Nederlanders boeren goed in Oost-Europese landen
'Het kleine meisje van de boerderij', was haar bijnaam, toen de Friese Sieuwke van Ruiten op haar 21e een melkbedrijf begon op de Hongaarse poesta. Acht jaar later krijgt ze veel respect voor haar daadkracht. Waag het niet een glas brandewijn achterover te slaan op haar erf.
Voor veel Nederlandse zuivelproducenten is Oost-Europa een avontuurlijke markt. Gigant FrieslandCampina is er actief. Maar ook kleinschalige melkveehouders, zoals de Friese Sieuwke van Ruiten, genieten er van de ruimte en de lage kosten.
Het is een vertrouwd beeld op het platteland van Hongarije en Roemenië: de vrachtwagens van FrieslandCampina. Het Nederlandse zuivelconcern is sinds 2001 zelfs marktleider in de sector zuivelsnacks: de beroemde Túró Rudi, een room-chocalade-reep waar iedere Hongaar mee opgroeit, komt nu uit de fabriek van het Nederlandse bedrijf.
Meer koeien
'Je kunt hier tegen lagere kosten met meer personeel meer koeien houden', zegt Sieuwke van Ruiten. Enige nadeel is dat buitenlanders in Hongarije geen landbouwgrond mogen kopen. Van Ruiten en andere Nederlandse melkveehouders moeten de grond dus pachten.
Met een jaarlijke melkproductie van 1,7 miljard liter is Hongarije een klein melkland vergeleken met Nederland (naar schatting 13 miljard). Maar er zijn in Hongarije en andere Oost-Europese landen volop kansen, schrijft de Nederlandse onderzoeker Liesbeth de Schutter in een rapport over de zuivelsector.
Gloednieuwe machines
Er zijn tal van grootschalige bedrijven die interessant zijn om over te nemen: 'Kosten liggen er laag en de kwaliteit van de melk is goed.’ Het grote nadeel is de ‘gebrekkige kennisinfrastructuur.' Daarmee kampte de Friese melkveehoudster ook, toen ze haar bedrijf Rock Dairy startte. Ze nam daarom gloednieuwe melkmachines uit Nederland mee.
Met de lokale traditie om 's ochtends eerst een glas palinka (brandewijn) achterover te slaan heeft ze korte metten gemaakt. 'Met een borrel op tussen mijn koeien? Dan vlieg je eruit.'