Achtergrond: Voorzitter heeft vrije hand bij benoeming commissie van in- en uitgeleide
DEN HAAG (PDC i) - Bij de discussie over het mogelijk weren van PVV-fractievoorzitter Geert Wilders i uit de commissie van in- en uitgeleide bij de inhuldiging zijn twee zaken van belang. De voorzitter van de Verenigde Vergadering i (Eerste Kamervoorzitter Fred de Graaf i) heeft strikt genomen de vrije hand bij die benoeming. Verder is het aantal precedenten uiteraard beperkt, omdat inhuldigingen vrijwel niet voorkomen.
Het reglement van orde van de Verenigde Vergadering bepaalt (artikel 54): In deze vergaderingen [op Prinsjesdag, bij de inhuldiging] bestaat de taak van de Voorzitter voornamelijk uit het desgewenst benoemen van een commissie van in- en uitgeleide van degene, die de Vergadering zal toespreken, uit het leiden van de Vergadering en het handhaven van de orde.
In 1948 en 1980 bestond de commissie van in- en uitgeleide bij de inhuldiging uit de Tweede Kamervoorzitter en de fractievoorzitters uit beide Kamers, met dien verstande dat in 1948 de communisten ontbraken (velen van hen bleven weg) en dat in 1980 Koekoek (BP) en de PSP-fractievoorzitters afwezig waren. De benoeming in april van een niet uit fractievoorzitters bestaande commissie was dus al opmerkelijk, maar blijkbaar heeft niemand daar opmerkingen over gemaakt.
Formeel kan de Voorzitter ieder lid benoemen. Hij bepaalt de mate waarin rekening wordt gehouden met anciënniteit, politieke verhoudingen, verdeling man/vrouw. De vraag is veeleer waarom is afgeweken van de precedenten uit 1948 en 1980 dan hoe nu precies de commissie van 30 april jl. tot stand is gekomen.