gebouwen is beschikbaar op de website van DG Energie.

Commissie verzoekt SPANJE en VERENIGD KONINKRIJK EU-regels inzake aardolievoorraden volledig om te zetten

De Europese Commissie heeft Spanje en het Verenigd Koninkrijk verzocht maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving inzake aardolievoorraden volledig in nationaal recht wordt omgezet. De aardolievoorradenrichtlijn (2009/119/EG) verplicht de lidstaten om een minimumvoorraad ruwe aardolie en/of aardolieproducten aan te houden die ten minste gelijk is aan de grootste van de twee volgende hoeveelheden: 90 maal het daggemiddelde van de netto-invoer of 61 maal het daggemiddelde van het binnenlands verbruik. De richtlijn moest door de lidstaten uiterlijk op 31 december 2012 zijn omgezet. Gezien de rol van aardolie in de energiemix van de EU, de sterke mate waarin de EU voor haar voorziening met ruwe aardolie en aardolieproducten afhankelijk is van derde landen en de geopolitieke onzekerheid in veel productiegebieden, is het van vitaal belang de toegang van consumenten tot aardolieproducten te verzekeren. De Europese Commissie heeft vandaag een met redenen omkleed advies gezonden aan Spanje en het Verenigd Koninkrijk, die de richtlijn slechts ten dele hebben omgezet.

In januari 2013 zijn inbreukprocedures ingeleid tegen een aantal lidstaten die hun omzettingsverplichtingen niet waren nagekomen. De meeste van deze procedures zijn inmiddels afgesloten omdat de lidstaten aan hun omzettingsverplichtingen hebben voldaan; er lopen thans nog slechts drie procedures, en wel tegen Letland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Spanje en het Verenigd Koninkrijk hebben nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie deze landen voor het Hof van Justitie van de EU dagen. Zie voor meer informatie de website van DG Energie over de continuïteit van de aardolievoorziening.

  • 3. 
    Milieu

(meer informatie: Enrico Brivio - tel. +32 229-56172)

Zaken die bij het Hof van Justitie aanhangig zijn gemaakt

Commissie daagt BELGIË en BULGARIJE voor Hof wegens slechte luchtkwaliteit en waarschuwt ZWEDEN laatste keer

De Commissie heeft vandaag besloten België en Bulgarije voor het Hof te dagen in verband met aanhoudend hoge niveaus van stofdeeltjes, die een ernstig risico voor de volksgezondheid vormen. Ondanks de plicht die op lidstaten rust om voor goede luchtkwaliteit te zorgen, is de luchtkwaliteit op veel plaatsen al een aantal jaren een probleem. Uit studies blijkt dat slechte luchtkwaliteit elk jaar meer dodelijke slachtoffers opeist dan verkeersongevallen. PM10, zeer kleine stofdeeltjes met een doorsnede van minder dan 10 micrometer, veroorzaken ademhalingsproblemen, longkanker en vroegtijdige sterfte, en zijn voor een groot deel het resultaat van menselijke activiteiten zoals vervoer, industrie en de verwarming van woningen.

In de EU-wetgeving zijn grenswaarden vastgesteld voor PM10, die vanaf 2005 gelden. Wanneer die grenswaarden worden overschreden, moeten de lidstaten doortastend en meer toekomstgericht handelen door luchtkwaliteitsplannen goed te keuren en ervoor te zorgen dat dergelijke plannen passende maatregelen behelzen om de periode waarin de grenswaarden worden overschreden, zo kort mogelijk te houden. Er moet iets worden gedaan om de luchtkwaliteit te verbeteren, en door lijdelijk toezien aan de kaak te stellen wil de Commissie bereiken dat de lidstaten slagvaardig actie ondernemen.

In Bulgarije worden, ondanks de genomen maatregelen en ondanks het feit dat er sinds 2011 op de meeste meetpunten een zekere vermindering van de uitstoot van PM10 is geregistreerd, de jaarlijkse en/of dagelijkse grenswaarden voor PM10 in alle zes zones en agglomeraties voortdurend overschreden, behalve in Varna, waar eenmaal, in 2009, aan de jaarlijkse grenswaarde is voldaan, zo blijkt uit de gegevens. Het besluit van vandaag volgt op een in juli 2014 toegezonden met redenen omkleed advies.

De prestaties van België op het gebied van luchtkwaliteit zijn in de laatste jaren enigszins verbeterd: slechts drie zones en agglomeraties (Brussel, het Gentse havengebied en Roeselaarse havengebied) halen de doelstellingen nog steeds niet. De verwijzing naar het Hof komt na een met redenen omkleed advies van februari 2014; de zaak loopt sinds 2008. Er zijn weliswaar maatregelen vastgesteld voor alle luchtkwaliteitszones waarop de actie van de Commissie betrekking heeft, maar de maatregelen zijn tot nog toe niet voldoende geweest om het probleem op te lossen, en de termijn voor naleving is al lang verstreken, dus stapt de Commissie nu naar het Hof van Justitie van de EU.

De belangrijkste grenswaarden waarvoor naleving in de EU problematisch is, zijn die voor PM10, stikstofdioxide (NO2) uit uitlaatgassen en (in veel mindere mate) SO2. Voor SO2 blijft maar een lidstaat in gebreke, terwijl voor PM10 rechtszaken lopen tegen 16 lidstaten. Voor NO2 lopen momenteel zes procedures.

De Commissie heeft vandaag ook actie tegen een andere lidstaat, namelijk Zweden, ondernomen in verband met slechte luchtkwaliteit, in de vorm van toezending van een met redenen omkleed advies. Uit de meest recente cijfers blijkt dat de dagelijkse grenswaarden voor deze deeltjes in twee zones worden overschreden, nl. midden-Zweden (agglomeraties van Norrköping, Södertälje en Uppsala, met uitzondering van 2012) en de agglomeratie van Stockholm. Zweden is al eerder door het Hof veroordeeld wegens het niet respecteren van de grenswaarden voor PM10 tussen 2005 en 2007. De Commissie is van mening dat Zweden de sinds 2005 vereiste maatregelen niet heeft genomen en verzoekt Zweden vooruitziend, snel en doeltreffend te handelen om de periode van niet-naleving zo kort mogelijk te houden. Het vandaag toegezonden met redenen omkleed advies volgt op een aanvullende aanmaningsbrief van 26 april 2013. Als Zweden niet reageert, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU. Zie voor meer informatie het persbericht.

Met redenen omklede adviezen

Commissie verzoekt ZWEDEN wolvenjacht in overeenstemming met EU-normen te brengen

De Europese Commissie heeft Zweden verzocht de wolvenjacht in overeenstemming met de EU-wetgeving te brengen. Wolven staan in Zweden onder strenge bescherming en de wolvenpopulatie is niet zo groot dat de instandhouding van de soort is gewaarborgd ("gunstige staat van instandhouding"), zoals door de wetgeving wordt beoogd. De jacht is slechts onder bepaalde strikte voorwaarden toegestaan. Door in 2010, 2011, 2013, 2014 en 2015 jachtvergunningen af te geven, heeft Zweden naar het oordeel van de Commissie een systematische praktijk opgezet die in strijd is met de habitatrichtlijn. Zweden verzuimt in het bijzonder zijn verplichtingen na te komen doordat het geen andere bevredigende oplossingen in overweging neemt en niet garandeert dat de toegestane jacht onder strikt gecontroleerde omstandigheden, op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen plaatsvindt. Zweden heeft evenmin aangetoond dat de jacht geen bedreiging vormt voor de groei van de plaatselijke wolvenpopulatie op weg naar een "gunstige staat van instandhouding". Daarom verstuurt de Commissie een aanvullend met redenen omkleed advies. Zweden heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie Zweden voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

Commissie verzoekt ITALIË ervoor te zorgen dat stortplaatsen in overeenstemming met EU-normen worden gebruikt

De Europese Commissie heeft Italië verzocht ervoor te zorgen dat de afvalverwijdering en het afvalbeheer op oude stortplaatsen in overeenstemming met de EU-wetgeving plaatsvinden. De EU-stortplaatsrichtlijn voorziet in normen voor stortplaatsen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid, water, bodem en lucht te voorkomen. Volgens de richtlijn moesten de werkzaamheden op stortplaatsen die in 2001 in gebruik waren, uiterlijk op 16 juli 2009 worden gestaakt, tenzij die stortplaatsen voldeden aan de EU-normen die ervoor moesten zorgen dat zij veilig functioneren. Uit de meest recente informatie waarover de Commissie beschikt, blijkt dat bijna zes jaar na de uiterste termijn voor sluiting ten minste 50 stortplaatsen in Italië nog steeds niet aan de normen voldoen, en hetzij hadden moeten worden gesloten hetzij aan de voorgeschreven normen hadden moeten worden aangepast. Op ten minste één van de betrokken stortplaatsen bevindt zich gevaarlijk afval. Daarom verstuurt de Commissie een aanvullend met redenen omkleed advies. Italië heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie Italië voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

Commissie verzoekt HONGARIJE milieunormen voor afvalbassins voor rood slib aan te scherpen

De Europese Commissie heeft Hongarije verzocht ervoor te zorgen dat een adequaat niveau van bescherming in acht wordt genomen bij het beheer van de afvalbassins voor rood slib in Almásfüzítő, zoals door het EU-recht wordt voorgeschreven. Een zorgvuldig onderzoek van de huidige praktijken heeft aan het licht gebracht sommige afvalbeheersactiviteiten in de regio, gericht op herstel van de bassins, niet correct zijn uitgevoerd, wat ook gevolgen heeft voor de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu. In strijd met het EU-afvalstoffenrecht zijn gevaarlijke afvalstoffen vermengd met andere soorten afval, en zijn de op grond van de habitatrichtlijn voorgeschreven effectbeoordelingen achterwege gebleven. In antwoord op een in november 2013 verstuurde schriftelijke aanmaning heeft Hongarije laten weten dat een begin is gemaakt met de evaluatie van de praktijken in de regio, maar dat het proces nog niet is afgerond. Aangezien de activiteiten op de locatie tijdens de evaluatie zijn voortgezet, concludeert de Commissie dat Hongarije nog niet de nodige maatregelen heeft genomen om een oplossing te vinden voor de inbreuk. Daarom heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gezonden. Hongarije heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie besluiten Hongarije voor het Hof van Justitie van de EU te dagen.

4. Financiële diensten

(meer informatie: Vanessa Mock - tel. +32 229-56194)

Met redenen omkleed advies

Commissie verzoekt FRANKRIJK te voldoen aan EU-wetgeving op gebied van bouwverzekeringen

De Europese Commissie heeft Frankrijk verzocht om wijziging van een bepaling van zijn verzekeringswetgeving die verzekeraars uit andere lidstaten discrimineert. De Commissie trekt het doel van het betrokken voorschrift, namelijk de bescherming van polishouders in een aantal specifieke gevallen wanneer de verzekeraar van een bouwproject zijn verplichtingen niet nakomt, niet in twijfel. Naar Frans recht zijn bouwondernemingen verplicht een verzekeringspolis af te sluiten tegen het risico van schade waardoor het gebouw ongeschikt voor gebruik zou worden. Zij moeten dat evenwel doen bij een in Frankrijk gevestigde verzekeringsmaatschappij, waardoor in andere EU-landen gevestigde verzekeraars dus worden gediscrimineerd. Volgens de Commissie vormt dit een beperking van de vrijheid van vestiging in de EU (artikelen 49 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)). Frankrijk heeft in juli 2104 een aanmaningsbrief ontvangen. Het verzoek van vandaag is gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies. Frankrijk heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie Frankrijk voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

Commissie verzoekt HONGARIJE te voldoen aan EU-voorschriften inzake rechten van grensoverschrijdende beleggers om landbouwgrond te gebruiken

De Europese Commissie heeft Hongarije verzocht de nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan de EU-voorschriften met betrekking tot bepaalde contractuele rechten op het gebruik van landbouwgrond (recht van vruchtgebruik). Volgens de Commissie houdt de Hongaarse wettelijke regeling een zodanige beperking van de rechten van grensoverschrijdende beleggers in dat het EU-recht inzake het vrij verkeer van kapitaal en de vrijheid van vestiging daardoor mogelijk wordt geschonden. De regeling is ook in strijd met het in het Handvest van de grondrechten van de EU verankerde recht op eigendom. Door een op 1 mei 2014 aangenomen Hongaarse wet is een aantal vruchtgebruikovereenkomsten van buitenlandse investeerders beëindigd, waardoor de overgangsperiode voor investeerders is verkort van twintig jaar tot slechts vier en een halve maand. De investeerders verkeerden op basis van de eerdere overgangsperiode in de veronderstelling dat zij de grond konden blijven gebruiken en hadden dienovereenkomstig hun investeringsbeslissingen genomen. De nieuwe wet heeft de getroffen partijen derhalve hun verworven rechten ontnomen en van de waarde van hun investeringen beroofd. De Commissie heeft tevens bezwaar tegen een andere bepaling van die wet, die het mogelijk maakt vóór juli 1994 gesloten pachtcontracten eenzijdig op te zeggen. Hongarije heeft in oktober 2014 een aanmaningsbrief ontvangen, de eerste stap in de inbreukprocedure (zie IP/14/1152). Het verzoek van vandaag is gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies. Hongarije heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie Hongarije voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

Commissie verzoekt LUXEMBURG om omzetting van EU-voorschriften inzake overdreven vertrouwen op ratings

Luxemburg was verplicht de EU-richtlijn (2013/14/EU) betreffende het terugdringen van overmatig vertrouwen op ratings in nationaal recht om te zetten en de omzettingsmaatregelen aan de Commissie mee te delen. Deze richtlijn beoogt het overmatig vertrouwen op ratings in de EU te verminderen en tegelijkertijd de kwaliteit van het ratingproces te verbeteren. Drie sectoren hebben te maken met deze regels: instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's), beleggings- en beheermaatschappijen op het gebied van bepaalde fondsen, zogeheten icbe's (instellingen voor collectieve belegging in effecten), en beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerders). Volgens deze regels moeten beleggers niet overdreven op ratings vertrouwen of deze als het enige criterium gebruiken bij het inschatten van de risico’s die aan de beleggingen van IBPV's, icbe's en abi's verbonden zijn. De uiterste datum voor omzetting van de richtlijn in nationaal recht was 21 december 2014. Luxemburg is er niet in geslaagd die deadline te halen en heeft op 29 januari 2015 een aanmaningsbrief ontvangen. Het verzoek van vandaag is gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies. Luxemburg heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie Luxemburg voor het Hof van Justitie van de EU dagen en om financiële sancties (dwangsom per dag) verzoeken.

Schriftelijke aanmaningen

Commissie verzoekt lidstaten met andere lidstaten gesloten bilaterale investeringsovereenkomsten te beëindigen

De Europese Commissie heeft vandaag tegen vijf lidstaten inbreukprocedures ingesteld waarin deze verzocht worden een einde te maken aan de intracommunautaire investeringsovereenkomsten die zij binnen de EU bilateraal hebben gesloten (“bilateral investment treaties” of “intra-EU-BIT’s”). BIT’s zijn overeenkomsten waarbij de voorwaarden worden vastgesteld voor particuliere investeringen die onderdanen en ondernemingen van één staat in een andere verrichten. Intra-EU-BIT’s zijn overeenkomsten die aangegaan zijn tussen EU-lidstaten.

Een groot aantal van deze intra-EU-BIT’s werd gesloten in de jaren ’90 voordat de EU werd uitgebreid in 2004, 2007 en 2013. Dergelijke akkoorden werden voornamelijk gesloten tussen de bestaande leden van de EU en de landen die nadien de EU-13 zouden worden. Zij waren bedoeld ter geruststelling van investeerders die in de toekomstige EU-13-lidstaten wensten te investeren, toen in die tijd particuliere investeerders - soms om historische politieke redenen - misschien op hun hoede waren met investeringen in die landen. BIT’s waren dus bedoeld om de bescherming van investeerders te versterken, bijvoorbeeld door schadeloosstelling in geval van onteigening en arbitrageprocedures voor de beslechting van investeringsgeschillen.

Sinds de uitbreiding van de EU zou deze “extra” beveiliging niet meer hoeven te bestaan aangezien alle lidstaten gebonden zijn door dezelfde regels in de interne markt, waaronder de regels inzake grensoverschrijdende investeringen (met name de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van kapitaal). Alle EU-investeerders genieten ook dezelfde bescherming dankzij de Europese regels (bijvoorbeeld het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit). Intra-EU-BIT’s verlenen daarentegen rechten op bilaterale gronden aan investeerders uit slechts een aantal van deze lidstaten: in overeenstemming met vaste rechtspraak van het Europees Hof van Justitie is dergelijke discriminatie op grond van nationaliteit onverenigbaar met het Europese recht.

Om al deze redenen heeft de Commissie besloten vijf lidstaten (Nederland, Oostenrijk, Roemenië, Slowakije en Zweden) te verzoeken om een einde te maken aan de intra-EU-BIT’s die onderling nog van kracht zijn. De vandaag verzonden aanmaningsbrieven volgen op eerdere gedachtewisselingen met de betrokken lidstaten. Het gaat niet om een nieuwe kwestie aangezien de Commissie in de loop van de jaren consequent alle lidstaten duidelijk heeft gemaakt dat intra-EU-BIT’s niet verenigbaar zijn met het Europese recht. Nu de meeste lidstaten echter geen actie hebben ondernomen, is de Commissie gestart met de eerste fase van de inbreukprocedures tegen vijf lidstaten. Tegelijkertijd vraagt de Commissie meer informatie en start zij een administratieve dialoog op met de resterende 21 lidstaten waarin nog altijd intra-EU-BIT’s van kracht zijn. Hierbij moet worden vermeld dat twee lidstaten - Ierland en Italië - respectievelijk in 2012 en 2013 reeds al hun intra-EU-BIT’s hebben opgeheven. Een persbericht is hier beschikbaar.

5. Interne markt

(meer informatie: Lucia Caudet - tel. +32 229-56182)

Met redenen omklede adviezen

Commissie verzoekt SPANJE bij openbare aanbesteding door Ministerie van Defensie EU-voorschriften na te leven

Als onderdeel van haar inspanningen om ervoor te zorgen dat de markten voor overheidsopdrachten transparant, efficiënt en professioneel zijn, heeft de Europese Commissie Spanje verzocht te voldoen aan de EU-regels inzake overheidsopdrachten, in het bijzonder aan Richtlijn 2004/18/EG. Het Ministerie van Defensie heeft bij de aanbesteding voor de levering van kleding, waaronder uniformen, voor het leger voor een geschatte waarde van 190 miljoen EUR, bepaalde ondernemingen begunstigd door deze te voorzien van essentiële informatie voor het opstellen van hun inschrijvingen, geruime tijd voordat die informatie werd bekendgemaakt. Bovendien heeft het Spaanse ministerie een interne administratieve instructie doen uitgaan op grond waarvan het is toegestaan bepaalde producten, zoals kleding, aan te besteden zonder daarvoor Richtlijn 2004/18/EG te moeten toepassen. Na het verzoek van de Commissie aan Spanje - in de vorm van een met redenen omkleed advies - aan de toepasselijke EU-voorschriften te voldoen, heeft dit land nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie Spanje voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

Commissie verzoekt OOSTENRIJK om eerbiediging van recht van skileraren diensten te verlenen

De Europese Commissie heeft Oostenrijk verzocht zijn regionale wettelijke regeling inzake skileraren in overeenstemming te brengen met de in artikel 56 VWEU neergelegde vrijheid van dienstverrichting.

De wettelijke regeling van het Land Tirol belet buitenlandse skileraren les te geven aan leerlingen die al in Oostenrijk verblijven, wat betekent dat zij enkel diensten mogen verlenen aan leerlingen die samen met hen uit andere landen naar Oostenrijk komen. Hierdoor worden zij benadeeld ten opzichte van Tiroolse skileraren die aan alle soorten leerlingen skiles mogen geven.

De Commissie heeft haar bezorgdheid geuit in een met redenen omkleed advies van juli 2014. Oostenrijk heeft vervolgens bijkomende argumenten aangevoerd om aan te tonen dat deze wettelijke regeling noodzakelijk is om de openbare veiligheid in het hooggebergte te waarborgen. De Commissie heeft deze argumenten onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de Tiroolse wettelijke regeling niet gerechtvaardigd is, omdat er andere mogelijkheden in het kader van de EU-regelgeving inzake de erkenning van beroepskwalificaties bestaan om de specifieke veiligheidsgerelateerde kwalificaties van migrerende beroepsbeoefenaren te toetsen zonder de toegang tot een deel van de markt te blokkeren.

De Tiroolse voorschriften zijn evenredig noch noodzakelijk en belemmeren het vrij verrichten van diensten in de EU. Daarom verzoekt de Commissie thans Oostenrijk in een aanvullend met redenen omkleed advies zijn wettelijke regeling in overeenstemming met de EU-voorschriften te brengen.

Schriftelijke aanmaningen

Commissie start inbreukprocedures tegen zes lidstaten wegens gebrekkige naleving van dienstenrichtlijn op gebied van gereglementeerde beroepen

De Europese Commissie start inbreukprocedures tegen Cyprus, Duitsland, Malta, Oostenrijk, Polen en Spanje omdat hun nationale voorschriften een aantal buitensporige en ongerechtvaardigde belemmeringen op het gebied van professionele diensten opwerpen. De Commissie is van mening dat de vereisten waaraan bepaalde dienstverleners in deze lidstaten moeten voldoen, in strijd zijn met de dienstenrichtlijn. Elżbieta Bieńkowska, commissaris voor Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf, zei hierover: "Het vrij verrichten van diensten is een van de pijlers van de eengemaakte markt. Een aantal lidstaten kent nog steeds belemmeringen waardoor ondernemingen en particulieren niet in staat zijn hun diensten vrij in de hele EU te verrichten, of het nu gaat om beperkingen ten aanzien van rechtsvorm en aandeelhouderschap, eisen inzake beroepskwalificatie of vaste tarieven. Ik toon vandaag niet alleen maar de gele kaart. Ik ben gekomen met de boodschap dat er ook kansen zijn: een dynamische eengemaakte markt voor professionele diensten leidt tot een concurrerender Europese economie, waar wij allen baat bij hebben." Na het verzoek van vandaag hebben de lidstaten nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de argumenten van de Commissie. Een persbericht is hier beschikbaar.

  • 6. 
    Justitie en consumentenzaken

(meer informatie: Christian Wigand - tel. +32 229-62253)

Met redenen omkleed advies

Commissie verzoekt POLEN EU-regels inzake oneerlijke handelspraktijken na te leven

De richtlijn oneerlijke handelspraktijken beoogt de handel te vereenvoudigen door één enkele reeks voorschriften voor handelspraktijken op de interne markt van de EU vast te stellen die is gebaseerd op een hoog niveau van consumentenbescherming.

De Europese Commissie heeft Polen verzocht toe te zien op de correcte omzetting van de richtlijn op twee punten. Ten eerste wordt in de richtlijn een opsomming gegeven van elementen met betrekking waartoe handelaren de consument niet mogen misleiden. Polen heeft die lijst niet volledig in nationaal recht omgezet. Ten tweede is de wijze waarop prijsverminderingen moeten worden vermeld, in Polen te restrictief geregeld. Volgens de huidige Poolse bepalingen moeten de handelaren naast de doorgestreepte normale prijs de actieprijs vermelden tezamen met de aanduiding "aanbieding", "in prijs verlaagd" of "in prijs verhoogd", alsmede de reden(en) voor die prijsverlaging of -verhoging. Dergelijke voorschriften gaan verder dan de geharmoniseerde bepalingen en kunnen een belemmering vormen voor de handelaren in de EU wanneer zij hun goederen in Polen verkopen.

Het met redenen omkleed advies van vandaag maakt deel uit van een algemene monitoringexercitie voor de omzetting van de richtlijn waarvoor in 2011 het startschot is gegeven.Polen heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie Polen voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

7. Maritieme zaken en visserij

(meer informatie: Enrico Brivio - tel. +32 229-56172)

Met redenen omkleed advies

Commissie verzoekt GRIEKENLAND doeltreffend visserijbeheersplan voor Middellandse Zee vast te stellen

De Europese Commissie heeft Griekenland verzocht te voldoen aan de verplichting in het kader van de Middellandse-Zeeverordening om nationale beheersplannen voor de visserij met bootzegens binnen zijn territoriale wateren vast te stellen. Bootzegens zijn omsluitingsnetten die vanaf de boot worden gesleept en waarmee, afhankelijk van de doelsoort, op elke diepte kan worden gevist. Met het oog op het specifieke karakter van veel soorten visserij in de Middellandse Zee en aangezien visserijbeheer op basis van quota niet gebruikelijk is, zijn de lidstaten op grond van de verordening verplicht nationale beheersplannen vast te stellen waarbij het beheer van de visserijinspanning wordt gecombineerd met specifieke technische maatregelen, om de duurzame exploitatie van de visbestanden te waarborgen. Met behulp van de nationale beheersplannen moet ook het verbod op de visserij met bootzegens in beschermde habitats zoals zeegrasvelden (Posidonia oceanica) doeltreffend worden gemaakt. De Commissie stuurt Griekenland nu een met redenen omkleed advies wegens het ontbreken van een geldig beheersplan. Griekenland heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie Griekenland voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

  • 8. 
    Mobiliteit en vervoer

(meer informatie: Jakub Adamowicz - tel. +32 229-50595)

Met redenen omkleed advies

Commissie dringt bij IERLAND aan op ratificatie van Verdrag betreffende internationale spoorwegvervoer

De Europese Commissie heeft Ierland verzocht de nodige maatregelen te nemen voor de ratificatie van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer, zoals gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 (Cotif 1999). Ierland heeft het Cotif 1999, dat sinds 2006 van kracht is, nog niet geratificeerd. Hierdoor kan de EU niet alle stemrechten van de EU-lidstaten uitoefenen bij de stemming over wijzigingen van deze internationale overeenkomst en de aanhangsels daarvan die essentiële onderdelen van de EU-spoorwegwetgeving betreffen, zoals de rechten van treinreizigers, het vervoer van gevaarlijke goederen of spoorweginteroperabiliteit en -veiligheid. Het verzoek is toegezonden in de vorm van een met redenen omkleed advies. Ierland heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie Ierland voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

Schriftelijke aanmaning

Commissie verzoekt DUITSLAND bij invoering van tolheffing voor personenauto's aan EU-recht te voldoen

De Europese Commissie start een inbreukprocedure tegen Duitsland in verband met de op 8 juni 2015 aangenomen wet tot invoering van tolheffing voor personenauto's. De lidstaten zijn verplicht te voldoen aan de in het EU-Verdrag verankerde algemene beginselen inzake non-discriminatie, vrij verkeer van goederen, vrij verrichten van diensten tussen de lidstaten alsmede toekenning van gelijke voorwaarden aan transportbedrijven. Naar het oordeel van de Commissie staat het EU-recht - met name artikel 18 VWEU, dat elke vorm van discriminatie tussen EU-burgers verbiedt - niet toe dat het bedrag van de tol in mindering wordt gebracht op de motorrijtuigenbelasting die jaarlijks voor in Duitsland geregistreerde voertuigen moet worden betaald. Door de nieuwe wet worden bestuurders uit andere lidstaten namelijk zwaarder belast dan Duitse bestuurders. De Commissie is ook van mening dat het tarief van de kortetermijnvignetten voor bepaalde voertuigen die meestal door weggebruikers uit andere lidstaten worden gebruikt, te hoog is in vergelijking met het tarief van de jaarvignetten.

Duitsland heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie een antwoord te sturen. De aan Duitsland gestuurde schriftelijke aanmaning is de eerste stap in de inbreukprocedure. Indien de Commissie na de indiening van de opmerkingen door Duitsland van mening is dat de Duitse wet niet in overeenstemming is met het EU-recht, zal zij een met redenen omkleed advies uitbrengen waarbij Duitsland wordt verzocht de nodige maatregelen te nemen om aan het EU-recht te voldoen. Een persbericht is hier beschikbaar.

  • 9. 
    Belastingen

(meer informatie: Vanessa Mock - tel. +32 229-56194)

Europese Commissie heeft besloten BELGIË voor Hof van Justitie van Europese Unie te brengen voor belasting die wordt opgelegd aan Belgische belastingplichtigen die in onroerend goed in buitenland beleggen

De Europese Commissie heeft besloten België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te brengen vanwege de belastingwetgeving waarin inkomsten uit onroerend goed verschillend worden beoordeeld. Op basis daarvan worden inkomsten van Belgische ingezetenen uit onroerend goed in het buitenland hoger aangeslagen dan inkomsten uit vergelijkbaar onroerend goed op Belgisch grondgebied.

Dat houdt in dat de Belgische wetgeving beleggingen in onroerend goed in België bevoordeelt ten nadele van belastingplichtigen die ervoor kiezen te beleggen in vergelijkbaar onroerend goed in andere lidstaten van de EU of de Europese Economische Ruimte (EER). Dit verschil in fiscale behandeling is een inbreuk op het vrije kapitaalverkeer dat is vastgelegd in artikel 63 VWEU en artikel 40 van de EER-Overeenkomst.

De Commissie heeft België op 22 maart 2012 in de vorm van een met redenen omkleed advies (IP/12/282) verzocht de wetgeving aan te passen. Aangezien België de wetgeving niet heeft aangepast, heeft de Commissie besloten de zaak aanhangig te maken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

[1] Bij het Hof aanhangig gemaakte zaken: 5

Met redenen omklede adviezen: 18

Schriftelijke aanmaningen: 44

Afsluitingen: 61

MEMO/15/5162

 

Voor het publiek: