Opinie Clingendael: Een euroregering tenzij Nederland ingrijpt
Door Adriaan Schout, deputy director Research en hoofd Europa bij Instituut Clingendael
In Nederland denken we dat de euro is bedacht om de Europese interne markt te versterken. Handel zou goedkoper worden omdat omwisselkosten en valutarisico’s zouden komen te vervallen. Juist Nederland zou met zijn open economie profiteren. Omdat marktwerking het doel is, zal de steun van de Europese Centrale Bank i (ECB) aan banken en markten uiteindelijk niet meer nodig zijn en kan de ECB weer terugvallen op haar oude, beperkte taak van inflatiebestrijding.
Maar het kan ook zijn dat de euro de vrije markt juist onderdrukt doordat de wisselkoersen zijn uitgeschakeld. Als je één belangrijke factor uitschakelt, moet je andere marktkrachten ook reguleren.
De man achter de euro, de latere voorzitter van de Europese Commissie, Jacques Delors i, was in de jaren tachtig minister van Financiën onder de Franse president Mitterrand die een ambitieus socialistisch experiment begon, dat onvermijdelijk mislukte omdat schulden en betalingsbalanstekorten opliepen. Speculaties tegen de franc dwongen Delors weldra tot bezuinigen. Hij vond dat monetaire integratie binnen Europa nodig was omdat nationaal beleid anders altijd zou stuklopen op betalingsbalansproblemen. Sociaal-economisch beleid werkt alleen als het wordt gecoördineerd met buurlanden. Ook zijn Belgische collega en medestichter van de euro,
Philippe Maystadt presenteerde de euro als verweer tegen het ‘Angelsaksische’ marktmodel. Door deze bril beperken wisselkoersen de kracht van overheden en wordt de financiële sector bevolkt door criminelen (‘speculanten’).
Nu de euro de wisselkoersen heeft vastgelegd, spreken de opvolgers van Delors en Maystadt over het (tijdelijk) beteugelen van andere marktprocessen en over coördinatie van economisch beleid tussen lidstaten. Want om met vaste wisselkoersen aantasting van sociale verworvenheden te voorkomen moet sociale wetgeving worden geharmoniseerd.
De Europese Commissie streeft naar een Europese regering met een hoger EU-budget en bepleit controle op het economisch beleid in lidstaten. Niet alleen om ontsporing van landen te voorkomen, maar ook om te zorgen dat beleid in gezonde landen ten goede komt aan de hele EU. Zo rolt de sneeuwbal van vaste wisselkoersen verder naar politieke integratie: meer coördinatie vraagt dan om een sterkere rol van het Europees Parlement en om een politiekere rol van de ECB. Die steunt verliesgevende banken en komt nu met suggesties om werkgelegenheid als politiek doel op te nemen. Zelfs de Europese Investeringsbank is inmiddels gevraagd om meer risico’s te nemen in werkgelegenheidsprojecten ten koste van haar triple-A status.
Ook het voorstel van de PvdA tot sociale minimumnormen om tijdelijke klappen op te vangen hoort bij de vaste wisselkoersen en de goedbedoelde reguleringsdruk die inherent is aan de euro. Het fixeren van wisselkoersen jaagt de werkloosheid juist aan omdat de economie zich dan via werkloosheid of via loonsverlagingen moet aanpassen. De roep om sociale minimumstandaarden kan dan bijna niet uitblijven. Tekortlanden moeten dan welhaast om financiering vragen: als de EU minimumnormen stelt, moet ze ook de financiering regelen.
Zo leidt de euro tot diepere integratie en centralisatie. De Commissie heeft inmiddels extra bevoegdheden en presenteert zich openlijk als economische regering, de ECB heeft haar taken opgerekt, en het Europees Parlement staat in de startblokken om meer invloed op te eisen. Het is de vraag of de enkele nationale parlementariërs die de eurocrisis volgen, zijn opgewassen tegen het Europese intellectuele overwicht in ‘Brussel’. Ook liggen politieke gevaren op de loer. Met het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden buiten de eurozone bestaat het gevaar dat de balans doorslaat tot opvattingen van Zuidelijke landen, die lange tradities hebben in beheersing van markten.
Frankrijk holde al zijn economische en politieke macht uit. Met de sneeuwbaleffecten dreigt de eurozone hetzelfde pad te volgen. Dit kan Nederland extra raken vanwege onze open economie en het kan onze internationale invloed aantasten.
De Nederlandse regering zou het tij kunnen keren door met scenario’s te komen voor het vervolg van de euro en daarover open te debatteren. Is centralisatie door de euro onvermijdelijk? Is een derde weg mogelijk met een balans tussen beide visies op de euro? De afgelopen subsidiariteitstoets van de regering viel tegen maar kan subsidiariteit worden toegepast op Europese instellingen die de euro moeten dragen? Veel tijd is er niet meer: de politieke unie wordt in rap tempo gecreëerd.
Ook moeten economen meer oog krijgen voor de institutionele verhoudingen in de EU. Goedbedoelde pleidooien om de regel van drie procent overheidstekort los te laten tonen geen begrip voor de dreigende sneeuwbaleffecten. Nu eurocommissaris Rehn i Frankrijk meer tijd heeft gegeven, is immers extra (democratisch gelegitimeerd) toezicht nodig om te voorkomen dat Parijs maatregelen vooruitschuift.
We moeten af van het idee dat de euro louter een marktmaker is. Als Nederland de denkkracht in de EU niet mobiliseert wordt de kans rap groter dat de euro leidt tot een eurozone die wij niet willen. Nederland is aan zet; het krijgt de euro die het verdient.