Nederland als wetenschappelijke proeftuin
DEN HAAG (PDC i) - “Ik heb liever innovatie uit Wageningen dan een landbouwsubsidie uit Brussel”. Dit betoogde Duisenberg i tijdens het Europees verkiezingsdebat aan de TU Delft, dat gisteren plaats vond. Wat is de betekenis van Europese samenwerking voor de wetenschap? Moeten we streven naar een eerlijke verdeling van subsidies en kansen of is excelleren het hoogste doel? Wetenschappers, ondernemers, studenten, een Tweede Kamerlid en (kandidaat-) Europarlementariërs gingen hierover met elkaar in discussie.
“Nederland zou moeten ambiëren om de kopgroep te zijn, die de rest van Europa – het peloton – meetrekt”, aldus Den Bak tijdens de discussie over duurzame energie. “We hebben te maken met een grensoverschrijdend klimaatprobleem. Er moeten daarom afspraken op Europees niveau gelden”, bracht Boucke hier tegenin.
Excellentie tegenover evenredigheid was een terugkomend knelpunt. De gelijkmatige verdeling van onderzoekssubsidies zou ambitie en innovatie inperken, stelden Duisenberg en Bruins i. Kouwenhoven i pleitte voor meer competitie in de onderzoekswereld: “Nu is het alsof Louis van Gaal voor het WK uit elke provincie een speler moet kiezen”. In het onderwijs blijkt evenredigheid wel gewenst. “Alle 180 miljoen studenten in Europa hebben recht op excellent onderwijs”, aldus Mulder i.
Van den Berg gaf het al aan in zijn welkomstwoord: “Europa speelt een uiterst belangrijke rol in de toekomst van de wetenschap. We zijn rijk aan getalenteerde mensen en goed onderwijs, dat moeten we benutten.”
Dit verkiezingsdebat werd georganiseerd door het Montesquieu Instituut, TU Delft, VSNU, KNAW i, NWO i en de 3TU federatie.