De Commissie verzoekt lidstaten een einde te maken aan hun intracommunautaire bilaterale investeringsovereenkomsten

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op donderdag 18 juni 2015.

De Europese Commissie i heeft vandaag tegen vijf lidstaten inbreukprocedures ingesteld waarin deze verzocht worden een einde te maken aan de intracommunautaire investeringsovereenkomsten die zij binnen de EU bilateraal hebben gesloten (“bilateral investment treaties” of “intra-EU-BIT’s”). BIT’s zijn overeenkomsten waarbij de voorwaarden worden vastgesteld voor particuliere investeringen die onderdanen en ondernemingen van één staat in een andere verrichten. Intra-EU-BIT’s zijn overeenkomsten die aangegaan zijn tussen EU-lidstaten.

Een groot aantal van deze intra-EU-BIT’s werd gesloten in de jaren ’90 voordat de EU werd uitgebreid in 2004, 2007 en 2013. Dergelijke akkoorden werden voornamelijk gesloten tussen de bestaande leden van de EU en de landen die nadien de EU-13 zouden worden. Zij waren bedoeld ter geruststelling van investeerders die in de toekomstige EU-13-lidstaten wensten te investeren, toen in die tijd particuliere investeerders - soms om historische politieke redenen - misschien op hun hoede waren met investeringen in die landen. BIT’s waren dus bedoeld om de bescherming van investeerders te versterken, bijvoorbeeld door schadeloosstelling in geval van onteigening en arbitrageprocedures voor de beslechting van investeringsgeschillen.

Sinds de uitbreiding van de EU zou deze “extra” beveiliging niet meer hoeven te bestaan aangezien alle lidstaten gebonden zijn door dezelfde regels in de interne markt, waaronder de regels inzake grensoverschrijdende investeringen (met name de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van kapitaal). Alle EU-investeerders genieten ook dezelfde bescherming dankzij de Europese regels (bijvoorbeeld het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit). Intra-EU-BIT’s verlenen daarentegen rechten op bilaterale gronden aan investeerders uit slechts een aantal van deze lidstaten: in overeenstemming met vaste rechtspraak van het Europees Hof van Justitie i is dergelijke discriminatie op grond van nationaliteit onverenigbaar met het Europese recht.

Om al deze redenen heeft de Commissie besloten vijf lidstaten (Nederland, Oostenrijk, Roemenië, Slowakije en Zweden) te verzoeken om een einde te maken aan de intra-EU-BIT’s die onderling nog van kracht zijn. De vandaag verzonden aanmaningsbrieven volgen op eerdere gedachtewisselingen met de betrokken lidstaten. Het gaat niet om een nieuwe kwestie aangezien de Commissie in de loop van de jaren consequent alle lidstaten duidelijk heeft gemaakt dat intra-EU-BIT’s niet verenigbaar zijn met het Europese recht. Nu de meeste lidstaten echter geen actie hebben ondernomen, is de Commissie gestart met de eerste fase van de inbreukprocedures tegen vijf lidstaten. Tegelijkertijd vraagt de Commissie meer informatie en start zij een administratieve dialoog op met de resterende 21 lidstaten waarin nog altijd intra-EU-BIT’s van kracht zijn. Hierbij moet worden vermeld dat twee lidstaten - Ierland en Italië - respectievelijk in 2012 en 2013 reeds al hun intra-EU-BIT’s hebben opgeheven.

Jonathan Hill i, EU-commissaris voor Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie, hierover: “Intracommunautaire bilaterale investeringsovereenkomsten zijn voorbijgestreefd en zoals Italië en Ierland hebben aangetoond door nu al hun intra-EU-BIT’s te beëindigen, niet langer noodzakelijk in een interne markt van 28 lidstaten. Wij moeten allen samen ervoor zorgen dat het regelgevingskader voor grensoverschrijdende investeringen echt werkt. In dit verband is de Commissie bereid de mogelijkheid te onderzoeken voor een snelle en efficiënte beslechting van investeringsgeschillen.”

Achtergrond

In bilaterale investeringsovereenkomsten (“bilateral investment treaties” of BIT’s) wordt vastgesteld onder welke voorwaarden investeringen tussen twee staten verlopen. Tussen de EU-lidstaten zijn nog steeds een 200-tal investeringsovereenkomsten van kracht. De meeste daarvan dateren van de jaren ’90 toen één of beide landen nog geen lid waren van de EU. Het doel was investeringen te stimuleren door het bieden van wederzijdse garanties tegen politieke risico’s die deze investeringen negatief zouden kunnen beïnvloeden. Deze BIT’s zijn voorbijgestreefd in een interne markt die uit 28 leden bestaat. In de lopende procedures worden alleen BIT’s binnen de EU aangepakt maar blijven BIT’s die EU-lidstaten met derde landen zijn aangegaan, buiten beeld.

Intra-EU-BIT’s zorgen met name voor verdere versnippering van de interne markt omdat sommige EU-investeerders rechten verkrijgen op bilaterale basis. De bepalingen overlappen met de internemarktregels inzake grensoverschrijdende investeringen en zijn strijdig daarmee. Deze situatie geldt specifiek voor BIT’s tussen EU-lidstaten. In haar aanmaningsbrieven maakt de Commissie duidelijk dat deze overwegingen alleen maar gelden voor bilaterale overeenkomsten die EU-lidstaten wederzijds van kracht laten blijven. De procedure geldt niet voor investeringsverdragen die lidstaten of de Europese Unie i mogelijk zijn aangegaan met derde landen, waar andere overwegingen van toepassing zijn.

Hoewel intra-EU-BIT’s de eerste jaren na de uitbreiding niet veel werden aangewend, hebben sommige investeerders recentelijk opnieuw aanspraak gemaakt op deze overeenkomsten. Het probleem met BIT’s is dus niet theoretisch maar heeft zeer praktische gevolgen. Zo heeft bijvoorbeeld een recente arbitrageprocedure op basis van een intra-EU-BIT geleid tot een uitkomst die naar het oordeel van de Commissie onverenigbaar met de EU-regels zou zijn aangezien de scheidsrechterlijke uitspraak onwettige staatssteun vormt [1]. Deze situatie kan de rechtszekerheid voor grensoverschrijdende investeerders aantasten in een tijd waarin de EU het bevorderen van een investeringsvriendelijk klimaat als topprioriteit heeft.

De Commissie maant lidstaten daarom aan hun intra-EU-BIT’s op te heffen en zendt brieven aan de vijf lidstaten (Nederland, Oostenrijk, Roemenië, Slowakije en Zweden) die in het verleden reeds door middel van een administratieve dialoog [2] waren aangesproken om duidelijkheid te verschaffen. De betrokken bilaterale overeenkomsten waarop aanspraak werd gemaakt in scheidsrechterlijke instanties, hebben immers geleid tot problemen betreffende de verenigbaarheid met het EU-recht. Aanmaningsbrieven vormen de eerste fase van de inbreukprocedure krachtens artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Tegelijkertijd heeft de Commissie via de EU-pilotprocedure de overige 21 lidstaten aangeschreven waar intra-EU-BIT’s van kracht zijn gebleven [3]. Zij worden verzocht hun standpunt hierover mee te delen.

Volgende stappen

Van de lidstaten wordt nu verwacht dat zij de Commissie een antwoord geven: binnen twee maanden voor de aanmaningsbrieven en binnen tien weken voor de EU-pilotbrieven. De Commissie zal begin oktober een vergadering met alle lidstaten beleggen om hun bijstand te verlenen zodat de intra-EU-BIT’s op gecoördineerde wijze kunnen worden opgeheven.

De Commissie heeft eveneens het voornemen te discussiëren met de lidstaten en alle belanghebbende partijen om na te gaan hoe de bescherming van investeringen binnen de interne markt verder kan worden verbeterd.

Over het pakket inbreukbesluiten van juni, zie MEMO/15/5162

Over de algemene inbreukprocedure, zie MEMO/12/12

Voor meer informatie over inbreukprocedures: http://ec.europa.eu/atwork/applying-eu-law/index_nl.htm

[1]Het scheidsgerecht in de zaak Micula beval Roemenië schadevergoeding te betalen aan een Zweedse investeerder en ging daarmee voorbij aan het standpunt van de Commissie dat een dergelijke uitspraak een inbreuk op de Europese staatssteunregels zou vormen.

[2] De EU-Pilot is ontworpen om de communicatie en de probleemoplossing tussen de Commissiediensten en de autoriteiten van de lidstaten te verbeteren en heeft betrekking op problemen met de toepassing van het EU-recht of de conformiteit van de nationale regels met het EU-recht. De Pilot speelt zich af in een vroeg stadium nog voor een inbreukprocedure krachtens artikel 258 VWEU wordt ingesteld. (http://ec.europa.eu/eu_law/infringements/application_monitoring_en.htm).

[3] Alle andere lidstaten zijn betrokken met uitzondering van Ierland en Italië die hun intra-EU BIT’s hebben opgeheven.

IP/15/5198

 

Contactpersoon voor de pers

Voor het publiek: