Betere nazorg ex-gedetineerden

Met dank overgenomen van Staatkundig-Gereformeerde Partij (SGP) i, gepubliceerd op woensdag 26 oktober 2011.

De SGP is blij dat staatssecretaris Teeven de komende jaren meer geld geeft aan organisaties als Ontmoeting en Exodus die hulpen bieden aan ex-gedetineerden. In september heeft Kees van der Staaij aandacht gevraagd voor de tekorten bij deze instellingen, terwijl zij verplicht zijn rechterlijke uitspraken uit te voeren. Recent onderzoek heeft laten zien dat deze organisaties de recidivekansen sterk verminderen.

Ook gaat de staatssecretaris de SGP-motie uitvoeren om bij de bekostiging van vrijwilligersorganisaties die onder gedetineerden werken, zoals Gevangenenzorg Nederland, te letten op de maatschappelijke verankering. Gesubsidieerde instellingen mogen geen veredelde overheidsloketten zijn, maar moeten betrokken zijn bij de maatschappij.

Brief van de staatssecretaris d.d. 26 oktober 2011

Tijdens het Algemeen Overleg van 14 september 2011 over het gevangeniswezen met de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie heb ik toegezegd uw Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over de uitwerking van de motie van der Staaij, de plaatsing van levenslanggestraften op aparte afdelingen, de uitvoering van de kindcheck en over het financieel kader voor de 24-uurs nazorg in 2012.

Uitwerking motie van der Staaij

Met de motie Van der Staaij c.s (Kamerstukken II 2010-2011, 32500 VI, nr.42) wordt de regering verzocht een positieve prikkel in te zetten voor vrijwilligersorganisaties die ook los van overheidssubsidie eigen inkomsten weten te genereren. Hieronder volgt mijn uitwerking van de motie.

Bij het Algemeen Overleg van 14 september jl. heb ik aangegeven dat ik de gedachte achter de motie van de heer Van der Staaij c.s. van harte steun en dat ik graag zie dat vrijwilligersorganisaties zich voor financiering niet alleen richten op de overheid, maar ook op andere maatschappelijke partijen. Zoals ook in de Beleidsvisie Vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing (bijlage bij Kamerstukken II 2009-2010, 24587, nr. 394) wordt verwoord, zijn er immers grenzen aan de subsidiëring door Veiligheid en Justitie. Er zal in toenemende mate een beroep moeten worden gedaan op andere partijen, die actief zijn in het financieren van maatschappelijke doelen, zoals fondsen, loterijen en foundations van grote bedrijven. Verschillende van deze partijen zijn in principe bereid vrijwilligersorganisaties financieel te steunen. Ik wil dan ook graag de vrijwilligersorganisaties stimuleren om additionele financiering te vinden bij maatschappelijke partijen.

Om deze gedachte handen en voeten te geven wil ik door het organiseren van een expertmeeting alle door mij gesubsidieerde vrijwilligersorganisaties die (meer) externe inkomstenbronnen willen aanboren de helpende hand toesteken. Bij deze bijeenkomst zullen workshops worden georganiseerd om de vertegenwoordigers van vrijwilligersorganisaties te trainen in het maken van plannen voor (tijdelijke) projecten die in aanmerking komen voor financiering door bovengenoemde maatschappelijke partijen. De workshops zullen zich onder meer richten op de haalbaarheid en de realisatie van de plannen.

Op dit moment worden er door mijn ministerie gesprekken gevoerd met één van de grotere fondsen, te weten het Oranje Fonds, dat bereid is om samen met het ministerie van Veiligheid en Justitie de expertmeeting te organiseren. Voor vrijwilligersorganisaties die een fors deel van hun inkomsten weten te genereren van maatschappelijke partijen zal ik samen met het Oranje Fonds, dat gespecialiseerd is partijen uit zowel diverse maatschappelijke geledingen als ook de overheid bij elkaar te brengen en met elkaar te verbinden, een financiële bijdrage beschikbaar stellen. Hiermee wil ik de vrijwilligersorganisaties een positieve prikkel geven om eigen inkomsten te verwerven en voer ik de motie uit.

Overigens heb ik met de vrijwilligersorganisaties gesproken over de bovengenoemde aanpak en kan uw Kamer informeren dat hiervoor groot draagvlak is. De aanpak wordt positief ervaren, zowel voor de organisaties die minder ervaring hebben met fondsenwerving als voor de meer ervaren organisaties, die graag ook hun bijdrage leveren aan de expertmeeting.

Stand van zaken plaatsing (levens)langgestraften

Tijdens het Algemeen Overleg van 14 september jl. heb ik aangegeven dat ik het van groot belang vind dat er voor het samenplaatsen van (levens)langgestraften een zorgvuldig advies binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen wordt opgesteld. In dit advies zal een totaalbeeld van de te verwachten positieve en negatieve effecten van samenplaatsing worden geschetst. Door een werkgroep die bestaat uit deskundigen op het gebied van zowel de zorg als de beveiliging wordt op dit moment gekeken naar het noodzakelijke zorg- en beveiligingsniveau per gedetineerde. De werkgroep brengt alle levenslanggestraften in beeld en geeft advies over de plaatsing, de noodzakelijke en gewenste voorzieningen en over het regime van de afdelingen voor (levens)langgestraften. Naar verwachting zijn de adviezen eind van dit jaar afgerond.

Uitvoering kindcheck

Om te voorkomen dat kinderen bij een arrestatie of detentie van de ouder(s) onverzorgd en onbegeleid achterblijven, wordt een zogenoemde kindcheck uitgevoerd. Deze kindcheck bestaat uit een aantal stappen, die in het Protocol Kindcheck staan beschreven en zijn vastgelegd. Verschillende partijen zoals politie, penitentiaire inrichtingen, jeugdzorg en gemeenten zijn betrokken bij de uitvoering van de kindcheck. Mijn ambtgenoot van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport refereert aan dit protocol in haar brief aan uw Kamer op 5 september jl. naar aanleiding van vragen over het verlenen van hulp aan kinderen van gedetineerde ouders (32 500 XVI nr. 162).

Bij de arrestatie van vrouwen controleert de politie of er kinderen aanwezig zijn en zo ja of zij verantwoord opgevangen kunnen worden. In voorkomende gevallen schakelt de politie voorafgaand aan de arrestatie het Bureau Jeugdzorg in. Vrouwen die een kortere vrijheidsstraf moeten ondergaan en zich voor hun detentie moeten melden, ontvangen een brief met daarin uitleg over de instanties waarop een moeder - indien nodig - een beroep kan doen voor de opvang van haar kinderen tijdens de detentie. Daarnaast wordt vanuit de penitentiaire inrichting ruim vóór de datum dat de vrouw zich bij de inrichting moet melden, een brief verzonden aan de contactpersoon Nazorg in de gemeente waar zij woont. De gemeente gaat vervolgens na of de vrouw verantwoordelijk is voor minderjarige kinderen en treft zo nodig maatregelen - zeker als het om een alleenstaande moeder gaat. Bij de aanvang van de detentie vindt tot slot nog een controle plaats. De penitentiaire inrichting meldt immers standaard binnen twee werkdagen na aanvang van de detentie van zowel vrouwen als mannen aan de gemeente dat hij of zij is gedetineerd. De gemeente wordt gevraagd binnen vijf dagen gegevens te verstrekken over onder andere de eventuele verantwoordelijkheid en/of zorg voor kinderen van de gedetineerde.

Voor een zorgvuldige uitvoering van de kindcheck is zoals gezegd samenwerking tussen politie, justitie en zorg noodzakelijk. Ik hecht er veel waarde aan dat kinderen zo min mogelijk schade ondervinden van de detentie van hun ouder. Samen met mijn ambtsgenoot van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek ik op het moment - op basis van opgedane ervaringen tot nog toe- of de uitvoering van de kindcheck plaatsvindt zoals is afgesproken en vastgelegd in het protocol. Als blijkt dat dit niet het geval is, zullen de instanties hierop worden aangesproken.