Opinie Clingendael: Frankrijk voor het blok
Lodewijk Casteleijn, Senior Visiting Research Fellow at the Clingendael Institute
In de Internationale Spectator van september vraagt Sam Rozemond zich af hoeveel troeven Frankrijk nog heeft in de Europese machtsverhoudingen. Hij is bepaald somber over het Franse gewicht in de relatie met Duitsland, over de veerkracht van de economie en de culturele aantrekkingskracht van Frankrijk. Kortom, weinig Azen voor president Hollande i.
Met zijn analyse van Frankrijks troeven raakt Rozemond aan een fundamenteel vraagstuk van de Franse politiek: welke rol moet en, belangrijker, kan Frankrijk spelen in de wereld en in Europa? Voorlopig heeft Hollande dit vraagstuk gestald in het Projet 2025.
Eind dit jaar presenteert de president met dit project zijn strategische keuzes voor het komende decennium. Drie grote uitdagingen (défis) moeten het land erbovenop helpen en de Fransen weer elan en vertrouwen geven.
De toon herinnert aan het destijds inspirerende Amerikaanse voorbeeld Le défi americain, dat de journalist Servan-Schreiber zijn landgenoten in 1967 voorhield.
Een van de uitdagingen van nu betreft de politieke, diplomatieke en militaire soevereiniteit van Frankrijk (de andere gaan over de economie en de samenleving) en richt zich op de vraag of het land over tien jaar nog invloedrijk zal zijn op het wereldtoneel.
Hoeksteen van de EU
Gezien de verzwakte positie van Frankrijk is er alle aanleiding de positie van Frankrijk ter discussie te stellen. Het verenigde Duitsland werd na 1990 veruit de sterkste EU-lidstaat. Het slaagde erin de financieel-economische crisis zonder grote kleerscheuren door te komen, met een gezond overheidsbudget en per saldo met enige economische groei.
In Frankrijk zijn daarentegen overheidstekort en staatsschuld te hoog; de hervormingen staan op z'n best nog pas in de startblokken.
Hoe erg is het dat Frankrijk een toontje lager zingt in het Europese koor? Het kan zich schikken in een bescheidener rol; zo gaat dat in de grote wereld. Dat het zo simpel niet ligt, heeft te maken met het karakter van de Europese Unie i.
De Europese integratie is van meet af aan gebaseerd op fundamentele gelijkheid, een machtsevenwicht van Frankrijk en Duitsland. Dat gold bij de vorming van de Europese Gemeenschappen i in de jaren '50 tot in de jaren '90.
Toen kon Frankrijk bewerkstelligen dat de Duitse eenheid gevolgd zou worden door invoering van een Europese munt. De vraag is nu wat Frankrijk kan doen om het wegvallen van de hoeksteen van de EU, de Frans-Duitse gelijkwaardigheid, te compenseren.
Speelruimte voor eigen beleid
De Franse regering staat voor het blok. Zij kan een offensieve koers kiezen als alternatief voor het Duitse beleid door de leiding te nemen van de zuidelijke landen, te stoppen met rigide bezuinigingen en de kaarten te zetten op economische groei.
De kans is echter groot dat Frankrijk zich hierdoor zal isoleren en onder vuur van de commerciële markten zal geraken. Parijs heeft die offensieve koers niet aangedurfd, en dat is begrijpelijk. In Brussel heeft president Sarkozy i zich neergelegd bij de Duitse aanpak van de crisis. En ook Hollande kon op zijn eerste Europese Raad i in juni 2012 niet anders dan zich aansluiten bij de onverstoorbare Duitse lijn.
Door de Europese afspraken over de oplossing van de financieel-economische crisis, in 2012 neergelegd in het Begrotingspact, en de rol daarin voor de Europese Commissie i, verloren de lidstaten veel speelruimte voor eigen beleid. Dat geldt voor de kleinere landen, maar in feite ook voor Italië, Spanje en Frankrijk.
Zo kon het dezer dagen gebeuren dat een Eurocommissaris i Parijs kapittelde over het te hoge belastingniveau, iets dat tot voor kort ondenkbaar was. Frankrijk bevindt zich in dit opzicht in een heel andere positie dan het Verenigd Koninkrijk. Dat heeft vergelijkbare financieel-economische problemen, maar kan volhouden daar home-made Britse oplossingen voor te hebben.
Constructieve rol
Ervan uitgaand dat Merkel-3 koers houdt, is al met al de kans groter dat Parijs ervoor zal blijven kiezen zich op financieel-economisch terrein in de Duits-Europese lijn te voegen. Zij het met eigen accenten wat betreft economische groei en sociaal beleid.
Maar Frankrijk kan het gezien zijn buitenlandpolitieke traditie daarbij niet laten. Orde op financieel-economische zaken stellen is onvermijdelijk maar onvoldoende. Het zal zoeken naar een nieuw Europees beleid dat het evenwicht in de Europese Unie herstelt en de Franse positie politiek markeert.
Mogelijkheden voor Frans leiderschap lijken zich vooral voor te doen op internationaal-politiek en militair terrein, gebieden waarop Duitsland uiterst terughoudend is en voorlopig zal blijven. De afgelopen jaren hebben we al voorbeelden gezien van Frans optreden in de Europese voorhoede.
Sarkozy speelde in de zomer van 2008 als voorzitter van de EU een zeer alerte en constructieve rol bij de oorlog tussen Georgië en Rusland. In 2011 begon Frankrijk weloverwogen, samen met Engeland, de luchtaanvallen op Libië; Duitsland deed niet mee. Begin 2013 voerde Frankrijk een doeltreffende militaire operatie uit in Mali, waardoor dat land een nieuw begin kon maken.
In het verlengde hiervan zou Parijs het initiatief kunnen nemen tot intensivering van het externe optreden van de EU en het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid. Ook kan Frankrijk de banden op dit terrein met het Verenigd Koninkrijk aanhalen. In 2010 hebben Frankrijk en Engeland al belangrijke Defensieverdragen gesloten voor intensieve militaire samenwerking. Die zouden de grondslag kunnen vormen voor verdergaande bilaterale en Europese samenwerking.
Nationalistische tooi
Het interessante is natuurlijk dat de Duitse regering zich evenzeer bewust is van de Franse zwakte. Het spiegelbeeld van de Franse positie is de manier waarop Duitsland zijn leidende rol in de Europese Unie zal spelen.
Timothy Garton Ash spreekt in dit verband in het zomernummer van de New York Review of Books zelfs van ‘de nieuwe Duitse kwestie’. Hij veronderstelt dat die met ieders hulp niet uit de hand hoeft te lopen. Duitsland kan en wil niet de exclusieve leider van de EU worden. Het zal de financieel-economische koers met duidelijkheid en kracht voortzetten, op andere terreinen echter met uiterste behoedzaamheid opereren.
Nu zijn de andere lidstaten niet erg geneigd Frankrijk die ruimte te laten vullen. Misschien moeten we dus blijven leven met het verbrokkelde en improviserende externe optreden van Europa. Maar Le défi français en ‘de nieuwe Duitse kwestie’ kunnen ook een nieuw evenwicht tussen de hoofdrolspelers van de Europese samenwerking opleveren, als de andere landen hun aandeel leveren.
De grootste uitdaging is de Franse buitenlandse politiek te ontdoen van haar nationalistische tooi. Kan Hollande met zijn Projet 2025 breken met de Gaullistische traditie? Wat van hem wordt gevraagd is internationaal optreden in Europees verband en in sobere stijl; een beetje à la Merkel dus.