Milieu: de Commissie daagt negen lidstaten voor het Hof wegens milieuaansprakelijkheid

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op donderdag 26 juni 2008.

De Europese Commissie i heeft besloten negen lidstaten voor het Europees Hof van Justitie i te dagen omdat zij de EU-richtlijn over aansprakelijkheid voor milieuschade niet in intern recht hebben omgezet. De termijn daarvoor was vastgesteld op 30 april 2007. De negen landen zijn Oostenrijk, België (enkel met betrekking tot het Brussels Gewest), Griekenland, Finland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk.

Milieucommissaris Stavros Dimas i verklaarde: "De richtlijn Milieuaansprakelijkheid gaat uit van het beginsel 'de vervuiler betaalt' en is een van de belangrijkste nieuwe milieuwetten van de EU van de laatste jaren. Meer dan jaar na de termijn is het hoog tijd deze negen lidstaten hem in nationaal recht omzetten, vooral om te zorgen voor de noodzakelijke rechtszekerheid voor exploitanten die activiteiten verrichten welke onder de richtlijn vallen en om ongelijkheden bij de toepassing ervan te vermijden. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen in het geval van schade die meer dan één lidstaat treft."

De richtlijn Milieuaansprakelijkheid creëert een juridisch kader voor milieuaansprakelijkheid op basis van het beginsel 'de vervuiler betaalt’, met de bedoeling milieuschade te voorkomen en te verhelpen. Natuurlijke en rechtspersonen die activiteiten verrichten of controleren die in de richtlijn worden genoemd, zijn strikt aansprakelijk voor de schade die zij door hun activiteiten aan het milieu toebrengen. Milieuschade die onder de richtlijn valt, is schade aan beschermde soorten of natuurlijke habitats, waterorganismen of bodem.

Op 1 juni 2007 heeft de Commissie een eerste schriftelijke aanmaning gestuurd naar 23 lidstaten die de richtlijn op dat ogenblik nog niet hadden omgezet. Veertien daarvan hebben dat sindsdien gedaan.

Juridische procedure

Artikel 226 van het Verdrag verleent de Commissie de bevoegdheid om in rechte op te treden tegen een lidstaat die zijn verplichtingen niet nakomt.

Als de Commissie van oordeel is dat er sprake kan zijn van een inbreuk op EU-wetgeving die de inleiding van een inbreukprocedure rechtvaardigt, stuurt zij een eerste "schriftelijke aanmaning" aan de betrokken lidstaat met het verzoek om tegen een bepaalde datum - meestal binnen twee maanden - opmerkingen in te dienen.

In het licht van het antwoord van de betrokken lidstaat of het ontbreken van een dergelijk antwoord, kan de Commissie besluiten een "met redenen omkleed advies" (tweede en laatste schriftelijke aanmaning) tot de lidstaat te richten. Daarin wordt duidelijk en definitief uiteengezet waarom zij van mening is dat er een inbreuk op de EU-wetgeving is geweest en wordt de lidstaat verzocht om binnen een bepaalde periode, meestal twee maanden, zijn verplichtingen na te komen.

Als de lidstaat geen gevolg geeft aan het met redenen omklede advies, kan de Commissie besluiten de zaak voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie. Als het Hof van Justitie tot het besluit komt dat er sprake is van een inbreuk op het Verdrag, moet de lidstaat die de overtreding heeft begaan alle nodige maatregelen treffen om aan zijn verplichtingen te voldoen.

Artikel 228 van het Verdrag geeft de Commissie de bevoegdheid om op te treden tegen een lidstaat die geen gevolg heeft gegeven aan een eerder arrest van het Europees Hof van Justitie, opnieuw door middel van een eerste schriftelijke aanmaning en daarna een tweede en definitieve schriftelijke aanmaning ("met redenen omkleed advies"). Dit artikel voorziet vervolgens in de mogelijkheid voor de Commissie, het Hof te verzoeken de lidstaat een dwangsom op te leggen.

Nadere informatie:

Voor arresten van het Europees Hof van Justitie, zie:

http://curia.eu.int/en/content/juris/index.htm

Voor nadere informatie over de richtlijn Milieuaansprakelijkheid:

http://ec.europa.eu/environment/liability/index.htm