Politiek: een volwassen bedrijf?
DEN HAAG (PDC i) - ‘Er is niets nieuws onder de zon: de G500 is een partijdig clubje met een specifieke politieke visie’. Met dit standpunt zette Chris Aalberts de toon van het debat Nieuwe generaties in de politieke arena dat op 25 mei plaatsvond in de Centrale Bibliotheek te Den Haag. Na een inleiding verzorgd door Chris Aalberts i (docent en onderzoeker politieke communicatie Erasmus Universiteit/Haagse Hogeschool) , gingen Martijn Hagoort (vertegenwoordiger G500), Pieter Guldemond (wethouder in Delft voor Studenten Techniek in Politiek) Dennis Tak (vice President bij Jonge Socialisten) en Arrie Vis (voorzitter CDJA) met elkaar en met de zaal in debat over de rol van jongeren in de politieke arena. Centraal stond de vraag of jonge mensen meer gehoord moeten worden in de politiek? Zijn de bestaande politieke partijen hiervoor de bedding of zijn ‘partijoverschrijvende’ belangengroepen zoals de G500 nodig om jongeren een stem te geven?
De discussie spitste zich snel toe op de vraag of jongeren wel zo verschillend zijn van volwassenen. De suggestie die jongerenpartijen en belangengroepen zoals de G500 wekken is dat jongeren anders zijn dan volwassenen en ook andere belangen hebben die vertegenwoordigd moeten worden in de politiek. Aalberts maakte gedurende het gastcollege waarmee het debat van start ging korte metten met deze vooronderstelling. ‘Jongeren zijn saai en lijken veel op volwassenen’.
Volgens Hagoort zijn er wel degelijk jongerenbelangen, zoals milieu, sociale zekerheid en onderwijs. Tak stelde voor met CDJA en de G500 een ‘lente-akkoord’ te sluiten over de onderwerpen waar eensgezindheid over is. Vis benadrukte dat CDJA geen belangenvereniging is zoals de G500 dat is. De CDJA heeft volgens Vis de functie om jongeren op te leiden en om het CDA scherp te houden. ‘Wij vertegenwoordigen niet in algemene zin de belangen van jongeren’.
Aalberts verweet de G500 arrogantie: ‘Suggereer niet met grote mond dat je spreekt voor alle jongeren. Jongeren zijn net zo diffuus als volwassenen.' Ook Guldemond vond dat de G500 frisse ideeën moet aandragen maar zich niet moet presenteren als dé belangenbehartiger van jongeren. Hij benadrukte dat de G500 een grote voorsprong heeft op de andere jongerenorganisaties: ‘Sybert zit bij De Wereld Draait Door, en deze publieke zichtbaarheid is wat je nodig hebt in de politiek’. Tak gaf toe jaloers te zijn op de media-aandacht die de G500 heeft en die jongerenorganisaties missen. Hij benadrukte echter ook dat de nieuwigheid en flair er snel vanaf zal zijn.
Vanuit de zaal werden er volop vragen geteld en meningen gegeven. De meerderheid van de aanwezigen was er van overtuigd dat er plaats moet zijn voor de idealen van jongeren in de politiek. ‘Jongeren kunnen als outsiders prikken en stimuleren en frisse ideeën aandragen’. En dat is wat de G500 volgens Hagoort doet: partijoverschrijdend de belangen van jongeren behartigen en de gevestigde orde ‘openbreken’. Tak wees er op dat de G500 hierin nog steeds deel uit maakt van de politieke structuur: ‘de G500 doet eigenlijk het zelfde als de bestaande jongerenorganisaties zoals CDJA en Jonge Socialisten, namelijk voorstellen indienden tijden de partijcongressen.’ Guldemond sloot de bijeenkomst af door de G500 en jongerenorganisaties op te roepen de discussie op te zoeken. ‘Ik hoop op vlammende partijcongressen! Hier komen de beste ideeën uit voort!’