Verordening (EU) nr. 235/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten in de wereld

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

15.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 77/85

 

VERORDENING (EU) Nr. 235/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 maart 2014

tot vaststelling van een financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten in de wereld

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 209 en 212,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Deze verordening is een van de instrumenten voor de rechtstreekse ondersteuning van het buitenlands beleid van de Unie en treedt in de plaats van Verordening (EG) nr. 1889/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4). Bij deze verordening wordt een financieringsinstrument voor de bevordering en ondersteuning van democratie en mensenrechten in de wereld vastgesteld, waarmee het mogelijk wordt steun te verlenen ongeacht de toestemming van de regeringen of politieke autoriteiten van de betrokken derde landen.

 

(2)

Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) bepaalt dat eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, de waarden zijn waarop de Unie berust. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

 

(3)

Krachtens artikel 2 en artikel 3, lid 3, VEU alsmede artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is de gelijkheid van vrouwen en mannen een van de fundamentele waarden en doelstellingen van de Unie, die dit in al haar activiteiten moet bevorderen en integreren.

 

(4)

Krachtens artikel 21 VEU dient het externe optreden van de Unie gericht te zijn op de beginselen die aan de oprichting van de Unie ten grondslag liggen, te weten de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht.

 

(5)

Binnen het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie zijn de bevordering van de mensenrechten, de democratie, de rechtsstaat en goed bestuur, en van inclusieve en duurzame groei, ook de twee essentiële pijlers van het ontwikkelingsbeleid van de Unie. De wil om de mensenrechten en de democratische beginselen te eerbiedigen, te bevorderen en te beschermen is een essentieel element in de contractuele betrekkingen van de Unie met derde landen.

 

(6)

In de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie van 12 december 2011 met als titel „Een centrale plaats voor mensenrechten en democratie in het externe optreden van de EU — Voor een meer doeltreffende aanpak” werden specifieke maatregelen voorgesteld teneinde de doeltreffendheid en de samenhang van de aanpak van de Unie met betrekking tot mensenrechten en democratie te vergroten.

 

(7)

Het hierbij ingestelde instrument is bedoeld om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, met inbegrip van die van het ontwikkelingsbeleid van de Unie met name de doelstellingen die worden uiteengezet in de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: „De Europese consensus” en de mededeling van de Commissie van 13 oktober 2011 met als titel „Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering”, alsmede het beleid van Unie de Unie in verband met mensenrechten, met inbegrip van de doelstellingen die worden uiteengezet in het strategisch kader van de Unie en het actieplan inzake mensenrechten en democratie dat de Raad op 25 juni 2012 heeft aangenomen.

 

(8)

In overeenstemming met het strategisch kader van de EU en het actieplan inzake de mensenrechten en democratie en teneinde de beginselen op het gebied van de mensenrechten te integreren in de uitvoering van deze verordening, dient de Unie een op rechten gebaseerde aanpak te hanteren die alle mensenrechten — zowel burgerrechten als politieke, economische, sociale of culturele rechten — omvat.

 

(9)

De bijdrage van de Unie aan de democratie en de rechtsstaat en aan de bevordering en bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden is verankerd in de Universele Verklaring van de mensenrechten, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en andere mensenrechteninstrumenten die zijn vastgesteld in het kader van de Verenigde Naties (VN) en de relevante regionale mensenrechteninstrumenten.

 

(10)

De gelijkheid van vrouwen en mannen, de rechten van vrouwen — met inbegrip van het versterken van de positie van vrouwen — en non-discriminatie behoren tot de fundamentele mensenrechten en zijn essentieel voor sociale rechtvaardigheid en de bestrijding van ongelijkheid. De bevordering ervan moet een horizontale prioriteit zijn van deze verordening.

 

(11)

Democratie en mensenrechten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en versterken elkaar, zoals is uiteengezet in de Raadsconclusies van 18 november 2009 over de ondersteuning van de democratie in de externe betrekkingen van de Unie. De fundamentele vrijheden van denken, geweten, godsdienst of levensovertuiging, van meningsuiting en van vergadering en vereniging zijn de noodzakelijke voorwaarden voor politiek pluralisme, het democratisch proces en een open samenleving. Daarnaast zijn democratische controle, binnenlandse verantwoordingsplicht en de scheiding der machten essentieel voor de instandhouding van een onafhankelijke rechterlijke macht en de rechtsstaat, die op hun beurt noodzakelijk zijn voor een doeltreffende bescherming van de mensenrechten.

 

(12)

Het opbouwen en in stand houden van een mensenrechtencultuur en het ondersteunen van de ontwikkeling van een onafhankelijk maatschappelijk middenveld, door onder meer de rol van het maatschappelijk middenveld in de desbetreffende landen te versterken en ervoor te zorgen dat de democratie goed functioneert voor iedereen, is vooral in opkomende democratieën een moeilijke zij het absoluut noodzakelijke taak, maar vormt in wezen een voortdurende uitdaging, in de eerste plaats voor de bevolking van elk land, wat evenwel niet betekent dat de internationale gemeenschap zich hiervoor niet moet inzetten. Hiervoor zijn allerlei instellingen vereist, met inbegrip van nationale democratische parlementen en plaatselijk verkozen vergaderingen, die zorgen voor participatie, vertegenwoordiging, reactiebereidheid en verantwoordingsplicht. In deze context moet bijzondere aandacht uitgaan naar landen in transitie en in kwetsbare of postcrisissituaties. De ervaringen met en de lessen die geleerd zijn uit het transitieproces naar democratie in de context van het uitbreidings- en het nabuurschapsbeleid van de Unie, dienen te worden meegenomen.

 

(13)

Om deze kwesties tijdig en op effectieve, doorzichtige en flexibele wijze te kunnen aanpakken na het verstrijken van Verordening (EG) nr. 1889/2006 blijven specifieke financiële middelen en een afzonderlijk, op zichzelf staand financieringsinstrument die op een onafhankelijke wijze kunnen blijven functioneren, noodzakelijk.

 

(14)

De steun van de Unie uit hoofde van deze verordening moet dienen ter aanvulling op verschillende andere instrumenten voor de uitvoering van beleid van de Unie in verband met democratie en mensenrechten. Deze instrumenten variëren van politieke dialoog en diplomatieke demarches tot diverse instrumenten voor financiële en technische samenwerking, die zowel geografische als thematische programma's omvatten. De steun van de Unie dient tevens een aanvulling te vormen op de meer crisisgerelateerde interventies in het kader van het Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede dat is vastgesteld bij dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5), met inbegrip van dringende maatregelen die nodig zijn in de eerste fase van een transitieproces.

 

(15)

In het kader van deze verordening moet de Unie steun verstrekken voor de aanpak van mondiale, regionale, nationale en plaatselijke mensenrechten- en democratiseringsvraagstukken, in samenwerking met het maatschappelijk middenveld. In dit geval wordt onder het maatschappelijk middenveld verstaan alle vormen van maatschappelijke activiteiten van individuen of groepen die los van de staat staan en wier activiteiten de mensenrechten en de democratie helpen te bevorderen, met inbegrip van mensenrechtenverdedigers zoals gedefinieerd in de VN-Verklaring betreffende het recht en de verantwoordelijkheid van personen, groeperingen en maatschappelijke instanties voor de bevordering en bescherming van universeel erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden (de „VN-Verklaring over mensenrechtenverdedigers”). Bij de uitvoering van deze verordening moet terdege rekening worden gehouden met de lokale landenstrategieën van de Unie betreffende de mensenrechten.

 

(16)

Doelstellingen met betrekking tot democratie en mensenrechten moeten in toenemende mate geïntegreerd worden in alle instrumenten voor het financieren van extern optreden, maar de steun van de Unie uit hoofde van deze verordening moet een specifieke aanvullende en bijkomende rol spelen vanwege het mondiale karakter en het feit dat de steun niet afhankelijk is van de toestemming van de regering of overheidsorganen van de betrokken derde landen. Deze rol moet samenwerking en partnerschap met het maatschappelijk middenveld mogelijk maken in zaken die gevoelig liggen qua mensenrechten en democratie, zoals het uitoefenen van de mensenrechten door migranten en de rechten van asielzoekers en intern ontheemden, en moet voldoende flexibiliteit en de nodige reactiviteit bieden om in te spelen op veranderende omstandigheden of de behoeften van begunstigden of perioden van crisis. Met deze verordening moet de Unie ook in staat worden gesteld om specifieke internationale doelstellingen en maatregelen te formuleren en te ondersteunen die geen betrekking hebben op een bepaald geografisch gebied en geen verband houden met een crisis en waarvoor een internationale aanpak vereist is of waarbij sprake is van operaties zowel binnen de Unie als in een aantal derde landen. Voorts moet deze verordening een noodzakelijk kader bieden voor operaties, zoals steun voor onafhankelijke verkiezingswaarnemingsmissies die door de Unie worden uitgevoerd (independent election observation missions conducted by the Union — EU EOMs), waarvoor samenhang van het beleid, een uniform beheerssysteem en gemeenschappelijke uitvoeringsnormen vereist zijn.

 

(17)

De ontwikkeling en consolidatie van de democratie krachtens deze verordening kan mogelijk de verlening van strategische steun omvatten aan nationale democratische parlementen en grondwetgevende vergaderingen, met name ter verbetering van hun vermogen om democratische hervormingsprocessen te ondersteunen en vooruit te helpen.

 

(18)

De Unie moet bijzondere aandacht besteden aan landen en noodsituaties waar de mensenrechten en fundamentele vrijheden het meest worden bedreigd en waar de schending van deze rechten en vrijheden het meest flagrant en systematisch is. In dergelijke gevallen moeten de politieke prioriteiten bestaan uit het bevorderen van de naleving van het relevante internationale recht, het verlenen van tastbare steun en actiemiddelen aan het lokale maatschappelijke middenveld en het leveren van een bijdrage aan de werkzaamheden van deze maatschappelijke organisaties, die in zeer moeilijke omstandigheden moeten opereren. In dergelijke landen of situaties, en om te kunnen reageren op de dringende behoeften aan bescherming van mensenrechtenverdedigers en voorvechters van de democratie moet de Unie flexibel en tijdig kunnen optreden door het gebruik van snellere en soepelere administratieve procedures en door middel van diverse financieringsmechanismen. Dit moet met name het geval zijn wanneer de keuze van de procedure rechtstreekse gevolgen zou kunnen hebben voor de doeltreffendheid van de maatregelen of begunstigden zou kunnen blootstellen aan ernstige vormen van intimidatie, vergelding of andere soorten risico's.

 

(19)

In conflictsituaties moet de Unie alle conflictpartijen oproepen hun wettelijke verplichtingen in het kader van het internationaal humanitair recht na te leven, overeenkomstig de desbetreffende EU-richtsnoeren. Voorts dient de steun van de Unie op grond van deze verordening in landen in transitie gunstige omstandigheden te creëren voor de opkomst van politieke actoren die waarde hechten aan een democratisch pluralistisch meerpartijenstelsel. Deze verordening dient tevens gericht te zijn op de bevordering van democratische structuren, scheiding der machten en verantwoordingsplichtige overheidsorganen.

 

(20)

EU EOMs dragen in aanzienlijke mate en met succes bij tot democratische processen in derde landen. De bevordering en ondersteuning van democratie omvatten echter veel meer dan alleen het verkiezingsproces en derhalve moet er rekening worden gehouden met alle fasen van de verkiezingscyclus. De uitgaven voor EU EOMs mogen derhalve geen onevenredig deel van de in het kader van deze verordening beschikbare middelen in beslag nemen.

 

(21)

Het belang van het vaststellen van het standpunt van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten (SVEU) dient te worden beklemtoond. De SVEU dient bij te dragen tot de eenheid, samenhang en doeltreffendheid van het optreden en het mensenrechtenbeleid van de Unie en dient ervoor te helpen zorgen dat alle instrumenten van de Unie en acties van de lidstaten op consistente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken.

 

(22)

De Unie moet er, voor een zo groot mogelijke impact van haar externe optreden, op toezien dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. Dit moet worden bereikt door middel van samenhang en complementariteit tussen de instrumenten van de Unie voor extern optreden, en door middel van het tot stand brengen van synergieën tussen deze verordening, andere instrumenten van de Unie voor het financieren van extern optreden en andere beleidsonderdelen van de Unie. Dit moet leiden tot wederzijdse versterking van de programma's die uit de instrumenten voor het financieren van extern optreden voortkomen.

 

(23)

De Unie en de lidstaten moeten ernaar streven op regelmatige basis informatie uit te wisselen en plegen in een vroeg stadium van het programmeringsproces overleg met elkaar teneinde de complementariteit van hun respectieve activiteiten te bevorderen. De Unie moet ook andere donoren en relevante actoren raadplegen.

 

(24)

De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) moeten, al naar gelang het geval, regelmatig en vaak overleg plegen en informatie uitwisselen met het Europees Parlement. Daarnaast moeten het Europees Parlement en de Raad toegang krijgen tot documenten, opdat zij hun recht van toetsing uit hoofde van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6) met kennis van zaken kunnen uitoefenen. Bij het vaststellen van maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, moet rekening worden gehouden met de zienswijzen van het Europees Parlement en de Raad.

 

(25)

De Unie moet, in voorkomend geval ook via haar delegaties, trachten regelmatig informatie uit te wisselen en overleg te plegen met het maatschappelijk middenveld, op alle niveaus, ook in derde landen, en dit zo vroeg mogelijk in het programmeringsproces, teneinde de respectieve bijdragen van het maatschappelijk middenveld te faciliteren en te waarborgen dat dit een rol van betekenis speelt in het proces.

 

(26)

Teneinde het toepassingsgebied van deze verordening aan te passen aan de snel veranderende realiteit in derde landen, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie worden overgedragen wat betreft de in de bijlage bij deze verordening omschreven prioriteiten. Het is bijzonder belangrijk dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op het niveau van deskundigen. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden.

 

(27)

De uitvoeringsbevoegdheden inzake de programmering en financiering van de uit hoofde van deze verordening ondersteunde acties moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011. Gelet op de aard van die uitvoeringsbepalingen, met name hun beleidsgerichte aard en hun financiële implicaties, moet de onderzoeksprocedure in beginsel worden gebruikt voor het vaststellen ervan, behalve in het geval van technische uitvoeringsmaatregelen die geringe financiële implicaties hebben.

 

(28)

Gemeenschappelijke regels en procedures voor de uitvoering van de instrumenten voor het financieren van extern optreden van de Unie worden vastgelegd in Verordening (EU) nr. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7).

 

(29)

Bij deze verordening worden voor de gehele periode van toepassing ervan de financiële middelen vastgesteld die voor het Europees Parlement en de Raad gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (8).

 

(30)

De organisatie en werking van de EDEO zijn vastgesteld in Besluit 2010/427/EU van de Raad (9).

 

(31)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(32)

Het is aangewezen om een vlotte en naadloze overgang te waarborgen tussen Verordening (EG) nr. 1889/2006 en deze verordening en om de periode van toepassing van deze verordening in overeenstemming te brengen met die van Verordening (EU, Euratom) nr. 1314/2013 van de Raad (10). Derhalve dient de onderhavige verordening met ingang van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 van toepassing te zijn,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en doelstellingen

Bij deze verordening wordt een Europees instrument voor democratie en mensenrechten (European Instrument for Democracy and Human Rights — EIDHR) voor de periode 2014-2020 vastgesteld, op grond waarvan de Unie steun verleent aan de ontwikkeling en consolidering van de democratie en de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.

Deze steun van de Unie is met name gericht op:

 

a)

de ondersteuning, ontwikkeling en consolidatie van de democratie in derde landen, door de bevordering van de participerende en representatieve democratie, de versterking van de algemene democratische cyclus, met name door een actieve rol voor het maatschappelijke middenveld binnen deze cyclus te bestendigen, en van de rechtsstaat, en een grotere betrouwbaarheid van verkiezingsprocessen, met name door middel van EU EOMs;

 

b)

de versterking van de eerbiediging en de naleving van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de VN en andere internationale en regionale mensenrechteninstrumenten, alsook de versterking van de bescherming, de bevordering, de toepassing en de bewaking van de mensenrechten, vooral door steun aan relevante organisaties van het maatschappelijk middenveld, mensenrechtenverdedigers en slachtoffers van onderdrukking of mishandeling.

Artikel 2

Toepassingsgebied

  • 1. 
    De steun van de Unie wordt toegespitst op het volgende:
 

a)

ondersteuning en versterking, in overeenstemming met de algemene democratische cyclus, van de participerende en representatieve democratie met inbegrip van de parlementaire democratie, en de democratiseringsprocessen, voornamelijk via de organisaties van het maatschappelijk middenveld op plaatselijk, nationaal en internationaal niveau, onder meer door:

 

i)

het bevorderen van de vrijheid van vereniging en vergadering, onbelemmerd verkeer van personen, vrijheid van mening en van meningsuiting, met inbegrip van politieke, artistieke en culturele uitingen, onbelemmerde toegang tot informatie, persvrijheid en onafhankelijke, pluralistische, zowel klassieke als op ICT-gebaseerde, media, vrij gebruik van het internet en maatregelen ter bestrijding van administratieve belemmeringen voor het uitoefenen van deze vrijheden, onder meer de bestrijding van censuur, in het bijzonder via de vaststelling en uitvoering van desbetreffende wetgeving;

 

ii)

het versterken van de rechtsstaat, bevorderen van de onafhankelijkheid van de rechterlijke en de wetgevende macht, aanmoedigen en evalueren van justitiële en institutionele hervormingen en de uitvoering ervan, en het bevorderen van toegang tot de rechter; het steunen van nationale mensenrechteninstellingen;

 

iii)

het bevorderen en versterken van het Internationale Strafhof, internationale gelegenheidstribunalen en de processen van overgangsjustitie en waarheids- en verzoeningsmechanismen;

 

iv)

het ondersteunen van de transitie naar democratie en hervormingen voor het bewerkstelligen van effectieve en transparante democratische en binnenlandse verantwoording en effectief en transparant democratisch en binnenlands toezicht, onder meer in de sectoren veiligheid en justitie, en het verscherpen van maatregelen tegen corruptie;

 

v)

het bevorderen van politiek pluralisme en democratische politieke vertegenwoordiging, en het stimuleren van de politieke participatie van vrouwen en mannen, met name leden van gemarginaliseerde en kwetsbare groepen, als kiezers en als kandidaten, in democratische hervormingsprocessen op lokaal, regionaal en nationaal niveau;

 

vi)

het verstevigen van de lokale democratie door te zorgen voor een betere samenwerking tussen organisaties van het maatschappelijk middenveld en de lokale autoriteiten en zodoende de politieke vertegenwoordiging op het niveau dat het dichtst bij de burger staat, te versterken;

 

vii)

het stimuleren van de gelijkwaardige participatie van vrouwen en mannen in de maatschappij, de economie en de politiek, en het ondersteunen van de gelijkheid van vrouwen en mannen, van de participatie van vrouwen in besluitvormingsprocessen en de politieke vertegenwoordiging van vrouwen, met name in processen van politieke transitie, democratisering en staatsopbouw;

 

viii)

het stimuleren van de gelijkwaardige participatie van mensen met een handicap in de maatschappij, de economie en de politiek, onder meer via maatregelen die de uitoefening van de desbetreffende vrijheden faciliteren, en het ondersteunen van gelijke kansen, non-discriminatie en politieke vertegenwoordiging;

 

ix)

het ondersteunen van maatregelen om vreedzame verzoening tussen geledingen van een samenleving te vergemakkelijken, waaronder steun voor vertrouwenwekkende maatregelen met betrekking tot mensenrechten en democratisering;

 

b)

bevordering en bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden zoals afgekondigd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de VN en andere internationale en regionale instrumenten op het gebied van burgerrechten en politieke, economische, sociale en culturele rechten, voornamelijk via organisaties van het maatschappelijk middenveld, onder meer op de volgende terreinen:

 

i)

afschaffing van de doodstraf en het instellen van moratoria met het oog daarop, en, waar de doodstraf nog bestaat, pleitbezorging voor de afschaffing ervan en inachtneming van internationale minimumnormen;

 

ii)

de voorkoming van foltering, mishandeling en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, alsmede gedwongen verdwijningen, en de rehabilitatie van de slachtoffers van foltering;

 

iii)

het verlenen van ondersteuning, bescherming en bijstand aan mensenrechtenverdedigers, met inbegrip van het reageren op hun dringende behoeften aan bescherming, in de zin van artikel 1 van de VN-Verklaring over mensenrechtenverdedigers; deze doelstellingen, met inbegrip van bijstand op langere termijn en toegang tot opvang, kunnen onder een mechanisme voor mensenrechtenverdedigers vallen;

 

iv)

de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie op welke grond ook, zoals geslacht, ras, huidskleur, kaste, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere overtuiging, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd, seksuele gerichtheid of genderidentiteit;

 

v)

de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst of overtuiging, inclusief via maatregelen voor het uitbannen van alle vormen van haat, onverdraagzaamheid en discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging en via het aanmoedigen van verdraagzaamheid en de eerbiediging van religieuze en culturele diversiteit binnen en tussen samenlevingen;

 

vi)

de rechten van inheemse volken, als afgekondigd in de VN-Verklaring over de rechten van inheemse volken, onder meer door te wijzen op het belang van hun betrokkenheid bij de ontwikkeling van projecten die hen aangaan, en door steun te verlenen om hun interactie met, en deelname aan, internationale mechanismen te faciliteren;

 

vii)

de rechten van personen die tot nationale, etnische, godsdienstige of taalkundige minderheden behoren, als afgekondigd in de VN-Verklaring over de rechten van personen behorend tot nationale of etnische, religieuze en taalkundige minderheden;

 

viii)

de rechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI), met inbegrip van maatregelen om homoseksualiteit te depenaliseren, homofoob en transfoob geweld en de vervolging van homo- en transseksuelen te bestrijden, en de vrijheid van vergadering, vereniging en meningsuiting van LGBTI te bevorderen;

 

ix)

vrouwenrechten, zoals vervat in het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het facultatieve protocol daarbij, waaronder maatregelen ter bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes, in het bijzonder genitale verminking, gedwongen en gearrangeerde huwelijken, „eerwraak”, huiselijk en seksueel geweld, en vrouwen- en meisjeshandel;

 

x)

de rechten van het kind, zoals vervat in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en de facultatieve protocollen daarbij, waaronder de strijd tegen kinderarbeid, kinderhandel en kinderprostitutie, en tegen de rekrutering en inzet van kindsoldaten, alsmede de bescherming van kinderen tegen discriminatie ongeacht hun ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst of levensovertuiging, politieke of andere overtuiging, nationale, etnische of sociale afkomst, vermogen, handicap, geboorte of andere status;

 

xi)

de rechten van personen met een handicap, zoals vervat in het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap;

 

xii)

economische, sociale en culturele rechten, daaronder begrepen het recht op een behoorlijke levensstandaard en fundamentele arbeidsnormen;

 

xiii)

maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, met name door de toepassing van de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten, en de vrijheid van ondernemerschap zoals vervat in artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

 

xiv)

onderwijs, opleiding en toezicht op het gebied van mensenrechten en democratie;

 

xv)

ondersteuning voor lokale, regionale, nationale of internationale maatschappelijk organisaties die zich inzetten voor de bescherming, bevordering en verdediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;

 

xvi)

het bevorderen van verbeterde omstandigheden en de inachtneming van de normen in gevangenissen die de menselijke waardigheid en de grondrechten eerbiedigen;

 

c)

versterking van het internationaal kader voor de bescherming van de mensenrechten, justitie, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de rechtsstaat en de democratie en voor de bevordering van het internationaal humanitair recht, met name door middel van:

 

i)

steun voor internationale en regionale instrumenten en organen op het gebied van mensenrechten, justitie, de rechtsstaat en democratie;

 

ii)

bevordering van de samenwerking van het maatschappelijk middenveld met internationale en regionale intergouvernementele organisaties en steun voor de werkzaamheden van het maatschappelijk middenveld, inclusief de capaciteitsopbouw van niet-gouvernementele organisaties, met het oog op de stimulering en controle van de toepassing van internationale en regionale instrumenten op het gebied van mensenrechten, justitie, de rechtsstaat en democratie;

 

iii)

opleiding en verspreiding van informatie over internationaal humanitair recht en ondersteuning voor de handhaving ervan;

 

d)

opbouw van vertrouwen in en versterking van de betrouwbaarheid en de transparantie van democratische verkiezingsprocessen en -organen in alle fasen van de verkiezingscyclus, met name door:

 

i)

de inzet van EU EOMs en andere maatregelen voor de monitoring van verkiezingsprocessen;

 

ii)

bij te dragen aan de ontwikkeling van de verkiezingswaarnemingscapaciteit van binnenlandse organisaties uit het maatschappelijk middenveld op regionaal en lokaal niveau en steun te verlenen aan hun initiatieven om de participatie in en de follow-up van het verkiezingsproces te versterken;

 

iii)

het ondersteunen van maatregelen voor de consequente inpassing van verkiezingsprocessen in de democratische cyclus, het verspreiden van informatie over en het uitvoeren van aanbevelingen van EU EOMs, waarbij met name wordt samengewerkt met organisaties uit het maatschappelijk middenveld alsmede met de desbetreffende overheidsorganen, onder meer parlementen en regeringen, overeenkomstig deze verordening;

 

iv)

de vreedzame afwikkeling van verkiezingsprocessen, de terugdringing van verkiezingsgeweld en de aanvaarding door alle geledingen van de samenleving van geloofwaardige resultaten, te bevorderen.

  • 2. 
    Bij alle in deze verordening genoemde maatregelen wordt, waar van toepassing, rekening gehouden met de beginselen non-discriminatie op welke grond ook, gendermainstreaming, participatie, empowerment, alsmede verantwoordingsplicht, openheid en transparantie.
  • 3. 
    De in deze verordening bedoelde maatregelen worden uitgevoerd op het grondgebied van derde landen of houden rechtstreeks verband met situaties in derde landen of met mondiale of regionale acties.
  • 4. 
    Bij de in deze verordening bedoelde maatregelen wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de crisis- of noodsituatie en van landen of situaties waarin de fundamentele vrijheden ernstig in het gedrang komen, de veiligheid van de mensen het meeste gevaar loopt of mensenrechtenorganisaties en mensenrechtenverdedigers in de moeilijkste omstandigheden moeten werken.

Artikel 3

Coördinatie, samenhang en complementariteit van de steun van de Unie

  • 1. 
    De steun van de Unie uit hoofde van deze verordening is in overeenstemming met het algemene kader van het externe optreden van de Unie, en is complementair met de steun die door andere instrumenten of overeenkomsten voor externe bijstand wordt verstrekt.
  • 2. 
    Teneinde de doeltreffendheid, samenhang en consistentie van het externe optreden van de Unie te verbeteren, streven de Unie en de lidstaten ernaar regelmatig informatie uit te wisselen en in een vroeg stadium van het programmeringsproces overleg te plegen om de complementariteit en samenhang van hun respectieve activiteiten te bevorderen zowel op het niveau van de besluitvorming als ter plaatse. Dit overleg kan leiden tot gezamenlijke programmering en gezamenlijke activiteiten van de Unie en de lidstaten. De Unie raadpleegt ook andere donoren en actoren.
  • 3. 
    De Commissie en de EDEO plegen, al naar gelang het geval, regelmatig overleg en wisselen regelmatig informatie uit met het Europees Parlement.
  • 4. 
    De Unie tracht regelmatig informatie uit te wisselen en overleg te plegen met het maatschappelijk middenveld, op alle niveaus, ook in derde landen. In het bijzonder verstrekt de Unie, wanneer mogelijk en overeenkomstig de betrokken procedures, technische bijstand en ondersteuning in verband met de aanvraagprocedure.

Artikel 4

Algemeen kader voor de programmering en de uitvoering

  • 1. 
    De steun van de Unie uit hoofde van deze verordening wordt uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 236/2014 en door middel van de volgende maatregelen:
 

a)

de in artikel 5 bedoelde strategiedocumenten en, in voorkomend geval, herzieningen daarvan;

 

b)

jaarlijkse actieprogramma's, individuele maatregelen en ondersteunende maatregelen in het kader van de artikelen 2 en 3 van Verordening (EU) nr. 236/2014;

 

c)

bijzondere maatregelen uit hoofde van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 236/2014.

  • 2. 
    In programmeringen of herzieningen van programma's die plaatsvinden na de publicatie van het in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 236/2014 bedoelde tussentijdse evaluatieverslag (het „tussentijdse evaluatieverslag” ) worden de resultaten, bevindingen en conclusies van dat verslag verwerkt.

Artikel 5

Strategiedocumenten

  • 1. 
    In strategiedocumenten wordt de strategie voor de steun van de Unie uit hoofde van deze verordening beschreven, die is gebaseerd op de prioriteiten van de Unie, de internationale situatie en de activiteiten van de belangrijkste partners. De strategiedocumenten sluiten aan bij de algemene doelstellingen, het toepassingsgebied en de beginselen van deze verordening.
  • 2. 
    In de strategiedocumenten worden de gebieden vermeld die tijdens de geldigheidsduur van deze verordening prioritair in aanmerking komen voor financiering door de Unie, alsmede de specifieke doelstellingen, de verwachte resultaten en de prestatie-indicatoren. Ook wordt een indicatieve financiële toewijzing vermeld, zowel in totaal als per prioriteitsgebied, indien nodig in de vorm van een vork.
  • 3. 
    Strategiedocumenten worden goedgekeurd overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) nr. 236/2014. Wanneer significante wijzigingen in de omstandigheden of het beleid zulks vereisen, wordt een strategiedocument overeenkomstig dezelfde procedure bijgewerkt.

Artikel 6

Thematische prioriteiten en bevoegdheidsdelegatie

De specifieke doelstellingen en prioriteiten van de steun van de Unie uit hoofde van deze verordening staan in de bijlage vermeld.

De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in de bijlage opgenomen thematische prioriteiten. Meer in het bijzonder stelt de Commissie na de publicatie van het tussentijdse evaluatieverslag en op basis van de in dat verslag opgenomen aanbevelingen, uiterlijk op 31 maart 2018 een gedelegeerde handeling tot wijziging van de bijlage vast.

Artikel 7

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De in artikel 6 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 6 bedoelde bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor de geldigheidsperiode van deze verordening.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 6 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit vermelde bevoegdheid. Het besluit treedt op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
  • 5. 
    Een overeenkomstig artikel 6 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben medegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 8

Comité

De Commissie wordt bijgestaan door een Comité voor democratie en mensenrechten. Het betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

Artikel 9

Toegang tot documenten

Het Europees Parlement en de Raad hebben, overeenkomstig de toepasselijke voorschriften, toegang tot alle documenten van het EIDHR die van relevant zijn voor de uitoefening van hun controlebevoegdheden, zodat zij deze bevoegdheden met kennis van zaken kunnen uitoefenen.

Artikel 10

Financiële middelen

De financiële middelen voor de uitvoering van deze verordening bedragen 1 332 752 000 EUR voor de periode 2014-2020.

De jaarlijkse kredieten worden door het Europees Parlement en de Raad toegestaan binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader.

Artikel 11

Europese Dienst voor extern optreden

Deze verordening wordt toegepast overeenkomstig Besluit 2010/427/EU.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 11 maart 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    KOURKOULAS
 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 11 december 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 maart 2014.
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1889/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten voor het financieren van extern optreden van de Unie (zie bladzijde 95 van dit Publicatieblad).
  • (9) 
    Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
 

BIJLAGE

Specifieke doelstellingen en prioriteiten van het EIDHR

De strategische oriëntatie van de Unie ter verwezenlijking van het doel van het EIDHR berust op vijf doelstellingen, die in deze bijlage worden beschreven.

 

1.

Doelstelling 1 — Ondersteuning van mensenrechten en mensenrechtenverdedigers in situaties waarin zij het meeste risico lopen

Maatregelen uit hoofde van deze doelstelling zullen gericht zijn op het verlenen van daadwerkelijke steun aan mensenrechtenverdedigers die het meeste risico lopen, en in situaties waarin de fundamentele vrijheden het meest worden bedreigd. Het EIDHR zal onder andere helpen tegemoet te komen aan de dringende behoeften van mensenrechtenverdedigers; verder zal het steun op middellange en op lange termijn verlenen om mensenrechtenverdedigers en het maatschappelijk middenveld in staat te stellen hun werk te doen. Daarbij zal rekening worden gehouden met de huidige, verontrustende tendens om het maatschappelijk middenveld aan banden te leggen.

 

2.

Doelstelling 2 — Ondersteuning van andere prioriteiten van de Unie op het gebied van de mensenrechten

Maatregelen uit hoofde van deze doelstelling zullen in de eerste plaats gericht zijn op het ondersteunen van activiteiten waarbij de Unie een meerwaarde biedt of waarvoor zij zich specifiek thematisch inzet (bijvoorbeeld de huidige en toekomstige Unierichtsnoeren op het gebied van mensenrechten die door de Raad zijn, c.q. worden vastgesteld of de door het Europees Parlement aangenomen resoluties), overeenkomstig artikel 2. De maatregelen zullen stroken met de prioriteiten van het strategisch kader van de EU en het actieplan inzake mensenrechten en democratie.

Maatregelen uit hoofde van deze doelstelling zullen onder andere dienen ter ondersteuning van de menselijke waardigheid (in het bijzonder de strijd tegen de doodstraf, foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing); economische, sociale en culturele rechten; strijd tegen straffeloosheid; strijd tegen elke vorm van discriminatie; rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Er zal voorts aandacht worden geschonken aan opkomende kwesties op het gebied van de mensenrechten.

 

3.

Doelstelling 3 — Ondersteuning van democratie

Maatregelen uit hoofde van deze doelstelling zullen dienen ter ondersteuning van actoren in derde landen die op vreedzame wijze opkomen voor de democratie, met de bedoeling een participerende en vertegenwoordigende democratie, transparantie en verantwoordingsplicht te bevorderen. De maatregelen zullen gericht zijn op het consolideren van politieke participatie en vertegenwoordiging, en het opkomen voor de democratie.

Alle aspecten van democratisering zullen daarbij aan bod komen, bijvoorbeeld de rechtsstaat en het bevorderen en beschermen van burgerrechten en politieke rechten zoals de vrijheid van meningsuiting (online en offline), de vrijheid van vergadering en vereniging. Dit houdt ook in dat actief zal worden deelgenomen aan het debat dat zich thans ontwikkelt over methoden om de democratie te ondersteunen.

Voor zover van toepassing, zal bij de maatregelen rekening worden gehouden met de aanbevelingen van de EU EOMs.

 

4.

Doelstelling 4 — EU EOMs

Maatregelen uit hoofde van deze doelstelling zullen toegespitst zijn op verkiezingswaarneming, die bijdraagt tot meer transparantie en meer vertrouwen in het verkiezingsproces, als onderdeel van de meer algemene bevordering en ondersteuning van democratische processen zoals beschreven in doelstelling 3.

Grootschalige EU EOMs genieten algemene waardering als ’vlaggenschipprojecten’ in het kader van het externe optreden van de Unie, en blijven de belangrijkste vorm van actie binnen deze doelstelling.

Zij zijn het beste instrument om verkiezingsprocessen met kennis van zaken te kunnen beoordelen en aanbevelingen te kunnen formuleren voor de verdere verbetering van deze processen in het kader van de samenwerking en politieke dialoog van de Unie met derde landen. Meer in het bijzonder zullen in het kader van de bilaterale programmering en projecten van het EIDHR complementaire maatregelen worden uitgewerkt om deze aanpak, die alle fasen van de verkiezingscyclus — met inbegrip van follow-upmaatregelen — omvat, verder uit te bouwen.

 

5.

Doelstelling 5 — Steun voor specifieke belangrijke actoren en processen, waaronder internationale en regionale instrumenten en mechanismen voor de mensenrechten

Het algemene doel is, het internationale en regionale raamwerk voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten, justitie en de rechtsstaat, en de democratie te versterken, in overeenstemming met de beleidsprioriteiten van de Unie.

Maatregelen uit hoofde van deze doelstelling zullen onder meer activiteiten omvatten ter ondersteuning van de bijdrage van het lokale maatschappelijk middenveld aan de mensenrechtendialogen van de EU (in overeenstemming met de desbetreffende Unierichtsnoeren), alsook van de ontwikkeling en uitvoering van internationale en regionale mensenrechteninstrumenten en -mechanismen en van internationale strafrechtinstrumenten en -mechanismen, bijvoorbeeld het Internationaal Strafhof. Er zal speciale aandacht worden geschonken aan het bevorderen en monitoren van deze mechanismen door het maatschappelijk middenveld.

 

Verklaring van de Europese Commissie over de strategische dialoog met het Europees Parlement (1)

Op basis van artikel 14 VEU zal de Europese Commissie een strategische dialoog aangaan met het Europees Parlement voorafgaand aan de programmering van Verordening (EU) nr. 235/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten in de wereld en na, voor zover dienstig, initieel overleg met de relevante begunstigden ervan. De Europese Commissie zal het Europees Parlement de relevante beschikbare documenten over de programmering presenteren met indicatieve toewijzingen per land of regio, en binnen een land of regio, met prioriteiten, mogelijke resultaten en indicatieve toewijzingen per prioriteit voor de geografische programma's, alsook de keuze van steunmodaliteiten (2). De Europese Commissie zal het Europees Parlement de relevante beschikbare documenten over de programmering presenteren met thematische prioriteiten, mogelijke resultaten, de keuze van steunmodaliteiten (2), en financiële toewijzingen voor dergelijke prioriteiten waarin de thematische programma's voorzien. De Europese Commissie zal rekening houden met het standpunt van het Europees Parlement op dit punt.

De Europese Commissie zal een strategische dialoog aangaan met het Europees Parlement ter voorbereiding van de tussentijdse evaluatie en vóór elke belangrijke wijziging van de programmeringsdocumenten tijdens de looptijd van deze verordening.

De Europese Commissie zal, indien het Europees Parlement daarom verzoekt, verklaren waar in de programmeringsdocumenten met de opmerkingen van het Europees Parlement rekening is gehouden en alle verdere uitleg verstrekken over de uitkomsten van de strategische dialoog.

 

  • (1) 
    De Europese Commissie wordt vertegenwoordigd op het niveau van de bevoegde commissaris.
  • (2) 
    Indien van toepassing.
 

Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over verkiezingswaarnemingsmissies

Het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie onderstrepen de belangrijke bijdrage van de verkiezingswaarnemingsmissies van de Europese Unie voor het buitenlandse beleid van de Unie ter ondersteuning van de democratie in de partnerlanden. De verkiezingswaarnemingsmissies van de Europese Unie dragen bij tot grotere transparantie van en meer vertrouwen in verkiezingsprocedures en bieden een geïnformeerde evaluatie van verkiezingsprocedures alsook aanbevelingen voor verdere verbetering ervan, in de context van de samenwerking en de politieke dialoog van de Unie met de partnerlanden. In dit verband komen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie overeen om tot 25 % van de middelen over de periode 2014-2020 van Verordening (EU) nr. 235/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten in de wereld te besteden aan de financiering van de verkiezingswaarnemingsmissies van de Europese Unie, afhankelijk van de jaarlijkse verkiezingsprioriteiten.

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.