Achtergrond: het begrip 'zonder last en ruggenspraak'

maandag 6 september 2010

CDA-fractievoorzitter Maxime Verhagen i noemde het voorstel van Geert Wilders i om alle CDA-Kamerleden aan steun voor het nieuwe kabinet te binden, strijdig met de Grondwet i. Verhagen sprak in dat verband over het verbod op 'last en ruggenspraak'. Dat is echter een verouderd begrip. Wat staat er wel in de Grondwet?

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

artikel 67 uit 1983

Het mandaat van Kamerleden is geregeld in hoofdstuk 3 (Staten-Generaal) van de Grondwet. Het derde lid van artikel 67 luidt (sinds 1983):

"De leden stemmen zonder last."

Bij de Grondwetsherziening van 1983 werd overwogen dat 'zonder ruggenspraak' ten onrechte de indruk wekte dat Kamerleden niet met hun achterban, partij of anderen mochten overleggen. 'Rugge(n)spraak' werd toen geschrapt.

Het begrip 'zonder last' werd wel gehandhaafd. Het betekent: zonder een bindend mandaat. Ieder Kamerlid is vrij om te stemmen zoals hij zelf wil. Juridisch is binding aan bijvoorbeeld een regeerakkoord niet mogelijk. Dat geldt niet alleen voor tegenstanders in een fractie van zo'n akkoord, maar evenzeer voor degenen die vóór stemmen. Er kan wel sprake zijn van een politiek-morele binding.

2.

Herkomst

De herkomst van dit artikel gaat terug tot de Bataafse tijd i. Al in 1805 stond in de Staatsregeling:

"De Leden der vergadering van Hunne Hoog Mogenden brengen hoofdelijk hunne stem uit, zonder eenigen last te ontvangen van, of ruggespraak te houden met hun Departement. Zij zijn wegens hun gedrag, in de Vergadering van Hun Hoog Mogenden gehouden, aan de Departementale Besturen geene verantwoording schuldig."

In 1848 werd in de Grondwetsherziening opgenomen:

"De leden dezer Kamer stemmen voor zich zelven, en zonder last van, of ruggespraak met de vergadering, door welke zij benoemd zijn."

Deze bepalingen waren een reactie op de staatkundige verhoudingen in de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën (tot 1795).

Die Republiek was een statenbond van zeven zelfstandige gewesten (provincies). De Staten-Generaal i was de vergadering van de afgevaardigden van die zeven gewesten. Die afgevaardigden kregen een bepaalde opdracht (last) mee en zij moesten als bij stemmingen daarvan moest worden afgeweken, eerst overleggen (ruggenspraak houden) met hun eigen gewest.

Sinds 1805 vertegenwoordigen parlementsleden het gehele Nederlandse volk. De woorden 'zonder last of ruggenspraak' gaven daaraan uitdrukking.