Bescherming mensenrechten of bescherming eigenbelang?
DEN HAAG (PDC i) - ‘De term mensenrechten lijkt de nieuwe benaming voor eigenbelang’. Dit is een van de conclusies die getrokken kon worden naar aanleiding van het symposium ‘’Misplaatste arrogantie of bittere noodzaak: Westerse inmening in de Arabische lente’’, georganiseerd door studentenvereniging Ismus ter ere van het tienjarig lustrum. Het symposium, dat plaatsvond op 25 april in de aula van de Radboud Universiteit i in Nijmegen, werd mede mogelijk gemaakt door het Montesquieu Instituut.
Verschillende sprekers trachtten het antwoord te vinden op de vraag welke motivatie werd gebruikt om Westerse inmenging of niet-inmenging te verantwoorden. Daarvoor schetste hoogleraar Bertjan Verbeek i een beeld over de internationale betrekkingen in het gebied. Hij sprak over het ontstaan, het verloop maar in grote mate ook over de consequenties van de Arabische lente en de actoren die daarin een rol speelden. Maar zo zei hij: ‘realiseer je dat dit een beschouwing is vanuit ons perspectief, zoals wij de situatie vanuit het Westen zien en beoordelen.’ Vanuit dat perspectief is te verklaren dat de politieke houding van lidstaten bepaald wordt door de de belangen die zij in de regio hebben.
Dit eigenbelang werd door ethicus Marcel Becker nog eens benadrukt, door de zaal actief te betrekken bij een zogenaamde 0-meting. Vrijwel alle genoemde argumenten voor Westerse inmenging bleken een zekere mate van eigenbelang te bevatten. Het verdrijven van een dictator en het vestigen van democratie bijvoorbeeld. Het morele argument van inmenging is de zogenaamde ‘responsibility to protect’, de verantwoordelijkheid van het Westen om minderheden te beschermen. De inzet van deze term lijkt echter steeds meer een manier te worden om de poltieke beslissing, het willen hebben van invloed en controle op de regio, te rechtvaardigen. Bescherming van mensenrechten is de boodschap, bescherming van eigenbelang is de intentie.
Wellicht vanuit dit oogpunt was de volgende spreker, Petra Stienen, fel tegen militair ingrijpen in de regio. Stienen, vele jaren werkzaam geweest op Nederlandse ambassades in Egypte en Syrie, ziet de oorzaak van het probleem in het wederzijdse onbegrip. Volgens haar ligt de oplossing in het verbeteren van de onderlinge relaties. De verschillen tussen het Westen en Midden-Oosten zijn van oudsher groot, maar worden wel kleiner. ‘Het is van het grootste belang ons te realiseren dat zij in hun roep om menselijke waardigheid eigenlijk niet zo anders zijn dan wij’. Pas wanneer dat gebeurd zullen de acties van het Westen niet langer gezien worden als ongewenste inmenging, maar als welkome hulp. Esmé Berkhout, actief voor Oxfam Novib, beaamde dit. Ze zei gemerkt te hebben dat lokale hulpgroepen in het Midden-Oosten, hoewel ze de hulp wel kunnen gebruiken, afwijzend staan tegenover relaties met het Westen.
Met twee lezingen van Roel Meijer en Sophie Roborgh, die de gebeurtenissen tijdens de Arabische lente vanuit een wetenschappelijk hoek analyseerden, kwam er aan de interesante dag een einde. Een eenduidig antwoord op de gestelde vraag bleek gezien de complexiteit van de situatie niet mogelijk. Het was zoals Becker al voorspelde: ‘nodig een ethicus uit en iedereen verlaat de zaal met nog meer vragen’.