Onvolmaakte Grondwet
Het is waar de onze Grondwet niet de betekenis heeft die zij verdient, zoals medecolumnist Van den Berg vorige week stelde. Daarvoor zijn uiteraard wel enkele redenen aan te wijzen. Het is bepaald niet zo dat de Grondwet dé spelregels bevat voor ons staatkundig bestel. Over de verhouding tussen parlement en kabinet wordt niets gemeld, de positie en betekenis van politieke partijen komt in de Grondwet niet aan de orde en over hoe een kabinet moet worden samengesteld is niets te vinden. Belangrijke fundamentele burger- en mensenrechten worden evenzeer gewaarborgd door internationale verdragen.
De Grondwet regelt wel erg goed hoe onze koning eventueel tijdelijk kan worden vervangen en moet worden opgevolgd en ook hoe een regent moet worden benoemd. Verder waarborgt de Grondwet dat niet lichtzinnig kan worden besloten dat ons
toch al kleine parlement zo maar nog kleiner kan worden gemaakt of dat de evenredige vertegenwoordiging eenvoudig ter zijde wordt geschoven. Maar daarvan zal de gemiddelde burger niet echt wakker liggen.
Politici waren als de Grondwet 'in de weg' zat bovendien erg creatief bij het bedenken van oplossingen. In 1994 vond de Eerste Kamer dat haar ontbinding na afhandeling van de eerste lezing van de Grondwet erg onhandig was. En dus werd een praktijk van hondervijftig jaar en een advies van de Raad van State uit 1986 ter zijde geschoven en de ontbinding doodleuk een jaar uitgesteld. De wijze waarop de nieuwe Antilliaanse 'landsdelen' (de BES-gemeenten) een rol moeten gaan spelen bij de Eerste Kamerverkiezing is wel geregeld in de Kieswet, maar nog niet in de Grondwet (de Kieswet draagt nu zelfs Grondwetsherziening op!).
Tot de creatieve oplossingen behoort ook de wijze waarop is omgegaan met de procedure voor Grondwetsherziening. Formeel moeten de kiezers zich over veranderingen kunnen uitspreken. Die uitspraak zou, denk je dan, ook direct gevolgen moeten hebben voor de tweede lezing (de kiezersuitspraak zou moeten worden gerespecteerd). Maar de in 2002 gekozen Tweede Kamer werd nog vóór zij de tweede lezing had voltooid - en daar had zij liefst zeven maanden voor gehad - al weer ontbonden. En omdat de kiezersuitspraak in 2002 over de eerste lezing er toch niet toedeed, mocht in 2003 weer een geheel andere Tweede Kamer worden gekozen.
Nu is die creativiteit wel verklaarbaar. Soms lijkt de Grondwet in de weg te zitten. In Nederland kennen we een representatieve en geen (vormen van) directe democratie. Voorstellen om een correctief referendum in te voeren, werden tot nu toe afgewezen. Toch werd in 2005 - met instemming van de Raad van State - een referendum gehouden. Dat was weliswaar 'raadgevend', maar de Staatscommissie-Cals concludeerde al dat dergelijke referenda de fracto beslissend zijn, omdat politici moeilijk de uitkomst naast zich kunnen neerleggen. Prima als we vinden dat referenda nuttig zijn, maar regel het dan wel eerst fatsoenlijk in de Grondwet.
Aan de grootsheid van het werk van Thorbecke in 1848 hoeft weinig afgedaan te worden, maar diens voorstellen voor de herzieningsprocedure waren achteraf gezien toch niet zo werkbaar. Nu wilden de liberalen in 1848 vooral verkomen dat hun 'bouwwerk' korte tijd later weer zou worden afgebroken. Thorbecke c.s. stelden daarom voor na de eerste lezing van een Grondwetsherziening de Kamers te ontbinden, vervolgens een Grondwetgevende vergadering te kiezen die de tweede lezing zou doen en daarna nieuwe Kamers te kiezen. De aparte Grondwetkamer verdween, maar de ontbinding bleef.
In een democratie met politieke partijen en met verkiezingen waarbij kabinetsvorming centraal staat, past het nemen van een beslissing over een specifieke grondwetswijziging echter niet. Als we bij enkele afzonderlijke Grondwetsherziening (bijvoorbeeld over het verlenen van kiesrecht aan wilsonbekwamen in 2006) de Kamer ontbinden, dan wordt de continuïteit van het regeerbeleid wel erg op de proef gesteld.
Maar zelfs als alleen belangrijke wijzigingen (bijvoorbeeld afschaffing van de Eerste Kamer) aan de kiezers worden voorgelegd, dan zijn grote vraagtekens te zetten bij de werkbaarheid. Wat als PvdA, PVV, D66, GroenLinks, SP en PvdD dan een meerderheid halen: moeten zij dan een kabinet vormen en het voorstel in tweede lezing verdedigen? En zouden er dan wel verkiezingen worden gehouden die alleen gaan over de vraag of de Eerste Kamer moet worden afgeschaft? En wat is vervolgens de rol van de Eerste Kamer zelf, die zich - mocht het voorstel een tweederde meerderheid halen in de Tweede Kamer - ook nog eens moet uitspreken. Moet de kiezersuitspraak dan worden gerespecteerd?
Volgens mij moet daar eens over worden nagedacht, want zoals we nu onze Grondwet wijzigen - en net doen alsof de kiezers daar enige rol bij spelen - is inderdaad een farce.