Opinie Clingendael: ‘De onderbelichte beoordelingsfactoren voor Barroso’
Adriaan Schout, Senior Research Fellow / Coordinator Europe at the Clingendael Institute
Na tien jaar de scepter over de Europese Commissie i gezwaaid te hebben, geeft José Manuel Barroso i volgend jaar het voorzittersstokje over. Dit noopt tot een beoordeling om lessen te trekken over de staat van de unie, over de huidige positie van de Europese Commissie en over het profiel van zijn opvolger.
Waar hij na zijn eerste termijn (2004-2009) hier en daar nog op gematigd positieve beoordelingen kan rekenen, is de kritiek doorgaans hard in zijn door de crisis getekende tweede termijn. Recentelijk ventileren Europarlementariërs hun negatieve mening op EUForum. Bas Eickhout i noemt hem “een grijze muis die dolende is in de EU” en Gerben-Jan Gerbrandy i verwijt hem partijdigheid waarbij grote lidstaten en de daaruit afkomstige eurocommissarissen voorgetrokken worden. Daarbij betreft veelgehoorde kritiek zijn gebrek aan visie en beleidsinitiatieven. Deze kritiek is terecht want Barroso heeft veel problemen in de EU onvoldoende aan de aandacht gebracht, neem bijvoorbeeld de onwerkbare situatie met 28 commissarissen. Desalniettemin moet de vraag gesteld worden of de brede kritiek volledig terecht is.
Een aantal onderbelichte aspecten spelen een rol bij de beoordeling van Barroso. Ten eerste is zijn termijn nog niet helemaal ten einde en kan hij zijn erfenis op het laatste moment nog enigszins een positievere draai proberen te geven. Hij kan een paar laatste initiatieven proberen uit te werken zoals het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor banken, of misschien komt hij nog met een strategie voor institutionele verhoudingen. Bovendien zal veel afhangen van zijn opvolger. Als dat een sterk figuur is die een en ander kan bereiken binnen de ruimte die Barroso geschapen heeft, kan dat tot op bepaalde hoogte ook als een overwinning voor Barroso gezien worden. Deze periode wordt gekenmerkt door kritiek van too little too late, maar als je alles overziet is er de afgelopen vijf jaar toch veel gebeurd op het gebied van economic governance.
Ten tweede zijn de prestaties van Barroso niet los te zien van de periode waarin hij opereerde. Het is onmogelijk om vast te stellen, en bovendien te betwijfelen, of een commissievoorzitter zoals Delors in een economische crisis van dit kaliber zijn mouwen had opgestroopt en het initiatief meer naar zich toe had getrokken dan Barroso. In deze periode van de neergaande conjunctuur zijn lidstaten bovendien buitengewoon wantrouwig ten opzichte van de Commissie. Weinig wat de Commissie voortbrengt is in dank afgenomen, vanwege allerlei factoren variërend van conserverende economische belangen tot pragmatische overwegingen gezien verkiezingen. Een voorbeeld is hoe Duitsland en Groot-Brittannië omspringen met de commissievoorstellen voor de bankenunie i.
Ook Nederland heeft haar sceptische steentje bijgedragen, wat het de Europese Commissie niet heeft vergemakkelijkt. Bijvoorbeeld heeft het samen met Duitsland weten te voorkomen dat het Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit i (EFSF) gelieerd is aan de Commissie. In plaats daarvan is het in Luxemburg ondergebracht onder leiding van de Duitser Klaus Regling. Opvallend is de term ‘faciliteit’ in plaats van fonds, het laatste zou in Nederlandse ogen te veel Europese integratie betekenen. Ook wil Nederland de Commissie minder belangrijk maken in de afhandeling van de probleemlanden door in te zetten op het IMF i.
Ten derde is het belangrijk op te merken dat lidstaten belangrijke economische maatregelen als hoge politiek beschouwen, waardoor Barroso bij voorbaat aan de zijlijn is komen te staan omdat regeringsleiders zelf het heft in handen willen houden. Het valt te betwisten of Barroso af te rekenen is op beleid waarover knopen zijn doorgehakt door regeringsleiders, bijvoorbeeld tijdens het Frans-Duitse onderonsjes in Deauville. Ook typerend is dat voorzitter van de Europese Raad Van Rompuy in 2010 is aangesteld als hoofd van een werkgroep Economic Governance.
Deze aspecten bemoeilijken de beoordeling van Barroso. Ondertussen is het makkelijk om hem als boksbal te gebruiken, omdat hij wel de klappen kan vangen als indirecte verkozen voorzitter. Daarom kunnen lidstaten hem gebruiken als bliksemafleider voor de eigen koudwatervrees. Mensen zullen derhalve kritiek op Barroso blijven hebben, maar onvoldoende wordt rekening gehouden met de moeilijke omstandigheden waaronder hij opereerde. Bovendien is het onmogelijk vast te stellen hoe iemand anders het zou hebben gedaan, zonder nog hoger oplopende Europese ruzies. Veel kritiek op Barroso is terecht, maar de context waarin hij heeft moeten opereren mag absoluut niet uit het oog verloren worden.