Opinie Clingendael 'Europarlement is geen parlement'
Adriaan Schout, senior research fellow at Clingendael Institute
Voor het Europees Parlement is het problematisch om democratisch toezicht op de EU uit te oefenen.
In dit Europese verkiezingsjaar mokt de Europese bevolking harder dan ooit. Er spelen minstens twee paradoxen. Ten eerste lijkt het draagvlak met dezelfde snelheid af te brokkelen als de Europese integratie doorstoomt richting een economische unie. Ten tweede is het de torenhoge ambitie van het Europese Parlement (EP) om een Europese regering (de Europese Commissie) te kiezen, terwijl de bevolking zich afwendt van een federaal Europa met een Europese regering gecontroleerd door het Europese Parlement. Het EP hoopt eindelijk een 'normaal' parlement te worden dat een regering aanstelt.
Federaal versus nationaal
Terwijl de EP-verkiezingen van mei worden voorbereid en kandidaten zich warmlopen voor de strijd om het 'presidentschap' van de Commissie, denken nationale parlementen en regeringen juist na over hoe democratische controle nationaal te houden. Van nationale parlementen kan echter niet veel worden verwacht. Kamerleden missen tijd, overzicht over wat in andere landen speelt en politieke prikkels om de EU te controleren (O&D, 21 januari). Reacties op deze stelling waren dat we dus het EP moeten omarmen.
Helaas is ook het democratisch toezicht van het EP beperkt. Natuurlijk zijn er de twijfels of er wel een Europese 'demos' is; daarover is al genoeg geschreven. Het functioneren van het EP zelf is ook debet aan de reputatie van de Europese democratie. Een probleem is het anonieme karakter van het EP. Dit jaar hoopt het EP gezicht te krijgen door de Europese partijen met 'superkandidaten' te laten komen.
Wie kent de superkandidaten?
Zo hebben de socialisten Martin Schulz i aangewezen, de liberalen zetten in op Guy Verhofstadt i en de Groenen hebben een lijsttrekkersduo gepresenteerd. Maar u stemt straks niet op een Europese lijst en dus niet op deze mensen. U stemt gewoon op de Nederlandse kandidaten en die vallen amper op binnen hun Europese politieke families. Misschien zitten er straks 4 PvdA-Europarlementariërs tussen de 225 Europese socialisten.
Er zullen een paar lijsttrekkersdebatten komen, maar het is de vraag of dat tot een persoonlijke binding zal leiden. Waarschijnlijk zullen weinig burgers kijken, want de lijsttrekkers zullen in een potpourri van talen debatteren met simultane vertaling. Ga er maar voor zitten.
Ook zijn de politieke families achter de Europese kandidaten weinig aansprekend. Het zijn amorfe clusters van nationale partijen die ook nog voortdurend van samenstelling wisselen. Een echte VVD'er zal zich minder prettig voelen bij het Europese 'ALDE' en een CDA'er weet misschien niet eens dat de Europese tegenhanger 'EVP' heet of dat het onchristelijke Forza Italia ook in de EVP zit.
Daarbij, politieke partijen kunnen geen programma's aanbieden die verder gaan dan algemene intenties, omdat de Europese Commissie het initiatiefrecht heeft en de agenda bepaalt. Verder zijn de Europese families zo divers dat achter mooie woorden over werk en groei al snel enorme conflicten schuilgaan. Nationale partijen en de Europese politieke families kunnen dus niet veel concreets beloven in de campagnes.
Politieke besluitvorming in Brussel
Een tweede probleem is het welhaast ambtelijke karakter van het EP. De bureaucratische manier van opereren beperkt het zicht op de politieke debatten die worden gevoerd. Een voorwaarde voor erkenning is juist dat het EP politiek spektakel biedt door verschillen tussen - linkse of rechtse - politieke partijen uit te spelen. De vraag moet worden gesteld hoe het werk van het EP inzichtelijk en toegankelijk kan worden gemaakt.
De politieke besluitvorming in Brussel draagt niet bij aan politiek vuurwerk met zijn eerste en tweede 'lezingen' (hoe saai kun je politieke gevechten tussen de regeringen in de Raad en de politici in het EP omschrijven?). Ook de organisatie van de politieke tegenstellingen in het EP is niet gericht op het scherpslijpen van politieke keuzen. De procedures in het EP zijn gericht op het gladstrijken van verschillen om zo een vuist te maken richting de lidstaten in de Raad. Hiertoe werkt het EP met 'rapporteurs'.
Hun werk lijkt in veel dossiers meer op de ambtelijke coördinatie tussen ministeries dan op het optreden van matadors in de openbare politieke arena's. De meeste stellingnames van het EP worden vastgesteld in grotendeels informele of besloten overleggen (voor de ingevoerden: in de 'eerste lezing'). Niet de gevechten binnen het EP, maar die tussen EP en lidstaten krijgen zo de aandacht. Individuele politieke groepen profileren zich daarmee amper.
Grijze pro-Europese houding
Als laatste wordt het overgrote deel van het EP getypeerd door een grijze pro-Europese houding. In nationale parlementen staan grosso modo links-rechts-tegenstellingen centraal. In het EP is die tegenstelling minder duidelijk. In de onderhandelingen over het EU-budget bijvoorbeeld gaat het vooral over het EP dat meer wil en de lidstaten in de Raad die willen bezuinigen. Zicht op de politieke debatten binnen het EP lijdt onder het doel om de Raad te bevechten.
Democratisch sex-appeal
De nationale parlementen hebben moeite de EU te controleren en het EP heeft zich niet ontwikkeld tot herkenbare politieke arena. Het doet erg veel goed werk, maar het komt niet over. Het gebrek aan Europees democratisch sexappeal ligt ook aan het EP zelf, omdat het zich heeft laten vangen in procedures en achterkamers.
Dit artikel is op 8 februari 2014 verschenen in de Volkskrant.