Eerste stap op weg naar Europees bankentoezicht gezet

woensdag 19 december 2012, analyse van Prof.Mr. Aalt Willem Heringa i

De laatste top van 2012 is voorbij. De notitie van Van Rompuy i (in samenwerking met Barroso i, Juncker i en Draghi i), getiteld “Towards a Genuine Economic and Monetary Union” (versie van 5 december 2012), heeft geleid tot een besluit in de Raad om over te gaan tot bankentoezicht door de ECB van de grootste (200) banken in Europa, en een stelsel van toezicht van de overige banken. De Europese Raad voegde daar aan toe dat verder gedacht zal gaan worden over contracten tussen de E(M)U lidstaten en de EU instellingen over economisch beleid.

Het bankentoezicht is daarmee nog niet een compleet model geworden met depositogarantiestelsel en sanctiemechanismes, maar er is nu een eerste stap. Daarover zal de discussie in 2013 verder gaan. Ook zal de discussie verder gevoerd gaan worden over de coördinatie van financieel beleid, en over de noodzaak te zoeken naar democratische legitimiteit en accountability. De nota van Van Rompuy is daarover al wel iets concreter dan de eerdere versies. Het zal zeker nodig zijn dat ook daarover nadere besluiten genomen gaan worden teneinde de andere stappen naar een geïntegreerd financieel kader en een geïntegreerd budgettair kader en geïntegreerd economisch kader te kunnen inbedden in een structuur die past bij democratie en verantwoording. Dat wordt onontkoombaar en kan niet pas gaan volgen als laatste stap in de rij!

Contracten lidstaten - EU

Het belangrijkste uit de Europese Raad is de gedachte van contracten tussen de staten en de EU: deze contracten moeten betrekking hebben op het economische beleid van de lidstaten en de bevordering van de Euro criteria (de 3% en 60%) en op groei en stabiliteit. Het perspectief van de contracten is een sluitstuk van de ontwikkeling zoals die al is ingezet met het European Semester i, het Sixpack i en de Treaty on Stability, Coordination and Governan ice (TSCG). Het laatste verdrag bij voorbeeld rept al van een mechanisme van een ex-ante coordinatie van economische politiek in de lidstaten, zoals dat moet gaan worden vormgegeven. We hebben verder ook al de bevoegdheid voor de Raad om, op voorstel van de Commissie, specifieke aanbevelingen te doen aan lidstaten.

Is daarmee het perspectief van contracten in strijd met de vrijheid van de lid staten om vrijelijk nationale begrotingspolitiek vorm te geven? Ja en nee. Ja, omdat het uiteraard zo is dat met de EMU i en de afspraken in het stabiliteits- en groeipakt er al grenzen werden gesteld aan nationale begrotingen en monetaire politiek. Die afspraken zijn inmiddels juridisch versterkt en van sanctiemechanismen voorzien. Nee, omdat er met de beoogde contracten niet een nieuwe bevoegdheid aan de EU wordt gegeven en de staten partij zijn bij die contracten. De gehoudenheid van de staten om Europese afspraken te volgen, nationale economische politiek te coordineren, de concept begrotingen ex-ante voor te leggen aan de Commissie en dat te doen volgens het tijdpad van het European Semester: deze afspraken zijn er al. Het TSCG voorziet al in een ex ante coordinatie van economische politiek.

De rol van de Nederlandse Grondwet

Is dan nu opeens het moment gekomen om de stelling te verdedigen dat er strijd is met de nationale grondwet op het stuk van het begrotingsrecht, alleen omdat er een systeem van contracten wordt voorgesteld? Het lijkt mij niet. De strijd met art. 105 grondwet had een punt kunnen zijn bij destijds het verdrag van Maastricht i (maar toen werd dat verdrag niet ongrondwettig geacht...), of recent bij de goedkeuring van het TSCG, maar ook in dat verband is niet besloten dat er sprake was van strijd. Dat ex-ante coordinatie van economische politiek ook met contracten zou kunnen gaan worden vormgegeven lijkt mij niet irreëel. En daarmee een sluitstuk van de EMU en het TSCG.

De EMU is een EMU, dat wil zeggen gaat ook over een economische unie en mitsdien ook over convergenties van economisch beleid en over de afwezigheid van economische politiek in de lidstaten die divergeert van de stabiele euro.

De vormgeving van de contractuele arrangementen voor de euro landen en mogelijk ook voor de andere EU lidstaten is uiteraard een lastiger kwestie. Ten aanzien van lidstaten die hulp vragen vanuit EU fondsen zoals het ESM is dat veel eenvoudiger (want al onderdeel van de ‘conditionality’ van de hulp) dan ten aanzien van de “sterkere’ resp. grotere lidstaten. Maar ook daar zijn afspraken en coordinatie uiteraard zeer noodzakelijk. Als te veel eurostaten de triple A rating verliezen , heeft dat gevolgen voor het ESM en dus voor de mogelijkheid leningen aan te gaan voor niet al te hoge rentes. Dat laatste raakt ons allen, en dus raakt de economische politiek van iedere individuele euro lidstaat de andere.

Soevereiniteit

Raakt dit onze soevereiniteit en die van de andere lidstaten? Natuurlijk is dat zo. Maar is dat door het mechanisme van de contractuele arrangementen? Nee, de basis ligt in 1992, en recent in het TSCG (en tal van tussenliggende EU regelgeving en andere besluiten). De weergave dat lidstaten de ‘politieke’ unie van de EU of een federatie worden ‘ingerommeld’ lijkt mij ook erg overtrokken en van een groot complot gehalte. Er is nu eenmaal gebleken dat de euro structuur gebrekkig was en in het licht van de economische crisis versterking behoefde. Daarover zijn velen het eens! Wel nu, dan ligt het voor de hand nu de noodzakelijke reparaties aan te brengen.

Als we terugkijken is er de afgelopen jaren veel gebeurd en ligt het voor de hand de structuren zo te maken dat een herhaling iets minder waarschijnlijk is. De feilen die hebben geleid tot de economische crisis zijn niet zo zeer terug te voeren op te veel Europese besluiten en regels, maar eerder op te weinig, teneinde de nationale politici die de euro criteria negeerden dan wel te weinig toezicht hadden op de banken, dan wel te grote schulden opbouwden en te weinig oog hadden voor competitiviteit, tot handelen te nopen.

Prof. mr. Aalt Willem Heringa i is directeur van het Montesquieu Instituut Maastricht.