Europa in de verkiezingen
Politieke verkiezingsdiscussies zijn pakkende one-liners en snelle statements. Zo ook bij het thema Europa. In debatten ging het om extra hulp aan Griekenland en om de vraag of extra soevereiniteit aan ‘Brussel’ moet worden overgedragen. De Griekse kwestie ligt echter in handen van de troika, en lijkt redelijk beheersbaar ook al zal er wel gesteggeld blijven worden over extra (?) tranches van noodhulp.
De vraag of Nederland daar aan mee wil doen is niet echt een issue; dat zal gebeuren als de troika daartoe adviseert, Duitsland daar voor is en Europa op die manier Griekenland binnen boord houdt.
De vraag over soevereiniteit is veel interessanter. Bij een verkiezingscampagne gaat het er meer om dat een kiezer een algemeen beeld krijgt hoe een partij tegenover Europa staat: positief of uitgesproken negatief, of sceptischer en kritischer. Natuurlijk weten we als kiezer niet precies wat die partij de komende jaren gaat doen op Europese dossiers, maar we kunnen ons dan identificeren met de richting.
Als je naar de richtingen kijkt en die vergelijkt met het referendum van destijds over de Europese grondwet, dan valt op dat de politieke partijen nu realistischer, en deels met meer compassie, over de EU spreken. Als deze verkiezingen al een referendum over Europa zijn, dan lijkt er een zeer ruime pro Europa meerderheid te zijn, met daarbinnen uiteraard verschillen over tempo en intensiteit. Uitgesproken irrealistisch tegen is de PVV.
Sceptischer is de VVD (nu even); maar van haar kiezers zijn de ondernemers sterk pro-Europa en de VVD was de afgelopen jaren hard op de vorm en Euro vriendelijk op de inhoud. De VVD is eigenlijk voor een sterker Europa, zo bewijst de door Rutte bepleite rol van de Europese Commissie ten aanzien van de nationale begroting. De PvdA koerst ook naar meer Europa om op het budgettaire en financiële vlak meer aan controle van de markten te doen. Dat past in de sociaaldemocratische visie.
De SP zet daar ook op, maar komt net als de andere partijen uit op de contradictie dat meer Europa voor al dat toezicht, ook meer bevoegdheden behoeft en eigenlijk ook meer democratische legitimatie. Want meer toezicht op Europees niveau betekent minder macht voor nationale politici. En dat zou dan eigenlijk moeten leiden tot meer Europese democratische legitimatie van het toezicht en versterking van het Europese parlement.
Lastig, lastig dus. De vraag is of de discussie niet te veel als retoriek wordt aangevlogen vanuit de soevereiniteitsdiscussie, in plaats vanuit het perspectief van effectiviteit, democratische legitimatie en parlementaire controle en toezicht op internationale financiële regimes. Maar dan moeten we de eenvoudige one-liners verlaten en dat trekt bij een verkiezingscampagne nu eenmaal geen stemmen.